In al de bestudeerde landen leeft het inzicht dat scholen autonomer moeten kunnen functioneren en hun rol als onderwijsverstrekker in groter autonomie dienen te implementeren. De accenten verschillen al naargelang de landen.
In de Scandinavische landen beschikken scholen reeds over vrij veel autonomie en zijn ze ingebed in de locale (of regionale) context, waar ook de verantwoordelijkheid voor het onderwijs grotendeels ligt. In Frankrijk, een land met een meer centralistische traditie, betekent autonomie dan weer iets anders. In Denemarken wordt de autonomie vertaald naar de concrete verantwoordelijkheid van de scholen in het meten van de mate waarin de sleutelcompetenties of startkwalificaties bereikt werden. In Nederland is autonomie een duidelijke en belangrijke beleidsoptie om meer ruimte te geven aan de scholen.
In verschillende landen worden grotere scholengemeenschappen en samenwerkingsverbanden tussen scholen en scholengroepen vooropgezet en bevorderd. Deze samenwerking is, onder andere, nodig om zoveel mogelijk flexibele leerroutes aan de leerlingen aan te kunnen bieden en om een duidelijke bijdrage te leveren tot de lokale en regionale ontwikkeling.
Een goed voorbeeld van autonome scholengemeenschappen met een breed vormingsaanbod zijn de Pathfinders die in Engeland zijn opgestart en waarbij zowel algemeen vormende als meer beroepsgerichte scholen bij betrokken zijn. Door samen te werken kunnen ze een breder aanbod aanbieden en kunnen ze jongeren toelaten hun eigen mix aan vakken samen te stellen die eventueel leiden tot hybride diploma's. Het bredere vormingsaanbod wordt ook bevorderd door de regionale samenwerkingsinitiatieven zoals die worden opgezet in het kader van de Lycées des Métiers in Frankrijk.
De autonomie van de scholen weerspiegelt zich ook in de mogelijkheden van scholen om meer flexibele leerroutes aan te bieden, ondersteund door meer flexibele opdrachtomschrijvingen voor leraren. Dit impliceert dat binnen de school duidelijke afspraken gemaakt worden met de vakbonden om de flexibele inzetbaarheid van de leraar mogelijk te maken Dit is duidelijk aan de orde van de dag in de Scandinavische landen. In Noorwegen is tussen de scholen en de vakbonden van de leraren afgesproken dat er vijf manieren zijn om de tijd en de beschikbaarheid van de leraar flexibel in te vullen en te organiseren. Het systeem van lessen- en werkrooster dat wordt gebruikt, wordt afgesproken tussen de leraren, de school en de vakbonden. Het hoofddoel is de kwaliteit van het onderwijs en de kwaliteit van de begeleiding van de leerlingen. Sommige landen vinden dat het te strakke statuut van de leraar als ambtenaar dient doorbroken te worden; dit is blijkbaar geleidelijk aan het gebeuren in sommige Länder in Duitsland.
Het leiden van autonome scholen vergt ook een ander personeelsbeleid. In verschillende landen worden directeurs opgeleid om een dergelijk autonoom personeelsbeleid te leiden. Dit is bijvoorbeeld het geval bij initiatieven van het NCSL of National College for School Leadership in Engeland. In sommige landen, zoals in Engeland, is ook een verschil in verloning van de leraars mogelijk, al naargelang de inzet en de prestaties, die bepaald en beslist wordt door de school of scholengemeenschap. Nieuwe vormen van samenwerking tussen scholen en de lerarenopleiding, zoals in Engeland en Zweden, zullen ook leiden tot nieuwe vormen van personeelsbeleid en tot nieuwe beleidsprofielen die in onderling overleg worden opgesteld.
Autonome scholen moeten ook verantwoordelijk zijn voor de uitbouw van hun school en verantwoording kunnen afleggen voor hun activiteiten bij de stakeholders. In landen zoals Engeland en Oostenrijk wordt verwacht dan scholen jaarlijks een balans publiceren waaruit blijkt welke doelstellingen werden bereikt en welke niet. Dit sluit nauw aan bij de tendens van zelfevaluatierapporten die in zowat alle landen aanwezig is.
Autonomer wordende scholen en systematisch gebruik van zelfevaluatie vergen ook andere vormen van inspectie en externe kwaliteitscontrole. Verschillende landen hebben reeds onafhankelijke kwaliteitscontrolesystemen uitgebouwd zoals in Engeland en Schotland. Ook Oostenrijk denkt aan een systeem van onafhankelijke controle door transregionale inspecteurs. Deze inspectie staat volkomen los van de pedagogische begeleiding. In Engeland wordt ze zelfs door externe organisaties (of bedrijven) uitgevoerd zolang die beantwoorden aan bepaalde criteria opgesteld door het ministerie van onderwijs het DfES (Department for Education and Skills).
De vernieuwde benadering rond kwaliteitsbewaking weerspiegelt zich verder in het toenemend gebruik in o.a. Oostenrijk, Engeland, Nederland , Schotland,…van kwaliteitsindicatoren voor het onderwijs en voor individuele scholen. Sommige landen stellen uitdrukkelijk dat het initiatief op Europees vlak rond kwaliteitsindicatoren38 een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan hun werk.
In de pilootprojecten die werden bestudeerd werd weinig informatie geven over de financiële autonomie van de scholen. De financiële mechanismen zijn trouwens zeer verschillend van land tot land. Sommige kennen trouwens al sinds lang een vorm van globale financiering.