Het recht op privacy vs het gebruik van anpr-camera’s door de Belastingdienst



Yüklə 16,99 Kb.
səhifə1/3
tarix09.01.2022
ölçüsü16,99 Kb.
#92601
  1   2   3

Het recht op privacy vs. het gebruik van ANPR-camera’s door de Belastingdienst

Kan een algemene wettelijke taak zonder wettelijke grondslag inbreuk maken op het recht op privacy als vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens?
Inleiding
In november 2015 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende het gebruik van ANPR-camera’s1 door de Belastingdienst. Deze zaak betreft een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur van de Belastingdienst omtrent het gebruik van ANPR-gegevens. In geschil is de vraag of voor het gebruik van de ANPR-camera’s wel een wettelijke grondslag voorhanden is. Belanghebbende stelt dat deze wettelijke grondslag er niet is; de Inspecteur betwist dit. Beide partijen zijn het erover eens dat met het verzamelen van de controlegegevens de persoonlijke levenssfeer van (veel) betrokkenen wordt geraakt en dat daarmee sprake is van een schending van de privacy.
Het Gerechtshof heeft in de uitspraak het gebruik van de ANPR-camera’s gebracht onder een (algemene) wettelijke taak die de Belastingdienst heeft een juiste belastingheffing te waarborgen. Het Gerechtshof stelt verder, dat zo er al sprake is van een inbreuk op de privacy, die als uiterst gering is te kwalificeren en gelet op het belang dat de Belastingdienst noodzakelijkerwijs heeft bij een adequate belastingheffing ook alleszins is gerechtvaardigd. Dat de gevolgde werkwijze een massaal karakter heeft maakt dit niet anders, aldus het Gerechtshof.
De uitspraak van het Gerechtshof is om een aantal redenen opvallend. Ten eerste stelt het Gerechtshof dat het massaal opslaan van persoonlijke gegevens geen of slechts een geringe inbreuk is op de privacy. Ten tweede brengt het Gerechtshof het verzamelen en gebruiken van dergelijke gegevens onder een algemene wettelijke taak van de Belastingdienst, zonder hiervoor de grondslag aan te wijzen.
De vraag die naar voren komt is of het Gerechtshof het recht op privacy zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet te beperkt heeft uitgelegd en toegepast.

In dit artikel zal ik aan de hand van de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) deze vraag beantwoorden. Vervolgens zal ik uiteenzetten wat het antwoord op deze vraag betekent voor de onderhavige casus.



Yüklə 16,99 Kb.

Dostları ilə paylaş:
  1   2   3




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©muhaz.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

gir | qeydiyyatdan keç
    Ana səhifə


yükləyin