Artículos determinados, indeterminados y negativos: formas y uso, ampliación. Ausencia de artículo indeterminado (maandag, oom Piet, vorige week, naar school / bed gaan, aan tafel gaan); en generalizaciones (Vogels zijn mooi).
Posesivos, ampliación (zijn vriend / een vriend van hem).
Otras formas de expresar la posesión: De fiets van Jan; Jans fiets.
Pronombres
Pronombre impersonal men.
Pronombres personales precedidos por una preposición en preguntas (Met wie ben je deze zomer door Nederland gefietst?).
Pronombres personales complemento con los verbos reflexivos más frecuentes (zich wassen, zich kammen…). Colocación del pronombre reflexivo en la oración; omisión del pronombre reflexivo (ze wast zich / ze wast haar handen).
Uso de pronombres recíprocos:(we kennen elkaar al lang).