Op basis van teksten van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen kunnen de volgende algemene beleidsprincipes worden onderscheiden:
Het meest recente curriculum voor het hoger secundair werd van kracht in 1994. Sedert deze datum zijn geen grote beleidsdocumenten meer geproduceerd; wel werden wijzigingen aangebracht aan de koers die toen bepaald werd.
De laatste wijziging was in 2000. Nu zijn er in het hoger secundair onderwijs 17 nationale programma’s die allemaal drie jaar duren; al deze programma’s geven een brede algemene vorming en leiden eventueel tot het hoger onderwijs of tot postsecundair onderwijs. Elk programma in het hoger secundair heeft een totaal van 2500 credits95.
Elk programma haalt zijn specificiteit uit de vakken die worden genomen. In elk programma zit een projectwerk van 100 credits dat tot doel heeft zelfwerkzaamheid en zelfstandig leren te bevorderen en dat de leerling toelaat aan te tonen welke competenties en vaardigheden hij heeft verworven. 13 van de 17 programma’s bevatten 15 weken stage in bedrijven gespreid over drie jaren.
Het eerste van de drie jaar hoger secundair is eerder algemeen en de specialisaties worden aangeboden in de jaren 2 en 3. De gemeentebesturen kunnen plaatselijke specialisaties goedkeuren om te beantwoorden aan de noden van de plaatselijke bedrijven.
Speciale programma’s kunnen worden uitgebouwd om aan de individuele noden van de student te voldoen. Het nieuwe curriculum (sedert 2000) laat de leerling toe een grote invloed op de inhoud van het leren en op het plannen van het leerproces te hebben. Elk programma bevat opties voor de leerling. Individuele leertrajecten kunnen vlot uitgebouwd worden.
Enkele specifieke beleidsontwikkelingen96
Het National Agency for School Improvement werd opgericht in maart 2003 om voortdurend aan verbetering en innovatie te werken.
Een Parlementaire Commissie werkte van 2000 tot 2002 op het herzien van de structuur en de programma’s voor het hoger secundair in het algemeen en voor VET in het hoger secundair onderwijs. De Commissie heeft haar werk beëindigd en einde 2003 was men de concrete voorstellen tot wijziging aan het uitwerken. Het nieuwe systeem voor het hoger secundair onderwijs moet in 2007 ingevoerd zijn.
Voorstellen zijn een reductie van het aantal programma’s van 17 tot 8 en ze te vervangen door bredere leerplatforms of leermogelijkheden (de tekst spreekt van “sectoren”) die toelaten dat de student zich beter voorbereidt op levenslang leren. De leerling krijgt een bredere algemene vorming en een vorming die meer toegespitst is op algemene vaardigheden en competenties en minder op specifieke gespecialiseerde vaardigheden (in VET).
Een van de doelstellingen is tot een betere integratie te komen van de beroeps- en technische programma’s in het gehele aanbod en bredere leerroutes aan te bieden die ook meer jongeren naar hoger onderwijs kunnen brengen.
Het accent ligt duidelijk op het ontwikkelen van alle talenten en vaardigheden van alle jongeren; ze mogen niet te vlug worden vastgepind op specialisaties.
Een leerling moet de mogelijkheid hebben tijdens het hoger secundair de meer beroepsgerichte programma’s te combineren met de meer academische programma’s.
De leerling moet ook vakken kunnen nemen die niet in zijn school aangeboden worden en moet dus naar een ander school kunnen gaan om vakken te leren die beter overeenstemmen met zijn interesses en talenten. Dit zal meer samenwerking tussen de gemeentebesturen, scholen en scholengroepen vergen.
Er wordt overwogen stages te voorzien voor alle leerlingen in het hoger secundair. Het systeem van leerjongenonderwijs met 30 weken stage over drie jaar zal geïntegreerd worden in het regulier hoger secundair onderwijs.
Het voorbereiden op de praktische beroepsvaardigheden zal de verantwoordelijkheid worden van de bedrijven.
Er wordt ook gewerkt aan een vereenvoudiging van de onderwijswetgeving; er is teveel complexe wetgeving en een speciaal comité is bezig na te kijken hoe dit kan vereenvoudigd worden.
De financiering van het onderwijs is volledig gedecentraliseerd naar de gemeentebesturen toe. Speciale steun zal gegeven worden voor het bevorderen en de invoering van het nieuwe systeem van hoger secundair onderwijs.
Een van de prioriteiten is de bijscholing van de leraren; de verantwoordelijkheid berust bij de gemeentebesturen. De lerarenopleiding werd reeds hervormd tot één lerarenopleiding; binnen deze opleiding kiest de toekomstige leraar een bepaald profiel (kleuter, lager enz); de duur varieert in functie van het profiel; meestal duurt de opleiding 4 à 5 jaar. Voor VET-leraren97 is dat 3 jaar.
Het is een probleem VET-leraren te vinden aangezien de wedde relatief laag is. De wedde van de VET-leraren kan individueel onderhandeld worden.
Internationalisering staat hoog op de agenda voor het beroeps- en technisch onderwijs maar moet nog meer aandacht krijgen.
De geïnterviewde personen hebben er verder op gewezen dat deze (wenselijke) evoluties wel het risico inhouden dat het technisch onderwijs en de beroepsopleiding weer theoretischer wordt.
Strategieën voor het beroeps- en technisch onderwijs in Zweden98
Het National Agency for Education heeft de voorbije drie jaar de volgende strategieën gebruikt om bij te dragen tot een betere kwaliteit van het VET-onderwijs:
verspreiden van goede praktijkvoorbeelden op basis van benchmarking (40 goede-praktijkvoorbeelden werden verspreid)
opstarten van pilootprojecten gecombineerd met onderzoek om het onderwijs te verbeteren in scholen
ontwikkelen van de competenties van de leraren: bevorderen van de samenwerking met de bedrijven, een nieuw programma rond technologie, en een programma rond de leraar ‘ als change agent ‘ in de school
ontwikkelen van een nieuw nationaal evaluatiesysteem voor VET in het hoger secundair onderwijs
ondersteunen voor leerlingen met specifieke leermoeilijkheden (underachievers) gebaseerd op benchmarks99van scholen met nationale individuele programma’s.
invoeren van individueel projectwerk in het hoger secundair om tot een integratie van alle kennis en vaardigheden te komen en om nieuwe competenties te bevorderen die een duidelijke band hebben met het professionele leven.
Een aantal van deze strategieën worden verderop kort beschreven.