studie (kennis of leer) van de wetenschap der zee oceanografie
studie (kennis of leer) van de wetenschappelijke gronden van het weten ideologie
studie (kennis of leer) van de ziekten der planten patholoog
studie (kennis of leer) van de zeeën, rivieren, meren enz. hydrografie
studie (kennis of leer) van de zenuwen en zenuwziekten neurologie
studie (kennis of leer) van de zenuwziekten pathologie
studie (kennis of leer) van de zwammen mycologie
studie (kennis of leer) van het dierlijk gedrag - etologie
studie (kennis of leer) het evenwicht der vloeistoffen hydrostatica
studie (kennis of leer) van het klimaat klimatologie
studie (kennis of leer) van het leven in het water hydrobiologie
studie (kennis of leer) van het maken van röntgenfoto's. van het ruggenmerg myelografie
studie (kennis of leer) van het menselijk gedrag - gedragsleer
studie (kennis of leer) van het menselijk lichaam, de lichamelijke verhoudingen en eigenschappen - somatologie
studie (kennis of leer) van het ontstaan van de mens en van de ontwikkeling der mensenrassen - antropogenese
studie (kennis of leer) van het op de toekomst gerichte denken futurologie
studiebegeleider - repetitor
studiebeurs leen, stipendium, toelage
studieboek – leerboek
studifonds - beurs
studiegenoten - commilitones
studiegraad (laagste) - baccalaureaat
studiekameraad - academievriend
studieonderdeel - vak
studie over God - theologie
studieprefect - rechter
studieperiode - academiejaar, lestijd
studierichting - antropologie, natuurkunde, rechten, sociologie
studieus - naarstig, vlijtig
studie volgen - studeren
studiewerk handboek, leerboek
studio atelier, werkruimte
studiosus - student
stuff - drug, hasj
stuffen - gommen
stuf gom, gomelastiek, gum, radeergom, vlakgom
stug bars, bits, boosaardig, halsstarrig, hard, moeilijk, nors, onbuigzaam, onverdroten, onvriendelijk, onwillig, ruig, star, strak, stram, stroef, stuurs, stijf, weerbarstig, ziekelijk
stug en streng - star
stug weefsel - dril
stugge, lompe kerel hork
stugheid koppigheid, onbuigzaamheid, starheid, stuursheid, stijfheid
stuifaarde - pulver, teelaarde
stuifmeel - pollenzaad, stuif, voortplantingscellen
stuifmeelklompjes - pollen
stuifmeelonderzoek palynologie, pollenanalyse
stuifmiddel - lycopodium
stuifsel - meel, stof
stuifsproeier pulverisator, pulverisateur, vaporisator
stuifzand - (zand)stof, woestijnzand
stuifzwam - aardbuil, bovist, truffel
stuik - stamper, stoot, val
stuiken - stampen, stoken
stuikingsbreuk - compressiebreuk
stuip - convulsie, gril, groeikramp, kramp, kuur, spiersamentrekking, stuiptrekking
stuipachtige hoest - kramphoes
stuip(trekking) - convulsie, kramp, stuip, tic
stuipen - buigen, bukken, eclampsie, seskens
stuit - bochel, broodje, bult, hooihoop, mesthoop, ondereinde, podex, rug(gegraat), staartbeen, stoot, terugstoot
stuitbeen - koekoeksbeen, staartbeen
stuiten - botsen, stelpen, stoten, stokken, stutten, tegenhouden, verhinderen
stuitend aanstootgevend, aanstotelijk, ergerlijk, lelijk, onaangenaam, repugnant, walgelijk, weerzinwekkend
stuitende zaken - odiosa
stuiter - bikkelbal, knikker
stuiteren - knikkeren
stuithoender - tinamoe
stuitje - staartbeen
stuitklier - vetklier(der zwemvogels)
stuiveling - turf (bevroren en vermolmd)
stuiven - opwaaien, wegrennen
stuiver munt, plak, sou, st
stuk - aandeel, akte, artikel, beschadigd, bescheid, blok, bonk, brok, caduc, compositie, daad, deel, defekt, document, effect, end, einde, exemplaar, feit, figuur, flard, flenter, fragment, gebroken, gedeelte, schilfer, geschrift, handeling, hap, homp, kaduuk, kanon, kapot, kavel, klomp, kluit, kranteartikel, kruimel, lap, mezoles, moot, mop, morzel, oorkonde, papier, part, passage (boek), portie, scherf, schijf, snede, snee, snipper, spetter, verrot, vuurmond, werk, zaak
stuk aardewerk – scherf
stucadoor - pleisteraar
stukadoorswerk - stucwerk
stukadoren - pleisteren, witten
stuk afgestoken heide plag
stuk bouwland akker, eng, enk
stuk brood homp
stuk chocolade flik, reep, tablet
stuk doek coupon, lap
stuk drijfijs schol, ijsschots
stuk gedraaid - lam
stuk gegoten ijzer - geus, gieteling
stuk gereedschap beitel, boor, drevel, els, hamer, moersleutel, nijptang, schaaf, schroevendraaier, sleutel, tang, vijl, zaag
stuk goed coupon, lap, los, vod
stuk gras pol, zode
stuk grond akker, erf, land, kavel, kluit, perceel, terrein, tuin, uiterwaard, werf
stuk grond langs de dijk - aveling
stuk grond op Java - bahoe
stuk hakken - verkappen
stuk heidegrond dat gebrand wordt - scharde (gew.)
stuk hoge grond - horst
stuk hout balk, bint, blok, knuppel, knots, lat, paal, pen, pin, plank, spaan, spie, staak, stok, tak, tengel
stuk in de kraag - dronken
stuk in de krant - artikel, bericht, reportage
stuk in een schaakspel dame, koning, koningin, loper, paard, pion, toren
stuk karton - kaart
stuk land akker, es, kavel, perceel
stuk land ingesloten door vreemd gebied - enclave
stuk land van 0,5 ha - dagmaat
stuk land waarvoor men een bepaalde vergunning heeft verkregen - concessie
stuk leer tegen slijten van klompen - klamp
stuk linnen coupon, lap
stuk lood - plombe
stuk muur tussen twee ramen - muurdam, penant
stuk of brok - homp
stuk of defect - kapot
stuk of regel wit - reglet
stuk of wat - stel
stuk om iemand te verbinden - cedel, ceel
stuk om te zingen - duet, kwartet, kwintet, octet, septet, sextet, trio
stuk papier - blad, rol, vel
stuk pluimvee eend, gans, haan, kip, kalkoen, kloek, leghorn
stuk rots - rotsblok
stuk rundvlees - rollade
stuk ruw hout - klomp
stuk speelgoed bal, beer, beest, bromtol, diabolo, hoepel, jojo, knikker, pop, stuiter, tol
stuk stof coupon, lap
stuk ter verzending - baal, colli, collo, kist, krat, vat
stuk textiel - coupon, lap
stuk touw bot, dreumel, eind, end, reier, tamp, tui, uithaler
stuk uit een boek - chapiter
stuk van acht stemmen - oktet
stuk van chequeboek - souche
stuk van een gedicht - strofe
stuk van een lied dat steeds herhaald wordt - refrein
stuk van een ronde taart - punt
stuk van een schaakspel - dame, koning, loper, paard, pion,
raadsheer, toren
stuk van een verhaal episode
stuk van vijf lire - scudo
stuk vel huid, nekvel
stuk verheven beeldwerk - reliëf
stuk vis moot
stuk van een land, omringd door vreemd grondgebied - enclave
stuk vlees bout, homp, karbonade, kotelet
stuk voedsel - hap
stuk voor acht stemmen - octet, oktet
stuk voor drie stemmen trio
stuk voor stuk - afzonderlijk
stuk voor twee stemmen duet
stuk voor vier stemmen kwartet
stuk voor vijf stemmen kwintet
stuk voor zes stemmen sextet
stuk voor zeven stemmen septet
stuk vrachtgoed collo, colli
stuk waarin rechtsbeginselen zijn vastgelegd - handvest
stuk zee achter landtong haf
stuka - duikbommenwerper
stukadoor - plafondmaker, plekker, witter
stukadoren (be)pleisteren, witten
stukgaan - breken, verslijten
stukgoed baal, collo, colli, kist, m .v. krat, zak
stukje - beetje, brokje, deeltje, eindje, fragment, kruimel, part
stukje draaien - spijbelen
stukje gedroogd vlees - dendeng
stukje gestold bloed bloedprop
stukje glas - scherf
stukje hout - spaan
stukje karton kaart
stukje kriezel - eindje
stukje kruim - kruimel
stukje leer - blek
stukje papier - snipper
stukje metaal van waarde penning, munt
stukje soepvlees - poulet
stukje speetaal - speetje
stukje stof - lapje
stukje suikergoed - karamel, praline
stukje suikerwerk - ulevel
stukje van iets grit, gruis, poeder, pulver
stukje varkensvlees met been - krab
stukje vlasstengel - scheef
stukje vlasvezel - scheef
stukje wit tussen twee woorden - spatie
stukjes draaien spijbelen
stukjes geroosterd vlees - saté
stukjes soepvlees - poelet
stukjes van iets - gruis, grit, poeder, pulver
stukjes vlees met saus ragout
stukjesdraaier - columnist
stukken - flarden, paperassen
stukken scheepsgeschut - kanons
stukken vastmaken - plakken, repareren
stukken vuursteen - eolithen
stukken winnen slaan
stukkend defect, kapot, stuk
stuklopen - foutgaan, misgaan, mislukken
stukmaken afbreken, kapotmaken, moeren, mollen, slopen, vernielen, vernietigen, verpesten, verwoesten,
stuksgewijze opgaaf - specificatie
stukslaan - breken, mollen, slopen, verkwisten, vernielen
stuks - st
stuk trekken - scheuren
stul kluit
stulp hut, stolp, woning
stulpen - omkeren
stumper arme, behoeftige, bloed, domkop, hals, kalis, knul, kruk, lijder, onbenul, stakker, suffer(d), sukkel, sul, tobber, zielepoot
stumperd - brekebeen, klungel, stakkerd, sukkel, sukkelaar, sul
stumperen - klunzen, knoeien, stuntelen
stumperig - halfbakken, halzerig, krukkig, onbeholpen, onbenullig, onhandig, onnozel, sullig,
stumpertje - pul
stumperwerk knoeiwerk
stunt bravourestuk, huzarenstuk, kunststuk, kunstvlucht, streek, stukje, toer, truc, waagstuk
stuntel - klooier, kluns
stuntelen ezelen, haspelen, klunzen, knoeien, stumperen
stuntelig abeluinig, ezelachtig, gebrekkig, klunzig, krukkig, links, onbeholpen, onhandig
stunten - acrobatiek, kunstvliegen
stunter - kunstvlieger
stuntman - waaghals
stuntvlieger - luchtacrobaat
stupide dom, onzinnig, stom, stompzinnig, uilig
stupiditeit bêtise, domheid, stommiteit
stuprum schending, verkrachting
sturen afvaardigen, besturen, bezorgen, koersen, leiden, loeven, mennen, overmaken, richten, stevenen, versturen, (ver)zenden
sturen volgens stuurmanskunst - navigeren
stut - balk, beer, leuning, pijler, pilaar, schoor, schraag, stander, stempel, steun, steunbalk, steunbeer, support
stutbalk - schoorbalk
stuthout - schoorbalk
stut in de vorm van een beeld - kariatide, schegbeeld, schraagbeeld, zuilbeeld
stut in muur korbeel
stutpaal - mik, schoor, stander, steun, steunsel, stoelpoot (gewest.), stutbalk, stutter,
stutten ondersteunen, ondervangen, stempelen, steunen, schoren, schragen, tegenhouden
stuur - scheepsroer
stuurboom - helmstok
stuurboord s.b., rechterboord
stuurcabine - cockpit
stuurdeur - schut
stuurhefboom - levier
stuurhuis - bestuurderscabine
stuurhut cockpit
stuurinrichting - knuppel, roer, stuur, stuurtoestel
stuurinrichting van vliegtuig - aileron
stuurknuppel (vliegtuig) levier, stuurstang, stuurstok,
stuurkunde cybernetica
stuurloos - roerloos
stuurman - chauffeur, palinuur, piloot, roerganger
stuurman van Aneneas - Palinurus
stuurmanoeuvre waarbij vliegtuig om eigen as draait -
pirouette
stuurmanskunst - cybernetica, navigatie, pilotage
stuurpen - rectrix
stuurrad - roer, stuurwiel
stuurradmeter - axiometer, roerverklikker
stuurruimte in een vliegtuig cockpit
stuurs bar, bars, bokkig, humeurig, knorrig, koppig, kregelig, lastig, mokken, mijterig, neetorig, nors, onvriendelijk, stug, vervelend, zuur
stuurs iemand - bul, nurks
stuurs mens bok, bul, bullebak, izegrim, knorrepot, neetoor, onvriendelijkheid, ossekop
stuursheid knorrigheid, norsheid, onaardigheid, onvriendelijkheid, stugheid
stuurstang in vliegtuig knuppel
stuurstang van een fiets - guidon
stuurstang van een ploeg - ploegstaart
stuurstoel - cockpit
stuurstoel van een jacht - kuip
stuurstok - knuppel, levier
stuurvlak aan een vliegtuig voor regeling in het verticale vlak - hoogteroer
stuw dam, keerdam, keersluis, keerwerk, schut
stuwadoor bevrachter, cargadoor, lader, losser, scheepslader, stouwer
stuadoren - bevrachten
stuwage - carga
stuwdam - barrage, keerdam
stuwdam in Egypte Assoeandam
stuwdam in rivier (Fr.) barrage
stuwen - arrimeren, bergen, bevrachten, dringen, drijven, laden, lossen, pakken, persen, stapelen, stouwen, voortbewegen, voortduwen
stuwende kracht - spil
stuwer - animator, cargadoor, gangmaker
stuwgeld - laadloon
stuwing - aandrang, congestie, drang, druk, drukking, dwang, impuls, pressie, stase
stuwkracht dynamiek, elan, push, stimulans
stuwmeer - stuwbekken
stijf - deftig, frigide, gedwongen, gespannen, hard, harkerig, hoekig, houterig, juist, kataleptisch, klamp, kuis, lomp, onbeweeglijk, onbuigzaam, onhandig, pal, pen, preuts, rigide, roerloos, star, stevig, stokkerig, stokkig, strak, stram, straf, streng, stroef, stug, stuntelig, vast, vlak, verstijfd
stijf en stram - stroef
stijf geworden sap - gelei
stijf van kou - verkleumd
stijf van reuma - reumatisch
stijf van schrik - versteend
stijf vasthouden aan - obstinatie
stijf worden - stollen, stremmen, verstijven
stijfheid - onbuigzaamheid, rigiditeit, rigor, strakheid ,stramheid, stugheid, vasthoudendheid
stijfhoofdig - dwars, eigenzinnig, koppig, onbuigzaam, onverzettelijk, weerbarstig, weerspannig
stijfhoofdig mens - dein, deinoor, kopstuk, deiner, Naboth,
stijfkop, stijloor
stijfhoofdigheid - koppigheid
stijfjes - afgemeten, terughoudend
stijfkop - dein, Naboth, steiloor
stijfkoppig - dwars, eigenwijs, eigenzinnig, halsstarrig, hardnekkig, koppig, onbuigzaam, onwillig,
obstinaat, onverzettelijk, verstokt, stijfhoofdig
stijfkramp - tetanus
stijf mens - klaas
stijf of stram - star
stijf papier - bordpapier, karton
stijfsel - pap, plaksel
stijfselgom - dextrine
stijf van kou - verkleumd
stijfzinnig - hardnekkig, koppig
stijgbeugel - gehoorbeentje, stapedius, stapes, stegel, voetbeugel,
stijgen - klimmen, monteren, omhooggaan, opgaan, opklimmen, opkomen, oplopen, rijzen, toenemen, verheffen, vermeerderen, wassen
stijgend - ascendeus
stijging - aanwas, avans, toename, toeneming, verhoging, was
stijging van de lucht - remous
stijging van het aantal rode bloedlichaampjes - hyperglobule
stijging van water bij eb - agger, was
stijgkracht - lift
stijgmeter - statoscoop, variometer
stijgvermogen - stijgkracht
stijgwind - thermiek
stijl - allure, deurpost, fatsoen, genre, litotes, manier, schrijftrant, tralie, trant, wijze
stijl(kunst) - archaïsch, barok, biedermeier, Gotisch, Hellenistisch, Jugendstil, Karolingisch, Klassiek, Moors, Renaissance, rococo, Romaans, Tudor
stijl der achttiende eeuw - rococo
stijl der zeventiende eeuw - barok, maniërisme
stijl geven aan - stileren
stijl in de schilderkunst - classicisme, expressionisme, impressionisme, Jugendstil, kubisme, magisch, pointillisme, realisme, surrealisme, zero
stijl of kolom van de balustrade - baluster
stijl van deur - post
stijl van een balustrade - baluster
stijl van schrijven die kort en kernachtig is - lapidairstijl
stijl (bouwstijl) - barok, flamboyant, gotiek, jezuïeten, ogivaal, pruiken, renaissance, revolutie, Romaans, tudor
stijlbeoefenaar - stilist
stijlfiguur - anticlimax, anafora, anakoloet, antifrase, antithese, antoniem, antonomasia, antonomasio, aposiopetis, asyndeton, beeld(spraak), chiasme, climax, correctio, diafora, ellips, epifoor, eufemisme, gelijkenis, hendiadys, hyperbool, interrogatie, inversie, ironie, iteratie, litotes, metafoor, metafora, metoniem, metonymia, occupatio, optatie, oxymoron, parabool, paradox, paraleipsis, perifrase, pleonasme, polysyndeton, preteritio, repetitio, reticentia, sarcasme, troop, trope, vergelijkenis
stijlleer - diafora, stilistiek
stijlnuance - stijlvariant
stijloefening - brief, opstel, parafras
stijlperiode - barok, gothiek, rococo
stijlprocedé - stijlmiddel
stijlsoort - biedemeier, jugendstil, tudor
stijve baret - toque
stijve nek - torticollis
stijve onderrok die de jurk doet uitstaan - petticoat
stijven - aanmoedigen, bijstaan, steunen, stevigen, versterken
stylist - herenkapper
styracacee - sneeuwklokjesboom
sua sponte (Lat.) ongedwongen, spontaan, vrijwillig
sub s., bij, onder
sub finem s.f., tenslotte
sub judice aanhangig, hangende
sub rosa geheim, vertrouwelijk
sub voce - sv
subaltern mindere, ondergeschikt
subaltern officier kapitein, luitenant, ritmeester
subbelen - strompelen, struikelen
subcultuur - underground
subcutaan onderhuids
subdivisie - onderafdeling
subdominant - onderkwint
suberine kurkstof
subiet abrupt, acuut, dadelijk, direct, halsover kop, ineens, onmiddellijk, onverwacht, opeens, plotseling, snel
subito plotseling
subject onderwerp
subjectie onderwerping, onderworpenheid, tiranie
subjectief partijdig
subjonctief aanvoegend
subliem - keurig, mooi, prachtig, verheven, volmaakt, uitstekend
sublimaat - kwikdichloride
sublunarisch ondermaans
subluminaal - onderbewust
submissie onderwerping, onderworpenheid, ootmoed
subonctief - aanvoegend
subordinatie ondergeschiktheid, hypotaxis
subscribent - intekenaar
subsidiair - in de plaats tredend, ondergeschikt
subsidie - bijdrage, steun, toelage, ondersteuning
substantie - hoofdinhoud, hoofdbestanddeel, hoofdzaak, kern, inhoud, materie, stof, zelfstandigheid
substantieel - krachtig
substantie in beenderen merg
substantie uit de walvisbaard - balein
substantieel - krachtig, voedzaam
substitueren vervangen
substitutie vervanging
substraat - ondergrond, voedingsbodem
substraatpigment - verflak
subtiel fijn, scherp, scherpzinnig, teer
subtiliteit fijnheid, fijnzinnigheid,scherpzinnigheid, spitsvondigheid
subtropische boom - palm
subtropische heester mirte
subtropische vrucht - citroen, pompelmoes, sinaasappel, vijg
subversief omverwerpend, ontwrichtend, revolutionair
subversief persoon - revolutionair
succederen - opvolgen
succes bijval, geluk, triomf, veine, voorspoed, welslagen, winst, zege
Dostları ilə paylaş: |