schrikdier gedrocht, monster
schrikdraad - rasterdraad
schrikgestalte - popans
schrikgodin - erinys, gorgone
schrikhagedis dinosaurus
schrikkelijk bedenkelijk, geducht, ijselijk, verschrikkelijk
schrikken - ontstellen
schrikkerig schrikachtig
schrikschans - redoute
schrikstelling noodvloer, valsteiger
schrikwekkend - akelig, geducht, gemeen, ijselijk, luguber, onguur, onheilspellend, ontstellend, schrikbarend, sinister, verschrikkelijk, vreeswekkend, vreselijk
schrikwekkend schild Aegis
schril - angstig, gejaagd, gering, weinig
schril geluid geven snerpen
schro - blad, reep
schrobben boenen, krabbelen, reinigen, schoonboenen, schoonmaken, wrijven, zwabberen
schrobber - heibezem, luiwagen
schrobbering berisping, uitbrander
schrobnet foezel, kor, korre, wade
schrobnet voor de garnalenvangst - saai, saaiem, saaien
chrobwant schrobnetten
schrobzaag stootzaag
schroef bloeiwijze, bankschroef, bout, dolfijnsprong, duiksprong, luchtschroef, moer, propeller, scheepsschroef, vleugelschroef, vijs
schroef (biochemie) - helix
schroefbacterie - spiril
schroefboor fret
schroefbout - fret, plug
schroefdop - nippel
schroeflijn spiraal
schroeforchis - spiranthes
schroefpomp tonmolen
schroefrad wormwiel
schroefsgewijs - helicitisch, spiraalvormig
schroefsleutel - bahco
schroefvormig rad met schoepen - turbine
schroeien afbranden, blakeren, snoeien, zengen
schroeven – draaien, vastmaken
schrok gulzigaard, slokop, vreetzak, vreter
schrokachtig vraatzuchtig, vrekkig
schroken schroeien, zengen
schrokerig armzalig, geschroeid, min, nietig, verschrompeld
schrokker - vreter
schrokkerd gulzigaard, slokop
schrokkerig – begerig, gretig, gulzig, hongeriginhalig,
schrokkerij gulzigheid
schrokkig – gulzig, inhalig, onbeschoft, schots, vraatzuchtig, vrekkig
schrollen schimpen, smalen
schromeloos onbeschroomd
schromeloosheid onbeschroomdheid
schromelijk - angstwekkend, bedenkelijk, erg, geducht, ijselijk, verschrikkelijk, vreselijk, ijselijk, zeer
schromen aarzelen, dralen, duchten, ontzien, vrezen
schrompelen - krimpen, rimpelen
schrompelig - gerimpeld, rimpelig
schronselen - wroeten
schrooi - honger, trek
schrooien - ploeteren
schroom - aarzeling, angst(valligheid), bedeesdheid, gêne, ontzag, schaamte, schrik, verlegenheid, vrees
schroomachtig angstvallig, bedeesd
schroomvallig - angstig, angstvallig, bang, bedeesd, bedremmeld, beschroomd, bleu, schromig, schuchter, sip, timide, verlegen
schroomvalligheid - timiditeit
schroonwrijven - boenen
schroot - afval, ijzerafval, metaalafval, oudroest, rafter
schroot als kanonlading - mitraille
schrootboom schrootladder
schrootplank - rachel, rafter, tengel
schrot - basaltsteenslag, kriel, schroot
schrijden - lopen
schrijdend (muz.) - andante
schrijf- en tekenkunst - grafiek
schrijf- of krulletter - trekletter
schrijf op - signa
schrijfbakje - pennebakje
schrijfbenodigdheid - papier
schrijfblok - cahier
schrijfboek - blocnote, cahier, schrift
schrijfboekje - agenda, notitieboekje, souvenir
schrijfbordje - lei
schrijffout - haplografie, lapsus, vergissing
schrijfgeld - leges
schrijfgerei - balpen, ballpoint, balpunt, bon, griffel, inkt, inktkoker, inktpot, inktpotlood, kroontjespen, krijt, papier, pen, potlood, schrijfbehoefte, vulpen, veder, viltstift, vulpen
schrijfjeuk - scribomanie
schrijfkabinet - bureau, kantoor, scriban, secretaire
schrijfkamer - kabinet, kantoor, secretarie
schrijfkast - secretaire
schrijfkosten - leges
schrijfkramp - chiropasmus, grafospasmus
schrijfkunstenaar - kalligraaf
schrijflessenaar met opschuifbare halfronde klep - cilinderbureau
schrijfletter - cursief
schrijflijn - regel
schrijfloon - leges, zegel
schrijfmachine - portable, tikmachine, typemachine, typewriter
schrijfmachine afdrukpapier - carbonpapier, copieerpapier,
doorschrijfpapier, doorslagpapier, stencilpapier
schrijfmachinelint - kopieerlint
schrijfmanier - schrijftrant, stijl
schrijfmateriaal - bord, lei, perkament
schrijfmeubel - bureau, lessenaar, schrijfbureau, schrijftafel, secretaire
schrijfmodel - exempel
schrijfonvermogen - agrafie
schrijfportefeuille - schrijfmap
schrijfpriem - stilet
schrijfschrift - cahier
schrijfster - Selinko, Minco
schrijfster van novellen - novellenschrijfster
schrijfstift - grif, griffel, krijt, pen, potlood, stilet, stilus
schrijftablet - lei
schrijftafel - bureau, lessenaar, secretaire
schrijftrant - stijl
schrijfvertrek - scriptorium
schrijfvlak - lessenaar
schrijfvloeistof - inkt
schrijfwoede - scribomanie
schrijfwijze - notatie, schrijftrant, schrijfwoede, scribomanie, stijl,
schrijfwijze van lyrische gedichten - odemanie
schrijfwijze van woorden - spelling
schrijfwijze (gekunsteld) - marinisme
schrijfzucht - literomanie, scribomanie
schrijlings - wijdbeens
schrijn - fiedel, fiertel, kast, kist (bewerkt), reliekkastje, relikwieënkastje
schrijnen - branden, snerpen
schrijnend - allerdroevigst, deerlijk, grievend, hartverscheurend, navenant, navrant, pijnlijk, smartelijk
schrijnwerker - kabinetmaker, meubelmaker
schrijnwerker in ebbenhout - ebbenist, meubelmaker
schrijnwerkersbies - schaafstro
schrijvelaar - scribent
schrijven - noteren, pennen, volgen
schrijven in geheimschrift - coderen
schrijven met schrijfmachine - tikken, typen
schrijven met veel fouten - cacografie
schrijvtn of boeken in het wettelijk register - registreren
schrijven op een advertentie - reflecteren, solliciteren
schrijven van een lexicon - lexicografie
schrijver - auteur, commies, klerk, literator, opsteller, penner, pennist, romancier, scribent, secretaris, zie verder: romanschrijver en Nederlands schrijver
schrijver van Alice in Wonderland - Carroll
schrijver van alleen op de wereld - Hector Malot
schrijver van Camera Obscura - Beets, HiIdebrand
schrijver van cowboyboeken - Nowee
schrijver van detectives - Beuving, Chartris, Christie, Conan, Doyle, Durbridge, Flemming, Gardner, Havank, Hofdorp, Ivans, Mons, Poe, Simenon, Visser
schrijver van de drie Musketiers - Dumas
schrijver van doktersroman - Cronin
schrijver van een Christmas Carol - Dickens
schrijver van een woordenboek - lexicograaf
schrijver van Faust - Goethe
schrijver van griezelverhalen - Poe
schrijver van Gullivers reizen - Swift
schrijver van Hamlet - Shakespeare
schrijver van Indianenboeken - Cooper, May, Nowee
schrijver van Jongensboeken - Kieviet
schrijver van Mathildecyclus - Perk
schrijver van Max Havelaar - Multatuli
schrijver van Paradise Lost - Miloton
schrijver van Robinson Crusoë - Defoe
schrijver van sprookjes - Andersen, Bomans, Grimm, Hauff
schrijver van verzoekschrift - adressant
schrijvertje - draaikever, watertor
schrijverij - geschrijf, gekrabbel
schub - écaille squama
schubachtig - squameus
schubben van bolgewassen - rokken
schubbig - geschilferd, geschubd, squameus
schubdier - aai, ai, gordeldier, luiaard, manis, megatherium,
miereneter, pangolin (Fr.)
schubdieren - pholidota
schubhuid - ichthyosis
schubje - schilfer
schubkruid - schijnspurrie
schubsalamander - stegocefaal
schubuitslag - pityriasis, psoriasis
schubvleugelig insect nimf, parelvlinder, rups, vlinder
schubwortel - lathraea, tandkruid
schubziekte - psoriasis
schuchter - angstvallig, bang, bedeesd, bedremmeld, beschroomd, bevangen, bleu, blo, blode, schroomvallig, schuw, sip, timide, verlegen
schuchterheid - timiditeit
schudapparaat - deintoestel, jigger
schudbeker - shaker
schudden - beven, daveren, deinen, hutselen, knikken, schommelen, shaken, sidderen, trillen
schudden met dof geluid - dreunen
schudden van kaarten - wassen
schudding - beving, concussie, dreun, stuik, succussie
schudkorf - wan
schudtoestel voor de graanbak in molens - molenklepper
schuier - boender, borstel, kleerborstel, luiwagen, stoffer, veger
schuier (Fr.) - brosse
schuier (stijf met lange steel) om de vloer te schrobben -
luiwagen
schuieren - borstelen, vegen
schuierhout borstelblok
schuierwagen - kruiwagen
schuif - afsluiting, grendel, hevel, hoeveelheid (grote), knip, schuifbout, schuifdeksel
schuif in een sluisdeur rinket
schuifbak la, Iade
schuifbout grendel, knip, schuif
schuifelachtig sluipend, gluipend, stiekem
schuifelbeen - schefelbeen (veearts.)
schuifhout kloosterhout, zandstrook
schuifijzer of slot – grendel
schuifkar bakfiets, handkar, kruiwagen
schuifknoop - slipsteek, strik
schuifladder in gebruik bij brandweer - magirusladder
schuifraam - loket
schuifspeld - haarspeld
schuiftrap - schuifladder
schuiftrompet bazuin, trombone
schuifuil - nachtuil, ransuil
schuifvenster - schuifraam
schuifvizier - laddervizier
schuifvlak - tade
schuifwand - vouwwand
schuifweersluis - rikket
schuifijzer - grendel
schuil spruw; verborgen, verscholen, weg
schuilevinkje - verstoppertje
schuilgaan verbergen
schuilhoek - gat, reduit, vluchtschans
schuilhouden - verbergen, verstoppen
schuilkelder bunker
schuilkleur - schutkleur
schuilnaam pseudoniem
schuilnaam - incognito, pennenaam, pseudoniem
schuilnaam van Beats - Hildebrand
schuilnaam van een Nederlandse dichter - Avank
schuilnaam van... zie: pseudoniem van...
schuilplaats abri, afdak, asiel, asyl, berghut, bunker, heuvel, hok, honk, hut, kelder, kooi, onderkomen, schuilhoek, schuilhut, schuilkelder, schuilkerk, shelter, stek, terp, toevlucht, toevluchtsoord, wierde
schuilplaats tegen luchtaanvallen - schuilkelder
schuilplaats tegen weer en wind - abri
schuilplaats van roofdieren - roofnest
schuiltent - abri, shelter
schuim broes, bruis, gajes, gepeupel, gespuis, geteisem, gist, grauw, heffe, plebs, rapalje, schorem, schorriemorrie, tuig, uitschot, uitvaagsel
schuim op bier - gijl, kaam, kaan
schuimachtige spijs - creme
schuimbeestje - koekoeksspog, paddespog
schuimbekken - razen, tieren, zieden
schuimcellen - histiocyten
schuimeendje - zomertaling
schuim op bier gijl, kaam, kraag
schuimen bruisen, gisten, gijlen, klaplopen, koken, kolken, mousseren, opborrelen, opbruisen, petilleren, roeren, roven, wellen, woelen, zieden
schuimend - bruisend, mousserend, petillant
schuimer - klaploper, landloperschoelje, zeerover
schuimgebakje - baiser
schuiming van ertsen - dotatie, flotage
schuimkanon - brandblusser
schuimklompje - koekoeksspog
schuimkraag op bier manchet
schuimkruid - veldkers, waterkers
schuimloper - klaploper, tafelschuimer
schuimpje - nonnefortje
schuimscheiding - dotatie
schuimsel - uitschot
schuimsteen - stalactiet
schuimtaart - polonaise
schuimvormer - saponine, zeep
schuin - aflopend, cursief, dubbelzinnig, dwars, gemeen, glooiend, hellend, obliquus, obsceen, onkies, onnet, onwelvoeglijk, onzedelijk, oplopend, pikant, scabreus, scheef, schraag, verkeerd,
schuin aflopen - geren, hellen
schuin aflopend - hellend
schuinbewerkte kant - bilgoen
schuin gedrukt - cursief
schuin geslepen rand biseau
schuin kijken - loensen
schuin latwerk als voederrek ruif
schuin naar voren stekend - prognaat
schuin schrift - cursief
schuin toelopend geer, gerend, taps
schuine baan geer
schuine balk spant
schuine kant van beitel keg, neg(ge)
schuine letter - cursief, italiek
schuine pen - spie
schuine reep - geer
schuine reep stof - geer
schuine schrijftafel - lessenaar
schuine stand - helling
schuine stootnaad - verstek
schuine stootrand bij balken of lijsten - stootnaad, verstek
schuine strook - geer
schuine zijde van een rechthoekige driehoek hypotenusa
schuingedrukt - cursief
schuins - schraag
schuins afwijken - afgeren
schuins kijken - lonken
schuinschrift - cursief
schuinsmarcheerder - boemelaar, boemelpetrus, losbol, stapper
schuin staan - hellen
schuinstaand boekenplankje lezenaar
schuinstaande deur die men kan oplichten - valdeur
schuinte - helling, valling
schuinte van aardwerken - beloop, glooiing, helling, talud
schuin toelopend - taps
schuit ark, boot, praam, schip, schoen
schuitbek - lepelbek, nachtreiger, reiger
schuitig - wild, woelig
schuitjevaren spelevaren
schuiven - betalen, dokken, glijden, roken, slippen, verplaatsen, voortduwen, voortslepen
schuiven van grond afkalven, creep, slump, solifluctie
schuivende ijsheuvel toros
schuivende ijsmassa - gletsjer
schuiver - glijbeweging, junk, kaaier, landloper, misstap, 3opiumschuiver, schooier, schot (voetballen), slipper, smak, val
schuld achterstand, beer, culpa, dalles, debet, debitum, fout, hypotheekschuld, krediet, kredit, lening, misdaad, oorzaak, overtreding, passief, tekortkoming, verkeerdheid, verplichting, zonde
schuld aan de bank - debet
schuld afbetalen - salderen
schuld aflossen - betalen
schuld die de staat heeft - staatsschuld
schuld vereffenen - betalen
schuldaflossing - moratorium
schuldbekentenis accept, amende, biecht, consol, kredietbrief, obligatie, promesse, schuldbewijs
schuldbelijden - biechten
schuldbelijdenis biecht, confessie, confiteor
schuldbesef - berouw, inkeer, spijt, wroeging
schuldbevrijding - decharge
schuldbewijs - pandbrief
schuldbrief - bond, integraal, obligatie, obligo (tt.), pandbrief, promesse
schulddelging - afdoening, amortisatie, betaling, kwijting
schulddelging door aflossing - amortisatie
schulddelgingsfonds - sinkingfund
schuldeiser crediteur, haai, maner, ontvanger
schuldeloos - onschuldig
schulden - passiva
schulden aflossen - amortiseren
schulden maken - beren
schulden vereffenen - betalen
schuldenaar beslagene, debiteur, zondaar
schulden maken - beren
schuldenregister - kerfstok
schuldgevoel - berouw
schuldig - aansprakelijk, coupabel, credit, debet, medeplichtig, misdadig, nalatig, redevabel, verplicht, verschuldigd
schuldig aan meineed - meinedig
schuldig aan valse gelofte - meinedig
schuldige - bedrijver, dader, delinquent, nalatige, overtreder, strafbaar, verdachte, zondaar, zondig
schuld maken - beloven, lenen
schuldigheid - culpabiliteit
schuldmisdrijf - culpoosmisdrijf
schuldoverdracht delegatie
schuldslaaf pandeling
schuld vereffenen betalen
schuldvereffening - afrekening
schuldvergelijking afbetaling, compensatie, schadeloosstelling, vereffening, vergoeding, verrekening
schuldvergeving (R.K.) - absolutie
schuldvergiffenis genade
schuldvernieuwing novatie
schuldvernieuwing aangaan - noveren
schuldvordering - creance, inschuld, pretentie
schulp - feston, grotwerk, rocaille, schelp, versiering
schulpboor - schulper, vervolgboor
schulplijn - conchoïde
schulptrek - conchoïde
schulpvormige geborduurde rand - feston
schulpvormige rand aan weefsels - feston
schulpvormige uitsparing in muur - nis
schun schavuit, schooier
schund pornografie, prikkellectuur
schunnerd schooier, zwerver
schunnig armelijk, armoedig, armzalig, gemeen, haveloos, laag, laf, min, obsceen, onfatsoenlijk, onkuis, onwelvoeglijk, schamelijk, schorem, schuin, shack, smerig, vies, vuil, vunzig
schunnige kerel - schoremerd
schuren - gladmaken, glijden, krauwen, polijsten, pumiceren, schrobben, schurken, wrijven
schurend geluid doen horen - knarsen, tandenknarsen
schurend strijken - raspen
schurft krets, psoriasis, rap, scabiës
schurftachtig - gemeen, laag, scabieus, schurftig
schurftig - rappig, scabieus, schunnig, smerig, uidig, zerig
schurftkop - roek
schurftkruid - knautia, scabiosa
schuringsgeluid - fricatief, glijder, spirant
schuringsletter - spirant
schurk – aterling, bandiet, bedrieger, beroerling, boef, boosdoener, booswicht, cartouche, deugniet, doerak, ellendeling, fielt, galgeaas, galgebrok, galgestrop, gladakker, gauwdief, hondsvot, judas, loebas, loeder, loer, loeres, loeris, lomperd, leur, misdadiger, onmens, onverlaat, patser, ploert, rabaud, rover, schavuit, schelm, schobbejak, schoelje, schoft, schooier, sloeber, smeerlap, snoodaard, spitsboef, vagebond, verkwister, wrijfpaal
schurk (Fr.) filou
schurkachtig bedriegerig, boefachtig, fieltachtig, fielterig, gemeen, laag, misdadig, schelms
schurken boeven, hurken, ineen, ineenhurken, krabben, ruisen, schoonmaken, schuren, wrijven
schurkenstreek - bedriegerij, boevenstreek, dievenstreek, fielterij, misdaad, schelmstuk
schurkerij bedrog, felonie, fielterij, gemeenheid, laagheid, oplichting, scheimerij, schelmstreek, schelmstuk, schurkenstreek
schut beer, beschaamd, bescherming, beschot, boswachter, dam, deur, kamerscherm, keerdam, koddebeier, onthutst, paal, schandaal, scherm, chutdeur, stuw, stuwdeur, verschut, wand,
schudblaadje van aren - kafje
schutblad bractea, dekblad
schutblad van tamme kastanjes - boest
schutboog gordelboog
schutbos schermbos
schutdek - shelter
schutdekschip - shelterdekschip
schutdeur sluisdeur
schutkamer schutkolk
schutkleur - dekkleur, mimicry
schutkolk - sluis
schutkorf - korenzeef, wan, wanmolen, zeef
schutoverloop scheepsplecht
schutplank sluisplank, vloedplank
schutsbrief - handvest, leenbrief, octrooi, privilege
schutsel - bescherming, heg, hek, heining, paravent, schot, schutting
schutsengel - beschermgeest, genius, patrones, patroon
schutsheer - beschermer, beschermheer
schutsheilige patrones, patroon
schutsheilige der dokters Lucas
Dostları ilə paylaş: |