Een aantal belangrijke factoren liggen aan de basis liggen van recente beleidsontwikkelingen in Nederland op het vlak van het beroepsonderwijs.
De Nederlandse arbeidsmarkt schreeuwt om meer en beter opgeleide vakmensen. Vrijwel iedere branche kampt met tekorten, alle imagocampagnes ten spijt. Volgens de meeste waarnemers moet het rendement van het beroepsonderwijs daarom omhoog. De uitval van leerlingen tijdens de opleiding moet verminderen. En minstens net zo belangrijk: de doorstroom tussen verschillende opleidingen – tussen vmbo57 en mbo, en tussen mbo en hbo – moet verbeteren.
De route van vmbo via mbo naar hbo heet de “beroepsonderwijskolom”, kortweg de “beroepskolom”. Het ministerie van Onderwijs en Wetenschap en het beroepsonderwijs zelf werken sinds enkele jaren aan een beter functionerende beroepskolom.
Naar aanleiding van de ondertekening van een convenant waarmee de BVE-Raad58, COLO (Vereniging kenniscentra beroepsonderwijs–bedrijfsleven) en Paepon59 zich akkoord verklaarden om gezamenlijk te werken aan een ingrijpende herstructurering van het beroepsonderwijs in Nederland hield Staatssecretaris Annette Nijs op 1 oktober 2003 een toespraak waarin zij het belang en de krachtlijnen van de verniewing aangaf.
De Staatssecretaris benadrukte de volgende elementen:
vernieuwing is nodig om beter aan te sluiten bij wensen van bedrijfsleven en beroepsonderwijs
het accent dient te liggen op kennis en kunde die mensen nodig hebben om te functioneren in hun beroep en in de maatschappij; vernieuwing en invoering van de competentiegerichte kwalificatiestructuur
een betere voorbereiding op de beroepspraktijk is noodzakelijk
er dient zowel rekening worden gehouden met de talenten en wensen van de leerlingen als de wensen van het bedrijfsleven en de maatschappij
meer gebruik van actievere werkvormen om lerenden te motiveren en minder uitval te hebben
opleiden van flexibele werknemers die breed inzetbaar zijn en die zowel zelfstanding als in teamverband kunnen werken.
Het document “Koers BVE: perspectief voor het middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie” beschrijft tweejaarlijks de ontwikkelingen in de sector en lijnen voor de toekomst60.
Met Koers BVE beschrijft de Nederlandse onderwijsminister de richting waarin de BVE-sector zich momenteel ontwikkelt, waarbij lopende beleidsinitiatieven, belangwekkende ontwikkelingen, discussies en mogelijke dilemma's in een samenhangend kader worden beschreven.
De vier centrale thema’s i.v.m. het BVE die in dit document van 2000 werden benadrukt zijn de volgende:
Evenwicht in zelfsturing en verantwoording. Het idee is de verschillende partners een dermate eigen verantwoordelijkheid te geven, dat de Nederlandse rijksoverheid in een aantal opzichten op afstand kan blijven.
Regionale samenwerking. Een onderwijsinstelling kan alleen sterk zijn als de omgeving haar daarin steunt.
Kwaliteit van de beroepsopleiding. Het gaat er om de deelnemers zo goed en zo snel mogelijk voor te bereiden op de verwachtingen van het bedrijfsleven en van de maatschappij. Kwaliteit wordt bepaald door de samenwerking met de omgeving. Het onderwijs wordt gevoed vanuit het bedrijfsleven en/of de lokale overheid.
Het ontwikkelen van alle talenten bij de deelnemer moet centraal staan. Onderwijsinstellingen (in casu ROC’s) dienen aansprekende en passende leeromgevingen aan te bieden die uitdagend zijn voor de lerende. Alle mogelijkheden, alle vormen van leren en werken, van didactische vormgeving en digitaal leren, en dit op maat van de lerende zijn mogelijk.