3.BEROEPSLOOPBAAN (met vermelding van de nevenactiviteiten)
Functie of opdracht
Instelling of werkgever
Van (d/m/j)
Tot (d/m/j)
Hoogleraar tropische en subtropische landbouw en etnobotanie
UGent
01-10-2010
heden
Hoofddocent tropische en subtropische landbouw en etnobotanie
RUG/UGent
01-10-2000
30-09-2010
Docent tropische en subtropische landbouw en etnobotanie
RUG
01-10-1992
30-09-2000
Doctor Assistent (tropische landbouw; diensthoofd: Prof. Dr. ir. F. Pauwels )
RUG
01-01-1992
30-09-1992
Assistent (tropische landbouw;
diensthoofd: Prof. Dr. ir. F. Pauwels)
RUG
01-01-1984
31-12-1991
Assistent (bosbouw; diensthoofd: Prof. Dr. ir. M. Van Miegroet)
RUG
01-04-1992
30-09-1984
Geassocieerd Deskundige (gebaseerd in Nianga, Senegal)
FAO (Verenigde Naties)
02-03-1980
4.ONDERWIJS
Beschrijf in maximum één bladzijde:
het gepresteerde onderwijs (vermelding van instelling, duur en voorwerp van het reeds gegeven onderwijs)
uw persoonlijke inbreng (opvatting en opbouw van de cursus, koppeling onderwijs-onderzoek, onderwijsvernieuwing, verdere planning …)
noot: OO = OpleidingsOnderdeel
Aan de FBW-UGent (Nederlandstalig vak/in het Engels aangeboden vak)
Etnobotanie en nieuwe teeltontwikkeling/Ethnobotany and new crop development (30/15)
Plantenteelt (voor vreemde studenten aangeboden in het Engels: Crop production) (30/15; e.i.: 9/4; tezamen met Prof. Bulcke, Van Labbeeke en Reheul) (behandelde teelten: rijst en oliepalm; en banaan ism collega Prof. Dr. ir. R. Swennen, KUL)
Plattelandsontwikkeling (30/0; keuzevak)
Tropical Crop production (30 + 15)
Tropical Food Production (45/0 – e.i. 15/0; tezamen met Prof. Berkvens en Sorgeloos)
Project (in functie van de reactie van de studenten op het aanbod)
Aan de Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen/RUG/UGent (GAS Ontwikkelingssamenwerking)
Plattelandsontwikkeling (30/0)
Aan de Faculteit Diergeneeskunde/RUG
Tropische diergeneeskunde (keuzevak derde proef; één opleidingsmoment rond: Toekomstmogelijkheden voor veeartsen in de tropen (2 uur) (sedert 1987)
Aan de FLTBW/KUL
De teelt van rijst (6 uren; als visiting in het OO Tropische Fytotechnie, Prof. Swennen) (sedert 1993)
Aan de Hogeschool Gent
Tropische Plantenteelt (30/30)
Geïntegreerde landbouwproductie in tropische en subtropische gebieden (15/30)
Persoonlijke inbreng: in alle gevallen wordt de inhoud van de gedoceerde opleidingsonderdelen gekoppeld aan het lopende onderzoek: de theorie én praktijk kunnen hierbij terugvallen op afgelopen en lopende onderzoeksprojecten in België (laboratoriumonderzoek op het vlak van etnobotanie en teelten) en in het buitenland: Afrika, Azië en Zuid-Amerika en dit op het vlak van etnobotanie, teeltonderzoek, -systemen en -ontwikkeling, agroforestry, vegetatiebeheer, microfinancierig en plattelandsontwikkeling. De inhoud kan ook terugvallen op de externe dienstverlening. In alle gevallen wordt de theorie zelf verzorgd, de praktijklessen worden verzorgd door de assistente verbonden aan het labo. De vorm van het onderwijs is doorgaans ex cathedra maar ondersteund door video/dia's/powerpoint-presentaties en interactief (dialoog en actieve inbreng van studenten via discussiepunten en vraagstelling) waar mogelijk. Waar mogelijk worden ook vakexperten gevraagd om tussen te komen bij het doceren van bepaalde onderdelen. Voor de OO 3, 4 en 7 wordt er naar gestreefd de studenten via zelfstudie en discussies inzichten te laten verwerven; vermits het merendeel van de vakken post-akademische opleidingen betreffen, mag voor deze verwacht worden dat zij deze benadering aankunnen. Voor OO 1 en 6 wordt het ex cathedra-onderwijs gekoppeld aan een groepswerk rond een thema dat aansluit bij het lopende onderzoek (in functie van de grootte van de groep). Praktijkoefeningen in serre- en labo-omstandigheden moeten trachten de onderzoeks- en praktijkomstandigheden zoveel mogelijk te benaderen; theorie en praktijk worden ook hier aangevuld met specifieke opdrachten en seminariewerk. Waar mogelijk wordt gestreefd naar een intensief gebruik van moderne leermiddelen, een frequenter gebruik van internet-toepassingen (ook via Minerva), een aansluiting bij internationale curricula via virtuele toepassingen. In die zin zal er verder werk gemaakt worden van het ontwikkelen van internationale onderwijsmodules (zoals in het verleden gebeurde in het kader van het door NATURA opgezette en door de EU-gefinancierde NECTAR-programma). Voor de rest: een bestendigen en verder versterken van de band tussen het lopende onderzoek en het onderwijs, ook via een intense betrokkenheid via de thesis. Ook groepswerk en zelfstudie (onder begeleiding) zullen verder gestimuleerd worden (in navolging van de aanbevelingen van de diverse evaluaties/visitatiecommissies).
WETENSCHAPPELIJK CURRICULUM: (cf. bijlagen 1, 2 en 3)