spinachtige arachnoideum, hooiwagen, malmignatte, mijt, kobbe, schorpioen, tarantella, teek, vogelspin
spinachtige dieren - arachniden
spinaker - jager
spinazie bladgroente
spinbeweging - chiraliteit
spinbloem herfsttijloos
spinde - broodkast, provisiekast, spijskast
spindel - garenklos, klos
spinel - robijn
spinfabriek - spinnerij
spinet virginaal
spinhuis gevang, gevangenis, nor,tuchthuis
spinklos - bobijn, garenklos, speldewerkklos, spoel
spinlijn - clothoïde
spinmaal - spinning
spinmachine - flyer
spinnen - areneidae, rullen, snorren, wentelen, zoemen
spinnenkop spin, standaardmolen
spinnenkop (barg.) doekspeld, dasspeld
spinnenjager ragebol
spinnerijarbeider spinner
spinnen, klos voor het - spindel
spinnenkunde - araneologie
spinnenleer - arachnologie
spinnensoort - ero
spinnenverdriet - ragebol
spinnenwebben web, webben, spinrag, rag
spinnewebdraden - rag, spinsel, webbe
spinner - kunstaas, hengelaas, nonvlinder, processierups, wapendrager, zijderups
spinnerij - garenfabriek
spinners - bombycidae
spinnersterm (katoen en wol) - aftrekrol
spinnersterm (vlas en helm) - aanleg, afleveringsrol, machine,
oplegrol, vlij
spinnerijarbeider - spinner
spinnetje - mijt
spinneweb - raag, rag
spinnewebdraad - rag
spinnewiel - woelwater
spinnig kattig, kwaadaardig, nijdig
spinnijdig boos, gram, gramstorig, rabiaat, woedend
spinrag - raag, spinsel, web
soinragvlies - arachnoides
spinsel - byssus, draad, garen, rag, spint, web
spinsel van vezelachtige stof - draad
spinster van het levenslot - Atropos, Clotho, Lachesis, Moira
spinstof uit houtvezel - textulose
spinvezel - hennep, jute, katoen, kokos, ramie, sisal, vlas, wol, zijde
spinvis - schelvisduivel
spinvlieg luisvlieg, paardenvlieg
spinzen (barg.) kijken, loeren, speuren
spion agent, bespieder, dwarskijker, éclaireur, indringer, patrijshond, pottenkijker, spie, spiegeltje (spionnetje), stille, verkenner, verklikker, verrader, verspieder
spionage - bespieding
spioneren - bespieden, verkennen, verspieden
spiraal krul, krullijn, kurketrekker, schroeflijn, slakkenlijn, spiraalveer, springveer, (trek)veer
spiraalbeweging - torsade
spiraaldek - ondermatras
spiraalduik vrille
spiraalklosje - piton
spiraalveer met handvatten - expander
spiraalvormig - slakvormig
spiraalvormig gebogen draad - spiraaldraad
spiraalvormig opgerolde peulen van een Westind. plant -
dividivi
spiraalvormig gewonden gouddraad - cantille
spiraalvormige bocht - krul
spiraalvormige schelp - nautilus
spiraalvormige versiering - voluut
spirant - fricatief, glijder
spirit fut, geest, kracht, pep, pit, temperament
spiritisme - geheim, necromantie, occult, occultisme, verbergen
spiritisme, onmisbaar in het - medium
spiritistisch wezen - klopgeest
spiritistische ziel - manas
spiritual - negerlied (religieus)
spiritualia - dranken (geestrijke of alcoholische)
spiritualiteit geestelijkheid, onstoffelijkheid
spiritueel geestelijk, geestig, immaterieel, onlichamelijk, onstoffelijk, snedig
spiritueus - geestrijk, sterk
spirituoso (muz.) geestdriftig, vurig
spiritus alcohol, ethanol, ethylalcohol, spriet, sprit, wijngeest
spiritusbrander - primus
spiritusdrank - likeur
spit - braadijzer, kremertje, lendeschot, lumbago, spadensteek, speet, verschot (Z.N.)
spitaal - speetjesaal
spits - apexpiek, bits, geestig, gepunt, hatelijk, leep, loos, piek, piekerig, pienter, punt, puntig, raak, scherp, scherpzinnig, schraal, slim, snedig, stekelachtig, timp, tip, toelopend, top, uiteinde, vernuftig, vinnig
spits (barg.) - paraplu
spits broodje - kadetje, timp
spits maken - toespitsen
spits toelopend taps, timp, tip
spits toelopend baardje sik
spits toelopend eind - punt, toot, tuit
spits toelopend gedeelte - kam, tand, toot, tuit
spits toelopend grafgebouw - piramide
spits toelopend grafmonument - pyramide
spits toelopend voorwerp naald, punt, speld
spits toelopende zuil - naald
spits toelopende zuil of gedenk - naald, obelisk
spits torentje - fiaal (gotiek)
spits uiteinde - punt, stip, tip
spits uitlopende strook geer
spits uitstekend gedeelte kam, tand
spits vooruitspringende hoek horn
spits ijzer - piek
spitsachtig - puntig
Spitsbergen - Svalbard
spitsboef boosdoener, picaro, rabauw, schavuit, schelm, schurk, slimmerd
spitsbogenstijl - gotiek, gotisch, ogivaal
spitsboog kruisboog, ogief
spitsboogvormig - ogivaal
spitseekhoorn - toepaja
spitsbroeder bentgenoot, gabber, kameraad, lotgenoot, makker, vriend
spitsbroederschap - solidariteit
spitsdak - revalje
spitse baard - sik
spitse bek - neb
spitse bergtop - piek
spitse naald - zuil
spitse snavel neb, nebbe
spitse toren - minaret
spitse versiering - toot
spitse vooruitstekende hoek - horn
spitse zuil naald, obelisk, piramide
spitsen - scherpen, slijpen
spitsen van lippen - tuiten
spitser - spiesbok
spitsgebekt - hatelijk
spitsheid bitsheid, puntigheid, scherpzinnigheid
spitshond - kees
spitsig - puntig
spitsmuil - haairog, zeepaling
spitsmuis - dol, dwergspitsmuis, muis
spitsmuisachtig zoogdier - egel
spitsmuizen - soricedae
spitsrat - ratteëgel
spitssnuitdolfijn - mesoplodon
spitsstaart - worm
spitstoelopend - taps, timp
spitstoelopend voorwerp - naald
spitsuur piekuur, top uur
spitsvondig bijdehand, chicaneus, geraffineerd, geslepen, gevat, gewiekst, gezocht, intellectueel, pointilleus, scherpzinnig, schrander, sluw, subtiel, vernuftig
spitsvondige redenering - drogreden, haarkloverij, sofisme
spitsvondigheid - haarkloverij, intelligentie, scherpzinnigheid, schranderheid, sofisme, sofisterij, subtiliteit, vernuftigheid
spitsvormige redenering - sofisme
spitszuil - obelisk, pyramide
spitszuilig - piramidaal
spitten delven, graven, omspitten, omwerken, spaaien, spaden, uitgraven
spitter - graver
spitwerk - graafwerk
spleen - depressie, hypochondrie, landerigheid, milt, miltzucht
spleet barst, breuk, diaklaas, fissura, gerre, geul, gleuf, glip, groef, hiaat, hoek, holte, inkeping, insnijding, keen, keep, kerf, kerving, kier, kieuw, kloof, opening, pen, punt, reet, rhagus, rift, rima, scheur, schrap, scissie, scissuur, spelonk, spits, split, spouw, stip, tussenruimte
spleetveer - splits
spleet in de kalkbodem - bogaz
spleet in een toneelvloer - rit
spleet in kleding - naad
spleet waaruit mijngas ontsnapt - blazer
spleetje - snee
spleetje in een jas - knoopsgat
spleet of kier - scheur
splendide - duur, kostelijk, prachtig, rijk
splinter - dorentje, spaan, spaander
splintergroep - sekte
splintering - spallatie
splinternieuw - fonkelnieuw, gloednieuw, nagelnieuw
splintertang - gratenvanger, pincet
splintertrekker - pincet
split - alcohol, cocktail, gulp, hoek, insnijding, punt, rits, spleet, splinter, stip, tip
split van een mansbroek - gulp
splitbout keg, keil, luns, wig
splitpen - luns
splitsen - delen, divideren, kenen, klieven, kloven, scheiden, splijten, spouwen, uiteengaan, verdelen, vertakken
splitsen in rubrieken - specialiseren
splitsen van een opgeloste verbinding in twee delen - ioniseren
splitser van atomen - cyclotron
splitshoren - marlpriem
splitsing - desintegratie, differentiatie, scheiding, scheuring, scissie, scissuur, splijting, verdeeldheid, verdeling
splitsing der moleculen - ionisatie
splitsing van atomen - ionisatie
splitsing van een weg - driesprong, tweesprong, viersprong
splitsing van rivieren in brongebied - bifurcatie
splitsing van twee wegen in garfelvorm - bifurcatie
splitsing van wegen - bifurcatie
splitsingsprodukt van atoom - ion
splitveer - splitpen
split - gulp, insnijding, rits, spelet, splinter,steenslag splinter,
splitbout - luns
splitleer - croute
splitpen - borgpen, luns
splits - veerspie
splitsbaar - deelbaar
splitsen delen, doorhakken, kloven, scheiden, splijten, uiteengaan, verdelen, vertakken,
splitsen in rubrieken specialiseren
splitshoorn - marlpriem
splitsing scheiding, scheuring, verdeeldheid, verdeling
splitsing der moleculen ionisatie
splitsing in rubrieken – specialisatie
splitsing van driewegen - driesprong
splitsing van rivieren in brongebied - bifurcatie
splitsing van twee wegen in gaffel vorm – bifurcatie
splitsing van vier wegen - viersprong
splitsing van wegen tweesprong, driesprong, viersprong splitsingsprodukt van atoom ion
splitten - splijten
splitveer splitpen
splijtbaar - fissiel, schizofact, scissibel
splijtbaar materiaal - uranium
splijtbaarheid - fissiliteit
splijtbout - wig
splijten - barsten, delen, kenen, kiemen, klieven, kloven, rijten, scheuren, splitsen, splitten, uiteendrijven
splijten van hout - kloven
splijthoef - kalfspoot
splijthout - kloofladder
splijting - inkeping, kap, keep, kerf, klieving, kloving, rits, schisma, scissie, scissuur, splitsing
splijtstuk - keg, kegge, wig
splijtzwam - bacil, bacterie, schizomyceet
spodderen - rennen, snellen, ijlen
spodumeen - trifaan
spoed - celeriteit, drift, expres, expresse, gang, gejaagdheid, gezwindheid, haast, jacht, run, snelheid, tempo, vaart, vitesse, vlugheid, ijl, ijver
spoed vereisend urgent
spoedbericht dépêche, telegram
spoedbestelling p.e., per expresse
spoedbrief - expresse
spoed vereisen - urgeren
spoedeisend - dringend, pressant, urgent
spoeden - haasten, jachten, racen, rennen, reppen, snellen, ijlen
spoedig - aanstonds, aldra, alras, binnenkort, dadelijk, dra, eer(st)daags, eerlang, fluks, gauw, gezwind, haast(ig), methaast, metterhaast, onmiddelijk, rad, rap, ras, snel, vlug, voort, weldra, welhaast
spoedig (Lat.) - cito
spoedig beledigd - lichtgeraakt
spoedig boos - heetgebakerd, kittelorig, kortaangebonden, lichtgeraakt, prikkelbaar
spoedig gereed - grif
spoedig in samenstelling - ijl
spoedig klaar vlot
spoedig tot iets geneigd - impulsief, licht, ontvlambaar
spoedig verslijtend - sleets
spoediger tot het doel komen - nader
spoedrecept - cito(recept)
spoel bobine, bobijn, bocage, garenspil, klos, schacht, schietspoel, vederschacht, weversklos,
spoel van een spinnewiel - klauwier
spoelbakje - cuvette
spoeldrank - gorgeldrank, mondwater
spoelen - opklossen, reinigen, vloeien, wassen
spoeling - afvalprodukt, bostel, draf, melasse, spoelinrichting, (w.c.), varkensvoer, veevoeder,
spoelingkoek - cake
spoelkant frivolité
spoelkuipje - bidet, wasbekken, zitbad
spoelloos weefgetouw - fatex
spoelsel spoeldrank, spoelwater
spoelvat spoelbak
spoelwater - spoelsel
spoelwormen - ascariden
spoetnik - satelliet
spog - speeksel, spuug
spoken - dolen, ronddolen, rondwaren, waren, woelen
spokken - knappen, knetteren
spokend rond gaan - omspoken
spoliatie - roof
spon - moedermelk, prop, sponturf, stop, tap, zog
sponde bed, bedstede, bedstee, krib, ledikant, leger, legerstede, nachtleger
spongat vulgat
sponning gleuf, groef, groeve, inkerving, rabatspong
spons - spongia
sponsachtig fungeus, poreus, spongieus, sponzig, voos
sponsor borg, geldschieter, peet
sponssteen - spongiet
sponsweefsel - badstof
spontaan - hartelijk, impulsief, natuurlijk, ongedwongen, ongekunsteld, onvoorbedacht, vanzelf
spontane generatie - abiogenesis
sponturf - sponnetje
sponzen - afvegen, porifera
sponzig sponsachtig
spook bietebouw, boeman, bullebak, engerd, eunjer, fantasma, fantoom, feeks, gedrocht, geest, hersenschim, larve, luchtgeest, mispunt, naarling, pakkeman, schim, vampier, verschijning
spookachtig huiveringwekkend
spookachtig vrouwelijk wezen - Lamia
spookachtig wezen - geest
spookbeeld hersenschim, nachtmerrie, waanvoorstelling
spookdieren - tarsioidea
spooksprinkhanen - phasmidae
spookverschijning - fantoom, schim, spokerij, spooksel, vampier
spookverschijnsel - gedaante, geest, hersenschim, spookbeeld, spooksel, vampier, waanvoorstelling
spookvis - haringkoning, zeekat
spoor - aanwijzing, afdruk, afdruksel, bewijs, calcar, dakspar, indruk, keen, kerf, kielzog, kloof, moet, neut, paardespoor, piste, prent, rails, sleuf, spant, spoortrein, spoorweg, spore, teken, voetafdruk, wagenspoor,
spoorbaanstoep - perron
spoor van schip kielzog
spoorbaan spoorlijn, spoorweg, talud
spoorbaan op de openbare weg aangelegd - tramweg
spoorbaan/deel van.. . overweg
spoorbaan op weg tramweg
spoorbeambte conducteur, blokwachter, seinhuiswachter
spoorbalk - biels
spoorbiels dwarsligger
spoorbiljet (trein)kaartje
spoorboekje dienstregeling, reisgids, spoorgids, treingids
spoorboom - afsluitboom, bareel
spoorbreedte spoorwijdte
spoorelement oligopleront
spoorkarretje - lorrie
spoorklok stationsklok
spoorkoekoek - koekal
spoorlegger - biels, slipper
spoorlijn - rail, spoorbaan, spoorweg
spoorloos kwijt, onvindbaar, verdwenen, weg, zoek
spoorrail spoorstaaf
spoorrijtuig wagon
spoorrijtuigafdeling compartiment, coupé
spoorslags dadelijk, direct, direkt, meteen, onmiddellijk, snel, ijlings
spoorstaaf rail
spoorstok zwenghout, zwing
spoortje - flinter, snufje, vleug, zweem(pje)
spoortraject - baanvak
spoorwagen – spoorrijtuig, tender, wagon
spoorweg - spoorbaan
spoorwegarbeider die de wagens aaneen en loskoppelt rangeerder
spoorwegcentrum in Nederland - Amsterdam, Rotterdam, Utrecht
spoonvegcentrum in Zwitserland - Olten
spoorweggebouw - seinhuis, station
spoorweggids spoorboekje
spoorwegkruising - overweg
spoorwegmaatschappij NS, H.Y.S.M., S.S., O.B., S.N.C.F., LN.E.R.
spoorwegongeluk deraillement
spoorwegpersoneel - baanwachter, baanwachter, haltechef, kaartjesknipper, ladingmeester, machinist, opzichter, railveger, rangeerder, remmer, spoorwegarbeider, treinchef, (trein)conducteur, wisselwachter
spoorwegramp deraillement
spoorwegsplitsing wissel
spoorwegstation in... zie station in...
spoorwezel - faraorat
spoorzoeker - ichneumon, scout
Sporaden/een der... Chios, ikaria, kalymnos, kos, lesbos, patmos, Skyros, Samos
sporadisch - schaars, verspreid, verstrooid, zelden, zeldzaam
sporen - manen, nopen, vestigia
sporen afstoten bij paddestoelen - sporuleren
sporenblad - sporofyl
sporendragende plant - varen
sporenelement - oligopleront
sporenhoopjes - sorus
sporenhouder - sporangium
sporenkapsel - sporangium
sporenplant adderruit, addertong, addervaren, adelaarsvaren, alg, azolla, bekermos, beukvaren, blaasvaren, blaaswier, bosvaren, bruinwier, cryptogram, dubbelloof, eikenvaren, groenwier, heermoes, hertsvaren, kamvaren, koningsvaren, korstmos, maankruid, maanvaren, mannetjesvaren, miltvaren, moerasvaren, mos, muurruit, muurvaren, naaldvaren, niervaren, paardenstaart, pilvaren, pluimvaren, slootvaren, steenbreekvaren, steenruit, steenvaren, stekelvaren, stippelvaren, streepvaren, stronkvaren, tondelzwam, tongvaren, varen, venushaar, vlotvaren, wederdood, wier, wolfsklauw, zeewier, zilverschoon, zwam
sporen kapsel sporenhouder
sporenverspreiding - sporulatie
sporenvorming - sporulatie
sporenvrucht - sporocarpium
sporeplanten - cryptogamen
sporkeboom - els, sporkel, sprakel,vuilboom, watervlierboom
sporrelen - pruttelen
sport tree, trede
sport alpinisme, atletiek, autorace, autosport, badminton, basketbal, biljarten, bingo, bobben, boksen, cricket, croquet, curling, dammen, discuswerpen, drafsport, draven, fietsen, golf, gymnastiek, halma, handbal, hardlopen, hengelen, hockey, honkbal, hoogspringen, hordeloop, ijsdansen, jagen, jiujitsu, judo, kaatsen, kanovaren, karate, kastie, kegelen, kogelstoten, korfbal, kunstrijden, motorrace, motorrennen, motorsport, paardensport, pingpong, polo, puzzelen, roeien, rounders, rugby, schaatsen, schaken, schermen, schieten, sjoelen, skiën, skilopen, skiffen, slagbal, slalom, softbal, speerwerpen, spel, springen, surfen, tafel(tennis), tienkamp, trimmen, turnen, veldrijden, verspringen, kamp, vijfvissen, vliegen, voetbal, volleybal, wielrennen, worstelen, zaalhocky, zeilen, zwemmen
sport (Eng.) rugger, soccer
sportartikel bal, bat, bok, brug, club, discus, golfstok, keu, kogel, lat, net, paard, racket, schaats, ski, speer, stick
sportauto, kleine - spider
sportbaan - golf, links, piste, racebaan, renbaan, sportterrein, wielerbaan, ijsbaan
sportbeker - cup
sportbeoefenaar atleet, beroepsrijder, beroepsspeler, biljartspeler, bokser, bowler, cricketspeler, crocketspeler, degenschermer, discuswerper, geweerschermer, handbalspeler, hardloper, hockeyspeler, hoogspringer, kaatser, kastiespeler, kegelaar, kolfspeler, korfbalspeler, loper, pluimbalspeler, poolstokhoogspringer, professional, racer, raketspeler, renner, roeier, sabelschermer, schaatsenrijder, schaatser, schermer, skiër, speerwerper, springer, sprinter, stierenvechter, tennisser, tennisspeler, voetballer, vogelschieter, volleybalspeler, waterpolospeler, wielrijder, worstelaar, ijshockeyer,
sport binnenshuis - indoor
sportbroek shorts
sportfestijn concours, derby, EK, match, O.S., Olympiade, wedstrijd
sportgebeuren concours, match, rally, wedstrijd
sporthemd poloshirt, shirt,
sportief eerlijk, fair, fideel
sport in de ring - boksen
sportinstructeur sportleraar, sportleider
sportieve pestatie - afstandsrit, elfstedentocht, hordenloop, race, record, tienkamp, veldloop, vijfkamp
sportjasje - blazer, cardigan
sportkalender wedstrijdkalender
sportlat ski
sportleraar coach, trainer
sportman - atleet, speler, voetballer
sport met kegel - bowlen
sportoefening - training
sport op latten - skiën
sportoverhemd - shirt
sportpark - sportterrein, stadion
sportplaats (voetbal)veld, sporthal, stadion
Dostları ilə paylaş: |