schenden - aantasten, bederven, belasteren, beledigen, beschadigen, fletrisseren, krommen, kwetsen, misvormen, onteren, ontheiligen, ontsieren, ontwijden, overtreden, schaden, schandvlekken, schennen, schofferen, toetakelen, verbreken, verkrachten, verminken, vernielen, violeren
schender - onteerder
schendig - afzichtelijk, eerrovend, lasterlijk, schandelijk, schendend, vernielend
schending - aantasting, beschadiging, constupratie, inbreuk, infractie, ontheiliging, ontwijding, overtreding, schennis, verkrachting, verminking, violatie
schending van eenbelofte - woordbreuk
schending van trouw verraad
schendtaal - lasterpraat, lastertaal
schendtong eerrover, kwaadspreker, lasteraar
schenkbank – buffet, tapkast
schenkbuisje tuit
schenkel - dij(been), onderbeen, schink
schenken - aanbieden, afstaan, begiftigen, betamen, doneren, doteren, erkennen, geven, gieten, kwijtschelden, legateren, medegeven, offeren, offreren, presenteren, slijten, tappen, toedienen, trakteren, verkopen, verleden, verlenen, voegen, weggeven, wijden
schenker donateur, donator, donor, gever, tapper, vereerder
schenkgerei fles, kan, karaf, theepot
schenking - aalmoes, cadeau, decanie, donatie, dotatie, gave, geschenk, gift, kado, legaat, present
schenkinrichting. tuit
schenkkamer bar, buffetkamer
schenkkannetje ampul
schenkmond kraan, pijp, tuit
schenkster der goden - Hebe
schenktafel - buffet
schenkvat kit
schennis – aanranding, inbreuk, ontering, ontheiliging, ontwijding, verbreking, overtreding, schending, violatie
schennis van trouw - verraad
schep bats, menigte, schop, spade, theeschepje
schepel – dl, graanschopmaatvat
schepeling - bootsgezel, bootsmaat, bootsman, ketelbinkiematroos, olieman, schipper, stoker, zeeman
schepelingen - baksvolk, équipage
schepemmertje aker, gajoeng, puts
schepen - olderman, scheepgaan, wethouder
schepen en vaartuigen - m.s., s.s.
3 aak, ark, bok,bol, bom, jol, keg, kog, kof, m.t.b
4 bark, bons, boot, brik, cano, duck, giel, hulk, jonk, kaag, kaan,
kano, kiel, kits, kwak, lark, pink, pont, poon, smak, snik, snip,
somp, veer, vlet, vlot, wade, yawl
5 aviso, bette, eiker, galei, jachtkajuit, kogge, otter, patas, pinas,
pluit, pluut, praam, prauw, scheg, skiff, spits, sloep, tjalk,
ramp
6 barkas, baulea, beuger, bireem, blazer, boeier, botter, drakar,
fregat, galjas, gondel, karaak, korvet, kotter, logger, palaja,
pampus, ponton, punter, rijnaak, sampan, schouw, schuit,
sleper, snekar, snekke, stomer, tanker, wherry
7 aalpoon, baardze, brander, clipper, coaster, dromone,
duwboot, galjoen, galjoot, karveel, klipper, korjaal, kruiser,
lichter, pamfiel, padjala, pluiter, raschip, sharpie, smekja,
spanker, tartaan, tjotter, trawler, treiler, trireem, woonark
8 aaltjalk, bijlander, duikboot, gierpont, hoogaars, kofschip,
korftjalk, mailboot, orembaai, praamaak, raceboot, roeiboot,
samoreus, schoener, schokker, sleepaak, spitsbek, tankboot,
veerpont, vlieboot, volschip, zeilboot, zeilkano
9 barkentijn, boeieraak, boorschip, brigantijn, dekschuit,
gaffelaar, hekwieler, kieljacht, koelschip, loodsboot,
motorboot, paketboot, patjalang, radarboot, slagschip,
sleepboot, slijkpraam, smakschip, speedboot, stevenaak,
stoomboot, tambangan, tankschip, zeilschip
10 cargoschip, clipperton, draakjacht, fluitschip, motorschip,
mijnenveger, onderzeeër, pakketboot, pantjalang, pentjalang,
poonschuit, praamschip, quadrireem, spankuiler, snipschuit,
speeljacht, trekschuit
11 aanvalsboot, adviesjacht, baggerschip, binnenschip,
kabellegger, kustvaarder, mijnenlegger, onderlosser,
panneschuit, reddingboot, scholschuit, slagkruiser,
sloeplogger, steekschuit, voldekschip, vrachtschip
12 kuildekschip, modderschuit, pantserschip, reactorschip,
reddingsboot, schoenerbark, schoenerbrik, spardekschip,
spiegelschip, tentdekschip, turbineschip, zolderschuit
13 pantserfregat, schutdekschip, walvisvaarder
14 containerschip, gladdekschip, pantserkruiser, passagierschip,
raderstoomboot, regenboogjacht
15 pantserdekschip, schaduwdekschip, shelterdekschip
scheper herder, hoeder, schaper
schepje voor suiker - lepeltje
schepkorf - kieps (voor bijen)
scheplepel - puls
scheplicht bovenlicht, koekoek, vallicht
schepnet - boshaam, dregge, gebbe, oeverhaam
scheppen - creeren, fabriceren, formeren, maken, opdoen, opnemen, opscheppen, opstellen, putten, smeden, teweegbrengen, veroorzaken, vervaardigen, voortbrengen, vormen, wrochten
scheppend kunstenaar auteur, beeldhouwer, choreograaf, componist, dichter, dramatist, etser, houtsnijder, illustrator, poëet, pottenbakker, schilder, schrijver, tekenaar, toneelschrijver
schepper - herder, hoeder, maker, pagaai, schepkaas
schepper god demiurg
schepping creatie, formatie, formering, heelal, kosmos, kunstwerk, opus, vorming, werk
scheppingsboek Genesis
scheppingsleer - teleologie
schepping in zes dagen - hexameron
schepriem - pagaai, peddel
schepsel creatuur, dier, eenling, enkeling, etre, etter, geschapene, iemand, individu, kerel, kind, man, mens, nuf, persoon, sterveling, vent, vrouw, wicht, wezen
schepseldienst - afgoderij, idolatrie
schepsel of wezen - mens
schepvat gajoeng, hoosvat, puts
schepwagen gebbe
scheren - afsnijden, bespotten, knippen, nabootsen, ontharen, ordenen, raseren, spannen, trimmen
scherf - brok, diggel, las, stuk
scherf- of bomvrij maken - blinderen
scherfje - brijzel, gruizel
schering - kettingdraad
scherm - bescherming, afschutting, beschutting, bloeiwijze, coulisse, doek, gordijn, paravant, umbrella, valscherm, voorhangsel, zonnescherm
scherm van rijshout rits
schermattribuut - schermmasker
scherm beveiliging - plastron
schermbloemige plant anijs, berenklauw, bevernel, dille, distel, dollekervel, dolwortel, doorwas, drieblad, eindeloos, engelwortel, eppe, karwij, kervel, komijn, koriander, kranebek, kruisdistel, lavas, mariadistel, melkeppe, naaldekervel, pastinak, peen, peterselie, pimpernel, pinksternakel, pijpkruid, scheerling, selderie, torenkruid, torkruid, venkel, wallendistel, weidekruid, wortel, zevenblad
schermbloemige plant met kruidige smaak - lavas, lubbestok, manskracht
schermbloemige planten - embelliferen
schermbloemigen - bifora, umbelliferen
schermdak - luifel
schermdegen fleuret, floret
schermdragende gewassen - schermbloemigen, umbelliferae
schermen - beschutten, strijden
schermen met een stok - batonneren
schermen, rang in het - meester, prevot
schermkwal - schijfkwal
schermlap - plastron
schermlederbeveiliging - plastron
schermlist fint
schermmeester - prévot
schermoefening assaut
schermsteek - touche
scherm tegen de zon - parasol
schermterm - garde, mensuur, nastoot, pareren, riposte, riposteren, touche
scherm van rijshout - rits
schermvormig - umbelliform
schermwapen degen, fleuret, floret, sabel
schermwedstrijd - assaut
scherp - aangezet, acer, acuut, brandend, bijtend, bits, bitter, branderig, cassant, cru, doordringend, epigrammatisch, fel, fijn, gepeperd, gepunt, gestreng, diftig, grievend, haarfijn, hatelijk, heftig, hekelig, hel, incisief, juist, kantig, krenkend, kwetsend, nauwkeurig, onverbloemd, onvriendelijk, penetrant, pikant, pittig, pungent, puntig, rigide, schamper, schraal, schrander, snar, snedig, snijdend, spits, spijtig, stekelachtig, stekelig, straf, streng, subtiel, tranchant, venijnig, vinnig, vitterig, vlijmend, wrang, wreed, zerp, zuur
scherp (muz.) - duramente
scherp afgetekend - fel
scherp afkeuren - laken, hekelen
scherp antwoord - spits
scherp benig puntje op een snavel - eitand
scherp blazend geluid maken – sissen
scherp bijtend van smaak - eggig, wrang, zuur
scherp deeltje hout splinter
scherp doorhalen - metten
scherp en bitter schrijven - dopen
scherp en pijnlijk - stekend
scherp gebouwd schip - brik
scherp gedeelte - snede
scherp geformuleerd - gewichtig, kernachtig, overtuigend, pregnant, zinrijk
scherp geluid gil, klap, knal, kreet
scherp geluid voortbrengen - sissen
schrp grievend - bitter
scherp hekelen - sarcastisch
scherp hevig - acuut
scherp hoog blaf je van een hond - kef
scherp keurend - kritisch
scherp knapperend geluid voortbrengen - knetteren
scherp koud - Siberisch, ijskoud, ijzig
scherp kijken gluren, loeren, ogen, spieden, turen,
scherp maken punten, slijpen, wetten
scherp mesje - lancet, vlijm
scherp omlijnd - duidelijk, helder
scherp, onbewimpeld - cru
scherp puntje op een snavel - eitand
scherp riekend gas ammoniak
scherp schreeuwen - gillen
scherp smakend gortig, rans, ranzig,
scherp staan - schrap
scherp tegen de wind zeilen - oploeven
scherp toekruid - sambal
scherp toekijken - gluren, loeren, ogen, turen
scherp toelopend conisch, geer, piek, spits
scherp toezien - vigileren
scherp toeziend - nauwlettend
scherp uitkomend - markant, schel
scherp uitlopend - spits
scherp van een beitel - faas
scherp van een mes - lemmet, lemmer
scherp van een zwaard - blank, kling, lemmet
scherp van smaak - bitter, miers
scherp van smaak (Mal.) - heet, pedis
scherp veroordelend vonnis - doemvonnis
scherp voorwerp - beitel, bijl, degen, els, kling, lans, mes, naald, pen, piek, pijl, pen, pin, priem, speer, speld, spies, zaag
scherp zuur - eggig, rans, rins, wrang
scherp zwaard kling
scherp zijn - snijden
scherpe berisping uitbrander
scherpe bittere taal schrijven - alsem
scherpe blik - adelaarsblik, arendsoog, perspicaciteit, valkeoog,
scherpe bocht haarpin, haarspeldbocht, kniebocht, knik
scherpe boterbloem - veldhanevoet
scherpe geluiden doen horen - knetteren
scherpe harde slag - knetterslag, vloek
scherpe hoek - oxygoon
scherpe kant - haar
scherpe kant van mes lemmer, lemmet, neg, negge, 6scherp snee, snede
scherpe kant van steen of hout - neg, negge
scherpe kritiek - diatribe, uitval
scherpe kromme nagel klauw
scherpe lijn veroorzaken - snijden
scherpe nagel - klauw
scherpe opmerking - naaldeprik, steek, speldeprik
scherpe punt - spits
scherpe punt van een plant - distel, doorn, doren, stekel
scherpe smaak veroorzakend - bitter
scherpe spade - stik
scherpe spijs - peper, pimento, sambal
scherpe tegenstelling - antithese
scherpe toespijs - sambal
scherpe tong - addertong, serpentstong
scherpe uitval - diatribe, tirade
scherpe vermaning - sermoen, uitbrander
scherpen - aanzetten, haren, opscherpen, opwekken, punten, slijpen, spitsen, wetten
scherpen, de geest - oefenen
scherpen, een molensteen - billen
scherpen, een potlood - (aan)punten, slijpen
scherpen, een zeis - haren
scherper afscheiden dan een komma - aandachtstreep
scherper omlijnen - preciseren
scherper tegen wind op zeilen - aanloeven
scherpheid - bitsheid, hardheid, pikanterie, sarcasme, scherpte, strengheid
scherphoekig - acutangle, oxygoon
scherpkruid - asperugo
scherprechter beul, carnifax, hangman, ravenkok
scherpriekend gas ammoniak
scherpschutter (Eng.) sniper
scherpschutter in het Italiaanse leger - bersaglieri
scherpslijper - letterknecht
scherpsnijdend - striemend (fig.), vlijmend, vlijmscherp
scherpte - acrimonie, asperiteit, krasheid, snede
scherpziend oog - arendsoog, lynceusoog, lynxoog
scherpzinnig begrijpelijk, bevattelijk, doortrapt, geestig, geslepen, gis, helder, ingenieus, intelligent, judicieus, listig, pienter, pointieus, puntig, schrander, slim, spits, spitsvondig, subtiel, talentvol, uitgerekend, vernuftig, verstandig, vindingrijk, volgeestig
scherpzinnigheid - perspicaciteit
scherts aanstellerij, aardigheid, badinage, boert, buffa, fokkerij, gein, gekheid, grap, grol, guit, humor, iocus, joke, kapoen, kortswijl, leut, luim, oele, raillerie, schalk, schimpnaam, spot(ternij), zwans
schertsen - badineren, boerten, dollen, gekken, gekscheren, jokken, kortswijlen, mallen, plaisanteren, railleren, spotten
schertsend - moquant
schertsend (muz.) lisingando, scherzando
schertsend muziekstuk scherzo
scherven - afbrokkelen, kerven, schilferen
schervengericht - ostracisme, volksgericht
scherzando - dartelend, schertsend
schets aanleg, afbakening, bestek, concept, delinatie, diagram, grondtekening, lay-out, model, ontwerp, opstel, overzicht, plan, project, projectie, schema, tekening, tracé, verhaal, vorm
schetsen - tekenen, ontwerpen, uitbeelden
schetser - tekenaar
schetsmatig schematisch
schetsontwerp - plan
schetstekening - cedel, ceel
schetterig luidruchtig
scheuchzeriacee - zoutgras
scheur barst, bres, breuk, fissuur, glip, kloof, naad, opening, reet, rits, ruptuur, scissuur, spleet, keen, kier, krak
scheurbuik - avitaminose, beriberi, scorbuut
scheurbuikmiddel - ascorbinezuur
scheuren barsten, bersten, beschadigen, creveren, kloven, losrukken, omploegen, splijten, (van een)rijten, ritsen, splitsen,
scheuring afscheiding, tweedracht, tweespalt, schisma, verdeeldheid
scheuring makend schismatiek
scheuringmaker - dissident, onruststoker, raskolnik, schismaticus
scheurtje - barst
scheurtje in nagel haper
scheut ent, loot, lot, poot, stek, spier, spruit, stek
scheuteling big, schram, varkentje
scheutig bereidwillig, goedgeefs, gul, onbekrompen, opgeschoten, royaal, rijzig, vrijgevig
scheut of loot - stek
scheut vocht - plons
schuvel - schaats
schevelbeen - schiefel
scheuvelen - schaatsen
onruststoker,
scheve kubus - romboëder
scheve richtlijn - obliquiteit
scheve zijde - geer
schibbetje - splinter
schicht bliksemflits, bloeiwijze, flits, pijl, straal, zonnestraal
schichtig bang, bevreesd, haastig, kopschuw, schielijk, schrikachtig, schuchter, schuw, vreesachtig, wantrouwend, wantrouwig
schie - keg, spie, wig
schiefer leisteen
schiefer, zwarte - ampeliet
schielijk gauw, haastig, naarstig, onverwachts, onverwijld, plotseling, rap, ras, schichtig, snel, vlug, weldra
schielijk spreken - rabbelen
schiemannen - opknappen
schier bebroed (maar onbevrucht), bijkans, bijna, bijster, grauw, grijs, haast, helder, nagenoeg, netjes, proper, temee, temet
schieraal - drijfpaling
schiereiland peninsula, landtong
schiereiland bij Canada - Gaspe
schiereiland Iberië - Istrië, Kola, Korea
schiereiland in Azië Korea, Sinaï
schiereiland in Europa Iberië
schiereiland in de Adriatische Zee - Istra, Istrië
schiereiland in het Gardameer – Sirmione
schiergans rietgans
schiervlakte peneplain
schierzand - bleekzand, loodzand
schietbaan - doelen
schietbenodigdheden - munitie
schietbevel - vuur
schietbus klapbus, proppenschieter
schietdoel - roos
schieten - knallen, lanceren, paffen, poefen, smijten, vuren
schieten, geld - lenen, voorschieten
schieten, laten - loslaten, vieren
schieter - blaffer, paffer
schietgat dat van boven open is - embrasure, musketgat, muuropening
schiethoog - tiro
schietkatoen - nitrocellulose, nitroschietlood
schietlood - loodlijn, meetlood, paslood
schiet met pijlen - Amor
schietmotten - trochoptera
schietpatroon - granaat, kardoes, kartets, kogel
schietprojectielen - munitie
schietschijf doel, doelwit, roos
schietspoel - navet, schieter
schietstoel - navet
schiettoestel zie: schiettuig
schietstoffen - munitie
schietstroom - stroomversnelling, waterval
schiettoestel - zie: schiettuig
schiettuig - achterlaadgeweer, achterlader, afweergeschut, blaasroer, blijde, boog, browning, claymore, draaikanon, eenloop, flobert, geschut, geweer, haakbus, haakmortier, handboog, houwitser, jachtgeweer, kanon, karabijn, kruisboog, lilla, machinegeweer, madsengeweer, mauser, maxim, mitrailleur, mortier, musket, naaldgeweer, pantserschrik, pistool, pijl, repeteergeweer, revolver, roer, snaphaan, stengun, torpedo, scheepskanon, schrootbus, spuit, stropersgeweer, veldgeschut, voorlader, voetboog, Winchester, zelflaadpistool, zinkroer,
schietvereniging - schutterij
schietvogel - sperwer
schietvoorraad ammunitie, munitie
schietwapen – bazooka, blaffer, boog, geweer, harpoen, jachtgeweer, houwitser, kanon, karabijn, katapult, mitrailleur, mortier, musket, pistool, revolver, sten, voorlader
schietwapen met pijl - boog
schietwilg - knotwilg
schiften - afzonderen, greineren, haperen, hotten (melk), karrelen, kartelen, kerven, klonteren, lezen, runnen, scheiden, selecteren, sorteren, stremmen, triëren, uitzoeken, zeven
schiften van zaden - triëren
schiftend - kartellg
schifting - stremming
schik content, genoegen, leut, lol, lust, opruiming, orde, pret, plezier, sas, schikking, tevredenheid, trek, vreugd(e), zin
schikgodin - Atropos, Clotho, Lachesis, norne
schikgodinnen Ate, Atropos, Clotho, Lachesis, Moiren, Nornen, Oerd, Parcen, Verdandi
schikkelijk billijk, fatsoenlijk, gepast, ordelijk, redelijk, schappelijk, tamelijk, toegevend
schikken - aanpassen, accommodatie, accommoderen, aflopen, arrangeren, arrimeren, beredderen, berusten, bijleggen, conveniëren, draperen, inrichten, klasseren, klassificeren, oplossen, opstellen, ordenen, ordening, ordonneren, overeenkomen, passen, plooien, quadreren, rangeren, rangschikken, redderen, regelen, regulariseren, reguleren, sorteren, transmissie, vereffenen, vleien, voegen
schikken (in der minne) - beëindigen, beslechten, bijleggen
schikken in plooien - draperen
schikking accommodatie, akkoord, arangement, berusting, bestand, billijk, compromis, dading, dispositie, maatregel, opstelling, opvolging, orde, ordening, ordonnantie, overeenkomst, plaatsing, rangorde, regeling, structuur, tamelijk, transactie, vergelijk
schikking der delen - constructie, konstruktie
schikking op een schilderij - ordonnantie
schikking van zaken - arrangement
schil bast, bolster, cortex, dop, doppel, huid, kaf, korst, omhulsel, omkleedsel, pel, schaal, schilletje, schilver, schors, spat, vel, vlek,vlies
schil, geconfeit-van onrijpe cytrus - sukade
schild aegis, aigis, beukelaar, blazoen, dekschild, écu, pavese, rondas, uithangbord, wapenbord
schilddrager - page, schildknaap, tenant
schild in wapen ecusson
schild met een knop - beukelaar
schild met Medusahoofd Aegis
schild van Donar - rondas
schildboog - muraalboog
schilddaalder - ecu
schilddrager - page, schildknaap, tenant
schildeend - slobeend
schilder verver
schilders, tekenaars, graficie
3 Apt, Arp, Art, Bol, Dix, Dou, Ket, Loo, Mor, Roy, Vos, Wit
4 Agar, Alix, Apol, Asam, Aved, Bega, Bril, Cuyp, Dali, Doe,
Dufy, Dijck, Eyck, Fuhr, Gaul, Goes, Gogh, Goya, Gran, Gris, Gros, Hals, Heda, Klee, Koch, Leck, Lega, Lens, Leys, Miss, Maes, Marc, Menn, Mi Fu, Miro, Moll, Nash, Neer, Paul, Pilo, Post, Reni, Rode, Roos, Rops, Rosa, Rose, Smet, Toma, Tosi, Uhde, Yuan, Zick
Dostları ilə paylaş: |