2.2Onderwijsvernieuwing langs de strategische ontwikkelingsassen
Flexibele leerwegen die leiden naar startkwalificaties voor iedereen
In verschillende Europese landen wordt gewerkt aan de uitbouw van flexibele leerwegen of leerroutes. In alle landen hebben de flexibiliseringinitiatieven tot doel om de gekwalificeerde uitstroom te verhogen en meer jongeren een relevante startkwalificatie te bezorgen. Dit sluit duidelijk aan bij één van de vijf benchmarks31 die de Europese Unie zich heeft gesteld, namelijk dat tegen 2010 het percentage van de 25- tot 64-jarigen dat minstens hoger secundair onderwijs heeft genoten, 80% of meer bedraagt. In sommige landen, zoals Finland, is het ook expliciet de bedoeling om meer jongeren toegang te verlenen tot het hoger onderwijs.
Flexibilisering kan betrekking hebben op het combineren van verschillende studiemogelijkheden en richtingen, met meer of minder academische, technische of beroepsgerichte inhouden, om de talenten en mogelijkheden van elke leerling tot zijn volle recht te laten komen. Flexibilisering kan ook slaan op de tijd die nodig is om de leerroute te vervolledigen. Flexibele leerroutes zijn ook nauw verbonden met flexibele leervormen en leeromgevingen. Alle landen leggen duidelijk de nadruk op de sleutelcompetenties en de startkwalificaties voor alle jongeren, weliswaar met lichte accentverschillen. Er wordt overal gesteld dat jongeren hun talenten optimaal moeten kunnen gebruiken en vaardigheden en kennis moeten verwerven voor het leven en voor hun professionele loopbaan. Het curriculum en de evaluatie ervan moeten aangepast zijn aan de sleutelcompetenties en vaardigheden.
De onderwijshervorming die in 1993 in Nederland werd ingevoerd (en waarover nu opnieuw wordt gereflecteerd) biedt de scholen de ruimte om hun aanbod af te stemmen op uiteenlopende groepen en individuele leerlingen. Scholen bepalen zelf hoe en hoelang ze de basisvorming geven, maar moeten er wel voor zorgen dat de leerlingen na een aantal jaren een bepaalde hoeveelheid, kennis, inzicht en vaardigheden verworven hebben. Deze lijn wordt doorgetrokken in de tweede fase, het HAVO/VWO met het “studiehuis” en met de profielen. Het uitbouwen van flexibele leerwegen vindt men ook duidelijk terug in het concept van de “beroepskolom”, waarmee de route van het “vmbo” over het “mbo” tot het “hbo”32 bedoeld wordt.
Het vergroten van de permeabiliteit en flexibiliteit van de leerroutes binnen het Duitse beroepsonderwijs, met een bijzonder accent op modulaire systemen, is eveneens een goed voorbeeld van de tendens naar grotere flexibiliteit.
In Denemarken tracht men rekening te houden met de noden van elk individu en van de bedrijven; competenties kunnen verworven worden op verschillende manieren en over een variabele periode. Leerlingen kunnen binnen bepaalde grenzen zelf hun leerprogramma samenstellen met de duidelijke hoofddoelstelling competenties en kwalificaties te verwerven. Persoonlijke individuele leerplannen en leertrajecten worden ondersteund door gebruik te maken van logboeken voor elke leerling en van individuele studieportfolio's.
In landen als Engeland, Finland en Zweden wordt de mogelijkheid geboden om tijdens het hoger secundair de meer beroepsgerichte programma's te combineren met algemeen vormende vakken. Dit kan leiden tot het bekomen van “hybride” diploma's zoals deze in Engeland genoemd worden. Dit wordt ook enigszins mogelijk in Schotland. Ook in Denemarken kunnen leerlingen beroepsgericht onderwijs combineren met bijv. algemeen handelsonderwijs. In Zweden heeft de leerling een grote invloed op de inhoud van het leren en op het plannen van het leerproces. Elk van de 17 programma's van het hoger secundair bevat opties voor de leerling die hem toelaten vlot individuele leertrajecten uit te bouwen. In Finland kunnen leerlingen combinaties maken tussen het algemeen hoger secundair en het beroeps- en technisch als voorbereiding op het hoger onderwijs. In Noorwegen kan het curriculum flexibel worden ingevuld rekening houden met de plaatselijke omstandigheden en met de individuele noden van elke leerling. Flexibele leertrajecten staan in Noorwegen in nauw verband met flexibele leermomenten voor leerlingen en flexibele werktijden voor leraren. Zowel in Zweden, Engeland en Finland kunnen leerlingen leerroutes uitbouwen over verschillende scholen heen in dezelfde locale of regionale omgeving.
Interessant zijn ook de mogelijkheden in Schotland om het schoolse leren te combineren met leren buiten de school, met een erkenning van dit buitenschoolse leren. De Franse Lycées des Métiers bieden aangepaste en flexibele leertrajecten aan; een systeem van bruggen laat jongeren toe verschillende onderwijsmogelijkheden flexibel te combineren. Daarenboven experimenteren Franse scholen met flexibele lestijden die meer individuele begeleiding van leerlingen mogelijk maakt in hun leertraject. Oostenrijk denkt aan een meer flexibele regeling van lestijden met dubbellessen, leerblokken, leerperiodes en leerprojecten. Er wordt gewerkt aan een flexibel modulair systeem voor het beroepsonderwijs.
Het vergroten van de flexibiliteit in leerwegen drukt zich ook uit in de mogelijkheden die landen creëren om vanuit beroepen of vanuit het beroepsonderwijs door te groeien naar hoger onderwijs. De Foundation Degrees33 in Engeland zijn daar een goed voorbeeld van. Ook tal van initiatieven rond EVC (Elders Verworven Competenties)34 illustreren dit.
Vooral in de Scandinavische landen is er een duidelijk opzet – en vaak ook reeds een zekere traditie – om bij te dragen tot het vervagen van de schotten tussen algemeen secundair, technisch en beroepssecundair onderwijs. Toch is men ook deze landen zich ervan bewust dat deze beschotten nooit volledig kunnen worden weggewerkt. Met het Lycée des Métiers doet Frankrijk ook inspanningen om de beschotten tussen de lycée professionnel en de andere vormen van lycées weg te werken. Met de veranderingen in Engeland in het raam van de 14-19 reform en de Pathfinder schools zullen de GCSEs of de A-levels (= eindkwalificaties secundair onderwijs) niet langer omschreven worden als “academisch” of “beroeps” zodat men alle vakken als meer evenwaardig zal percipiëren.
Het uitbouwen van individuele leertrajecten en flexibele leerwegen staat ook in nauw verband met een betere studiebegeleiding en studiekeuze. Het uitbouwen van een betere studie- en beroepskeuze moet een volwaardig deel zijn van elke Pathfinder school – een onderwijsinstelling die vernieuwend werkt – in Engeland. Studiekeuzebegeleiding krijgt veel aandacht in alle landen, in het bijzonder in de Scandinavische landen.
Flexibilisering komt in enkele landen tot uiting door de mogelijke variaties in de snelheid (de leerritmes) die nodig is om een leertraject af te leggen. Denemarken vermeldt in het beleidsdocument "Better Education" duidelijk dat bepaalde leerlingen programma's sneller moeten kunnen doorlopen. Finland heeft de mogelijkheid dat sommige leerlingen uit het hoger secundair reeds cursussen volgen in het hoger onderwijs als ze dat aankunnen. Noorwegen laat toe dat leerlingen uit de lagere jaren vakken nemen in het hoger secundair al naargelang hun mogelijkheden. Ook Frankrijk heeft reeds pilootscholen rond leerritmes. In Engeland werd ook nagedacht over het gelijk verdelen van de leertijden over het gehele schooljaar om tot een evenwichtige spreiding te komen van leertijden en vakantietijden. Bij de Pathfinders in Engeland hebben jongeren de mogelijkheid examens af te leggen wanneer ze er klaar voor zijn.
Verschillende landen (de Scandinavische landen, Engeland, Schotland, Frankrijk, …) besteden veel aandacht aan de moeilijkheden die overgangsmomenten binnen de schoolloopbaan kunnen meebrengen. Men wenst de overgangen van de lagere school naar het lager secundair of de overgangen binnen het secundair flexibeler te maken. Zo denkt men in Schotland aan leraren die les kunnen geven in de lagere school en in het secundair. In Schotland werkt men ook aan kwaliteitsclusters tussen secundaire scholen en geassocieerde lagere scholen.
Flexibilisering van de trajecten hangt ook samen met de verscheidenheid van leer- en werkvormen. Er wordt in alle landen gestreefd naar het ontwikkelen van nieuwe pedagogisch-didactische werkvormen die de integratie van kennis en vaardigheden mogelijk maakt. BZL of Begeleid Zelfgestuurd Leren is daar een belangrijk element van, samen met o.a. coöperatief leren en work-based leren. Het uitbouwen van projectwerk (individueel of in groep) met een duidelijke band naar het beroepsleven wordt sterk gestimuleerd in Zweden en Noorwegen om de integratie van kennis en vaardigheden te bevorderen. Dit projectwerk kan verschillende vormen aannemen, gaande van spin-off bedrijfjes tot community work (inzet in de maatschappij). Het Zweedse project waarbij gepoogd wordt het leerjongensysteem meer in het hoger secundair te integreren is een belangrijk bijdrage tot het creëren van flexibele leerroutes. Frankrijk heeft ook grote inspanningen geleverd met het projectwerk door de uitbouw van het Projet Pluridisciplinaire à Caractère Professionnel (PPCP).
Veel aandacht gaat ook naar het bevorderen van het gebruik van de media en de informatie- en communicatietechnologieën bij leren en onderwijzen. Alle Europese landen hebben de voorbije jaren belangrijke landelijke initiatieven en netwerken opgezet om ICT in het onderwijs te bevorderen. De meeste landen stimuleren ook de invoering van elektronische leerplatformen. Aansluitend bij het computergebruik proberen landen zoals Duitsland bijzondere aandacht te geven aan culturele opvoeding in het computertijdperk.
Verschillende landen stellen ook vast dat het uitbouwen van nieuwe leertrajecten verbonden aan nieuwe vormen van leren vragen doet rijzen naar de inrichting van schoolgebouwen. Bijzondere aandacht wordt aan dit aspect geven in Duitsland, Engeland en Schotland. Verbetering van de schoolgebouwen, om beter en flexibeler leren mogelijk te maken, is één van de prioriteiten in Schotland.
De verhoogde nadruk op brede competentieverwerving doet ook de vraag rijzen hoe kennis, vaardigheden en attitudes kunnen geëvalueerd worden. De Scandinavische landen in het algemeen, en Zweden in het bijzonder, besteden daar veel aandacht aan. Finland werkt aan het invoeren en veralgemenen van skills tests of projecten om op het einde van een leerprogramma vast te stellen welke vaardigheden, kennis en competenties werden bereikt. Ook in Schotland besteedt men heel veel aandacht aan het evalueren van competenties. Schotland streeft ernaar af te stappen van een systeem van evaluatie met punten en te komen tot een systeem dat leerlingen helpt te begrijpen hoe ze kunnen verbeteren om, onder andere, de motivatie voor leren te bevorderen.