S s (Grieks) sigma sa Franse naamval, komaan, tsa, welaan saai


schooien   bedelen schooier



Yüklə 1,92 Mb.
səhifə6/31
tarix26.10.2017
ölçüsü1,92 Mb.
#15167
1   2   3   4   5   6   7   8   9   ...   31

schooien   bedelen

schooier   bedelaar, landloper, schoft, schobbejak, schurk

schooieren - bedelen

schooier - armoedzaaier, bedelaar, bohémien, deugniet, geus, kalis, landloper, proleet, rabout, schobbejak, schoelje, schoffie, schoft, schoremerd, sloeber, vagebond, zigeuner, zwerver

school (Lat.)   schola

school voor Joods godsdienstonderwijs   jesjiva

schoolafdeling   klas

schoolbehoefte   agenda, bank, boek, bord, gom, gum, griffel, gum, krijt, liniaal, lei, passer, pen, potlood, schrift, spons, stuf

schoolgeld - minerval

schoolgeleerde - scholasticus

schooljaar   cursusjaar

schooljuffrouw - docente, lerares

schoolkamer - lokaal

schoolmeester - docent, frik, leraar, onderwijzer

schoolmeesteren   bedillen

schoolopziener   inspecteur

schoolschrift   cahier

schoolvak   aardrijkskunde, algebra, biologie, boekhouden, economie, fysica, geschiedenis, lezen, meetkunde, muziek, rekenen, schrijven, taal, tekenen, wiskunde, zingen

schoolverzuimen   platlopen, spijbelen

schoolvoorbeeld - prototype

schoolvos   frik, meester, pedant, scholaster, scholasticus

schoon - aantrekkelijk, abel (spel), behaaglijk, behoorlijk, slean, fraai, goedgevormd, gunstig, heerlijk, helder, helemaal, hoopvol, keurig, klaar, knap, lieflijk, mooi, net, netto, nobel, ofschoon, onbevlekt, opgeruimd, prachtig, proper, rein, rooskleurig, sierlijk, smetteloos, vlekkeloos, zindelijk, zuiver

schoon aan de haak - zuiver

schoon maken - decrotteren, krauwen, poetsen, purificeren, purifiëren, redderen, schuren, schurken, wrijven

schoon en helder - zuiver

schoon en zuiver - rein

schoon schijnende stelling - paradox, wonderspreuk

schoon schip maken - laxeren

schoon toekomstbeeld - droom

schoon uitzicht - bellevue, belvédère

schoon zicht - bellevue

schoonbroer - behuwdbroeder, behuwdbroer, zwager

schoonbijten - reduceren, reoxyderen

schoondochter - behuwddochter, kal(le)(barg)

schoongemaakt - gezuiverd, ontsmet

schoonheid   beauté, élégance, elegantie, gratie, helderheid

schoonheid (Gr.) - kallos

schoonheid benadelen - ontsieren

schoonheid bevorderend - kosmetisch

schoonheid der kleuren - kleurenpracht

schoonheid van bolgewassen - bollenpracht, tulpenpracht

schoonheidsdienaar   estheet, esteet

schoonheidsgevoel   smaak

schoonheidskijker - caleidoscoop

schoonheidskoningin - miss

schoonheidsleer - esthetica, esthetiek

schoonheidsmiddelen   cosmetica, crème, eyeliner, haarlak, kosmetiek, lippenstift, lipstick, lotion, mascara, masker, oogschaduw, poeder, rouge

schoonheidspleister - mouche

schoonheidsspecialist(e) - visagist(e)

schoonheidsvlekje - tache de beauté

schoonheidswedstrijd - missverkiezing

schoonheidszin   aesthetiek, schoonheidsgevoel, smaak

schoonklapper - flikflooier, mooiprater

schoonklinkend - harmonieus, melodieus, welluidend

schoonmaak - reiniging, uithaal, zuivering

schoonmaakdag (Fries) - himmeldei

schoonmaakgerei   ammonia, badzeep, bezem, boender, bordendoek, borstel, blik, boender, centrifuge, doek, dweil, emmer, glazendoek, handdoek, lap, luiwagen, mattenklopper, nagelborstel, pannespons, parketboender, plumeau, poetslap, ragebol, rolveger, ruitewisser, schoenborstel, schoensmeer, soda, spons, stofdoek, stofzuiger, tandenborstel, tandpasta, teil, theedoek, toiletborstel, toiletzeep, vaatdoek, veegdoek,veger, vim, wasmachine, werkborstel, werkdoek, wisser, zeem, zeemlap, zeemleer, zeep, zwabber

schoonmaakgerei voor machines - poetskatoen

schoonmaakmiddel   soda, vim, was, zeep

schoonmaakster - huisvrouw, schrogster, werkster

schoonmaaktijd - beëlzebubtijd

schoonmaken - boenen, borstelen, dweilen, kuisen, poetsen, ragen, reinigen, ruimen, schrobben, schuieren, stoffen, vegen, wassen, wissen, zuiveren, zwabberen

schoonmaker - kuiser, poetser, reiniger

schoonmoeder - behuwdmoeder, schoonmama

schoonmoeder van Ruth - Naomi

schoonprater   flikflooier, hielenlikker, mooiprater, vleier

schoonrijden op de schaats - kunstschaatsen

schoonschrift   kalligrafie , pennekunst

schoonschrijfkunst - kalligrafie

schoonschrijver   calligraaf, kalligraaf

schoonschijnend - misleidend, plausibel, specieus

schoontjes   fijntjes, liefelijk, netjes, vleiend

schoon toekomstbeeld - droom

schoonvader - behuwdvader, schoonpapa

schoonvader van Jacob - Laban

schoonvader van Kalafas - Annas

schoonvader van Penelope - Laërtes

schoonvader van Wagner - Liszt

schoonwrijen - boenen

schoonzicht - belvédère

schoonzoon - behuwdzoon, gozer (barg.), kerel, vent (volkstaal)

schoonzoon van keizer Augustus - Agrippa

schoonzuster - behuwdzuster, snaar

schoor   berkoen, draagbalk, korbeel, pal, schraag, schraag, schrap, stempel, steun(balk), stut, stutbalk, vast

schoorbalk   karbeel, kniestuk, korbeel, steun, steunbalk, stut

schoorgewelf - luchtboog

schoorpaal - stut

schoorpijler   schraagbeer, contrefort

schoorsteen - kaaf, rookkanaal

schoorsteenhaak - hogel

schoorsteenkanaal - rookgat

schoorsteenkap - draaikap, gek

schoorsteenmantel - schouw

schoorsteenval - rabat

schoorsteenveger - roetmop, savoyaard, schouwveger, sneep, zwatjan

schoorsteenijzer - hangijzer

schoorsteenzwaluw - boerenzwaluw

schoorsteenzwart   roet

schoorstuk   buitensteunder, noodstuk, karbeel, steunknie

schoorvoetend   aarzelend, langzaam, ongaarne, tegenstribbelend, weifelend

schoorwal - draagzuil, landtong, nehrung(D.), pijler, spit (Eng.), steunpilaar, strandwal

schoorzuil   steunpilaar, draagzuil, lastdrager, pijler

schoot   baarmoeder, ent, gremium, ketting, loot, lot, moederlijf, scheut, slottong, spruit, steek, touw, uitspruitsel, voorschoot

schoot van een slot - schotel

schootdoek - germiale (bisschop)

schootgaan - vluchten, weglopen

schoothondje - babiche

schoothoorn - schootsleuver

schootlijn   richtlijn, schot, vuurlijn

schootsafstand - actieradius, reikwijdte

schootsvel van vrijmetselaars - tablier, voorschoot

schootsveld - actieradius, bereik, reikwijdte

schop   bats, ballaster, flap, flapkan, graaf, hak, kwast, lap, lep, loods, spa, spade, schep, schoep, schommel, schuur, stamp, trap, trede, tree, veldfles

schop door paard getrokken - molbord

schop met de voet - trap

schoppen   stampen, trappen

schoppenaas in omber   of quadrille spel   spadille

schoppenvrouw (Fr.) - piquédame

schor - aanslibbing, gors, hees, kardoes, kwelder, nes, plaat, rauw

schorem - armoede, geboefte, gepeupel, geteisem, janhagel, plebs, rapalje, schorriemorrie, tuig, uitschot, uitvaagsel

schoren - ondersteunen, schragen, stempelen, steunen, stutten

schorfte - warkruid

schorpioen - gesel (met stekels), scorpio, zodiakteken (het achtste)

schorpioenen - scorpionidea

schorpioenkruid - muizenoor, rupsenkruid

schorpioenvis - donderpad, knorhaantje, poon, snotolf, slakdolf, stekelbaars

schorre - gors, vloerzerk

schorrekruid - suaeda

schorriemorrie - falderappes, gajes, gepeupel, geteisem, rapalje, rommel, schorem, tuig, uitschot, uitvaagsel, volk,

schors   bast, boombarst, buitenbekleding, buitenlaag, cortex, eek, eikenschors, run, schil

schors afhalen - eken

schorsen - opheffen, opschorten, suspenderen, uitstellen, verdagen, verschuiven

schorseneer - aardwortel, slangenkruid

schorsing - interdict, onderbreking, opschorting, pauze, posponering, stagnatie, stopping, stremming, suspensie, uitstel, verdaging

schorsing in een ambt   suspensie

schorskever   dennenscheerder

schorskevers - scolytidae

schort – boezelaar, eva, lendendoek, voorschoot, schorteldoek

schorteldoek   voorschoot, schort

schorten   haperen, hinderen, liegen, mankeren, ontbreken, verschuiven

schortje - tablier

Schot   Sandy

schot - beschoeisel, luik, paneel, schotzalm, schutsel, schutting, vaart, vooruitgang, zeeforel

schotel - ankersleutel, bakje, bord, eten, gang, gerecht, grendel, menu, ovenpaal, plat, plateel, platine, schaal, schieter, schietplank, schoot, spijs, teiloor

schotel om van te eten - bord

schotelrek - etagere, richel

schotel van het avondmaal   graal

schotel voor gebruik tijdens de mis - pateen

schoteltje in R. K. eredienst   pateen

schotelrek   etagère, hang, richel

schothout - bitterzoet

schotjesgeest - sectarisme

schotkruid - muurpeper

Schots bankier uit de 18e eeuw - Law

Schots grondbezitter - laird

Schots kledingstuk - kilt

Schots muziekinstrument - doedelzak

schots - kluchtig, mal, raar, scheef, schol, ijsschol, ijsschots, verkeerd

schots en scheef   kriskras

schotschrift - hekelschrift, libel, klaagschrift, lasterschrift, pamflet, paskwil, smaadschrift, spotternij, smeekschrift

Schotse dans   ecossaie, reel

Schotse drank   whisky

Schotse herdershond   collie

Schotse rivier   Dee, Forth, Spey,Tay, Thurso

Schotse rok - kilt

Schotse ruitstof - tartan

Schotse stam   clan

Schotse stof   tartan

Schotse volksdichter   Bums

schotschrift   pamflet, paskwil

schotvarken - schotteling

schotvrij - kogelvast, safe, veilig

schotzalm - zeeforel

schouder - boeg (paard), schoer, schoft

schouderband - bandelier, stola, stool

schouderbedekking - passant

schouderbedekking aan uniformen - epaulet, passant

schouderbelegsel   epaulet

schouderblad   scapula, scapulier

schouderdoek - slendang, stola

schouderdoek van priester gedragen tijdens de mis - amict, humeraal

schouderholte   oksel

schouderjicht - omagra, schouderreuma

schouderkleed - caban, scapula, scapulier

schouderklopje - lofuiting

schouderkraag van een aartsbisschop - pallium

schouderkwasten op uniformen - fouragère

schoudermantel   cape, kappa

schoudermantel van bisschoppen en domheren   mozetta

schouderpijn - myalgie, omalgie

schouderreuma - omagra, schouderjicht, voorbou

schouderspier - deltaspier

schouderstuk - epaulet, pat

schouderversiering   epaulet

schoudervracht   (Ind.) pikol, pikoei

schout - baljuw, drost, dijkgraaf (waterschappen), meier

schoutsknecht - rakker

schouw - beschouwing, bezichtiging, controle, expertise, haard, inspectie, keuring, opneming, pont, ronkies, revue, schoorsteen, schunnig, schuit, sjofel, stookplaats, woest

schouwburg   amfitheater, komedie, theater, variété,

schouwburg in Milaan   Scala

schouburgjuffrouw - ouvreuse

schouwburgplaats   balkon, gaanderij, loge, parket, parterre, stalles, schellinkje

schouwen - aanzien,beoordelen, bezien, inspecteren, keuren

schouwend - contemplatief

schouwer - profeet, ziener

schouwing   inspectie, keuring

schouwkamer - toonzaal

schoueman - veerman

schouwspel   blijspel, komedie, kijkspel, revue, scène, spektakel, taf(e) reel, toneel, toneelstuk, tragedie, treurspel, thriller, vertoning, vertoon

schouwspel in theater - revue

schoven graan op het veld - garf, lee

schraag   amper, draagezel, draaggestel, drievoet, kruishout, nauwelijks, onderstel, schoor, schoorsteun schuins, stelling, steun, stut

schraagjes   krapjes

schraagpijler   muurstut, steunbeer

schraal - arm, armzalig, dor, droog, dun, gust, guur, iel, kaal, karig, koud, krap, mager, matig, miezerig, mondjesmaat, onvruchtbaar, pover, rank, ruw, schriel, schamel, slank, sober, spits, ijl

schraal afgemeten - mondjesmaat

schraal bij gebrek aan sappen - dor

schraal looderts - loodaarde

schraal mens - bonestaak, lat, sprinkhaan

schraalhans - gierigaard

schraalheid   geringheid, magerheid, armelijkheid, dorheid, onvruchtbaarheid, ruwheid

schraalland - onland

schraaltjes   armoedig, dun, ijl, karig, magertjes, schamel

schraapmanier - zwartekunst

schraapsel - schrabsel

schraapwagen - scraper

schraapijzer - krabber, schrabber

schraapzuchtig   gierig, inhalig, vrekkig

schraapzuchtig mens - schrafelaar, schraper, vrek

schraapzuchtig wijf - prij

schraapzuchtigheid - hebzucht

schrab - schrap, streep

schrabben - schrapen

schrabben van vis - schubben

schrabsel - schraapsel

schrafelaar - gierigaard, schraper, vrek

schrafferen - arceren

schragen   dragen, leunen, ondersteunen, sterken, steunen, stutten, troosten

schraging   bijstand, hulp, ondersteuning

schrale haver - evena, evene

schrale kost - gust

schralen - krimpen

schraler zeilen - opseizen

schram - keep, krab, kras, krauw, loopvarken (jong varken), schaafwond, schrap, varken, wond

schram op de huid - krab

schrander   bevattelijk, bijdehand, gevat, gewiekst, gis, glad, handig, helder, intelligent, kien, kloek, knap, listig, pienter, rap, scherp, slim, sluw, snedig, snood, snugger, pienter, scherpzinnig, spitsvondig, verstandig

schrander persoon – slimmerd

schrandere grijsaard - Nestor

schranderheid - doorzicht, gevatheid, intelligentie, list,

sagaclteit, scherpzinnigheid



schrank - schoof, schraag

schranken - kruisen, ontwijken, perken

schransen   buffelen, bunkeren, schrokken, slokken, smiezen, vreten

schrap - doorhaling, kavel, krab, kras, onwankelbaar, pal, reef, rits, schreef, scherp, schoor, schram, stevig, streep, strijdvaardig, vast

schrap zeilen - scherp (bij de wind)

schraper - erwtenteller, gierigaard, hapschaar, krabber, krabijzer, 9krenterig, kruimelig, melker, potter, schraapijzer, schrabber, vrek

schraperig   geldzuchtig, gierig, grijperig, hebberig, inhalig, karig, overzuinig, schraal, schraapzuchtig, schriel, vrekkig

schrapnel - granaatkartets

schrapijzer - krabber

schrap of kras - streep

schrappen - cancelleren, concelen, doorhalen, rayeren, royeren, weglaten

schrappen als lid - royeren

schrapper   doorhaler, krabber, schraapijzer, schrabber

schrapping - expurgatie, royement

schrapsel - tikkeltje, vleugje

schrede   pas, stap, tred(e)

schrede (Lat.) - passus

schredenteller   afstandsmeter, cyclo, (h)ado, hodometer, pedo, pedometer, speedo, stappenteller, telemeter

schreef   beginstreep, doorhaling, doelstreep, grenslijn, kras, lijn, schrap, streep, taxo

schreeuw   cri, exclamatie, gil, kreet, krijs, roep, uitroep

schreeuwekster - meerkol

schreeuwen - aangaan, beren, briesen, brullen, bulderen, galmen, gieren, gillen, huilen, heisteren, krijsen, krijten, lollen, razen, roepen, schreien, tekeergaan, tieren

schreeuwen van een ezel - balken, giegagen

schreeuwen van eenden - snateren

schreeuwen van ezels - balken

schreeuwend - baljarend, criant, gillend, knal, razend, roepend, tierend, vloekend

schreeuwend geluid   kreet

schreeuwer - kwaker, pochhans, raasbol, roeper, snoever, stentor

schreeuwerig - druk, kijfachtig

schreeuwerige vrouw - kijfster, viswijf

schreeuwlelijk   brulaap

schreeuwvogel   beo, iolibrie, neusvogel, salangaan

schreien   hullen, janken, krijten, pruilen, roepen, schreeuwen, snikken, snotteren, wenen

schreien om - betreuren, bewenen

schreier - huilebalk

schrepel - luierman, schoffel, schraal, schriel, wiedhaak, wiedijzer

schrepelen - loswieden, wieden

schreur - kleermaker

schreuven - sintels

schriek - krekel, kwartelkoning, spriet, waterral

schriel   dun, gierig, iel, karig, krenterig, mager, minnetjes, nauw, onvruchtbaar, parcimonieus, pinnig, schamel, schraal, smal, zuinig

schriel en mager - smal, parcimonie

schrielheid – gierigheid

schrift - bijbel, cahier, schrijfboek, schrijfmanier, scriptura, scriptuur

schrift met begriptekens - ideografie

schrift van de oude Egyptenaren - hiëroglyphen

schrift van de oude Soemeriërs - spijkerschrift

schrift waarbij tekens begrippen weergeven - ideografie

schriftelijk - geschreven

schriftelijk bericht - brief, briefkaart

schriftelijk bescheid - rescript, responsum

schriftelijk bevel   decreet(overheid), ferman, firman, irade (Arab.), oekase(Russ.)

schriftelijk bewijsstuk   akte, bescheid, bon, cedel, ceel, diploma, document, dokument, getuigschrift, oorkonde

schriftelijk bewijs van betaling - kwitantie

schriftelijk bewijs van lidmaatschap en goed gedrag -

attestatie



schriftelijk bewijs van ontvangst - recu

schriftelijk contact - briefwisseling, correspondentie

schriftelijk contract - correspondentie

schriftelijk onderricht - cursus

schriftelijk stuk - akte, brief
schriftelijk vergelijk - reces, verslag

schriftelijk verhalen - beschrijven

schriftelijk verlof - pas, permissiebriefje, vergunning, vrijbrief

schriftelijk verslag   nota, notulen, rapport, reces

schriftelijk verzoek   petitie, request, rekest, smeekschrift, verzoekschrift

schriftelijke aanmaning tot betalen - maanbrief, monitorie
schriftelijke aanwijzing  
nota

schriftelijke belofte tot betaling - promesse

schriftelijke betalingsopdracht - rescriptie, signatie

schriftelijke getuigenis   oorkonde

schriftelijke kennisgeving - cedel, ceel, circulaire, mededeling

schriftelijke lastgeving   cedel, ceel

schriftelijke mededeling   nota

schriftelijke opdracht - assignatie

schriftelijke overeenkomst   contract

schriftelijke studie - cursus

schriftelijke tegenbelofte - renversaal

schriftelijke uiteenzetting - annotatie

schriftelijke verbintenis   revers

schriftelijke verdediging - apologie

schriftelijke verhandeling   acta

schriftelijke verklarig - attest

schriftelijke wetgeving - nomografie, wetsschrijving

schrifterts   sylvaniet

schriftgeleerde   farizeeër, oelema, wetgeleerde

schriftkenner   schriftgeleerde

schriftkunde   grafologie, paleografie

schriftkundige   grafoloog, paleograaf

schriftlezing   bijbellezing

schriftstuk - akte, copy

schriftteken   grafeem, karakter, letter, lettersoort, rune

schriftteken (Chinees)   karakter

schriftteken (Germaans)   rune

schriftuur   akte, geschrift

schriftuitlegger - exegeet

schriftverklaring   exegese

schriftvervalser - falsaris, plastograaf, pseudograaf

schrik   alteratie, angst, horror, ontsteltenis, ontzetting, paniek, rats, vrees

schrik aanjagen - alarmeren, intimideren, verontrusten, verschrikken

schrikaanjagend   intimidatie

schrikaanjagende godheid   Pan

schrikaanjaging   intimidatie, ontmoediging

schrikachtig - bang(elijk), kopschuw, schichtig, schrikkerig

schrikbarend   afschuwelijk, erg, geducht, schrikwekkend, vreselijk, verschrikkelijk, vervaarlijk, vreeswekkend, ijselijk,

schrikbeeld - boeman, cauchemar, nachtmerrie, schim, spook

schrikbewind   terreur

Yüklə 1,92 Mb.

Dostları ilə paylaş:
1   2   3   4   5   6   7   8   9   ...   31




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©muhaz.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

gir | qeydiyyatdan keç
    Ana səhifə


yükləyin