Atobiografie pjdd



Yüklə 0,58 Mb.
səhifə13/22
tarix12.08.2018
ölçüsü0,58 Mb.
#70429
1   ...   9   10   11   12   13   14   15   16   ...   22

7.8. Advies en Evaluatie


Een vak als arbeids- en organisatiepsychologie heeft een duidelijk toegepaste component. Het is daarom, ook voor de opleiding, gewenst dat docenten voeling houden met de praktijk. Ik heb getracht dat te realiseren o.a. door middel van adviseurschappen en commissariaten, en ik meen dat daardoor ook in mijn geval de gewenste wisselwerking tussen theorie en praktijk is bevorderd. Ik noem in onderstaande de verschillende adviseurschappen bij bedrijven of adviesbureaus, en het voorzitterschap van enkele ministeriële adviescommissies.
In de eerste plaats was ik lid van de Raad van Commissarissen van de Koninklijke Shell Nederland van 1991 – 2001. Dit was een mooi commissariaat omdat het inzicht in en betrokkenheid bij management en strategie van een wereldconcern met zich meebracht. Shell kende geen werknemerscommissarissen, maar door mijn goede interactie met de Ondernemingsraad van Shell werd ik de facto wel een beetje als zodanig gezien. Voorzitters van de RvC in mijn periode waren respectievelijk Cor Herkströter, Maarten van den Bergh, en Jeroen van der Veer; alle drie topmensen, maar wel met zeer uiteenlopende karakters en wijzen van doen. Dat geldt ook voor de president-directeuren van Shell Nederland die ik heb meegemaakt: Peter van Duuren, Jan Slegte, Jacques Schraven en Henk Dijkgraaf.

Eerder was ik tien jaar (van 1983 – 1993) Commissaris bij Smits’ Reform in Putten, een bedrijf in ‘gezond en biologisch verantwoord voedsel’. Ik was hierin gerold doordat ik bemiddelend ben opgetreden bij een conflict tussen directie en OR van dat bedrijf (op verzoek van een externe marketing adviseur Gijs te Veer, die zag dat het misging, zonder er veel aan te kunnen doen). Toen het conflict bevredigend was opgelost, ben ik gevraagd lid van de Raad van Commissarissen te worden, onder voorzitterschap van Jan Eppink103.


Daarnaast heb ik een aantal adviseurschappen vervuld, o.a. bij de Algemene Werkgevers Vereniging (AWV) in Haarlem van 1966 – 1980, bij de afdeling Management Development van Unilever in Rotterdam van 1970 – 1980, waar de medewerker van onze vakgroep Gerlof Hoolwerf deeltijds werkzaam was, bij de afdeling training en opleiding van de RABO Bank in Utrecht, van 1989 – 1992, bij het Laboratorium voor Toegepaste Psychologie (LTP) in Amsterdam van 1970 – 1985, als voorzitter van de Onderzoeksadviesraad van het Gemeenschappelijk Instituut voor Toegepaste Psychologie (GITP) van 1996 – 2005, en als algemeen adviseur van Mandev Europe BV, een consultingbureau voor training en organisatieontwikkeling, van 1988 tot heden. Voor Mandev ben ik uitgenodigd door de toenmalige directeur Herman Coster, een vriend en mede-Rotarian. Adviseur ben ik gebleven toen het bedrijf overging in de handen van de huidige directeur Wouter van der Woerd. Voor Mandev heb ik bovendien steeds een vaste column geschreven voor het blad Mandev Review, de belangrijkste 25 waarvan bij het 25-jarig jubileum van Mandev in een zeer fraaie uitvoering en voorzien van geestige cartoons van Arend van Dam zijn gebundeld en als boekwerk uitgegeven104.
Van een aantal Ministeriële adviescommissies ben ik lid geweest. De twee belangrijkste daarvan, die ik ook heb voorgezeten, zijn de volgende: Ten eerste de Begeleidingscommissie Onderzoek ‘Geweld in de Krijgsmacht’, ingesteld in 1987 en door de Minister Van Beek na ontvangst van het rapport met waardering gedechargeerd in 1990. De Commissie heeft het onderzoek naar het vóórkomen van ongeoorloofd geweld in de Krijgsmacht, uitgevoerd door het Instituut voor Arbeidsvraagstukken in Tilburg, begeleid en is met aanbevelingen terzake gekomen. Behalve een aantal functionarissen uit de krijgsmacht zelf zaten in de commissie tevens de collega’s W.K.B. Hofstee, A. Heijder en J. Gierveld. De bevindingen waren dat zich wel is waar veel lichtere vormen van agressie in de krijgsmacht voordoen, maar dat geen aanwijzingen werden gevonden dat ernstige vormen van agressief gedrag (fysiek geweld, seksuele handtastelijkheden) in de krijgsmacht meer voorkomen dan bij vergelijkbare groepen in de samenleving als geheel. Wat naar buiten komt is wel is waar het topje van een ijsberg, maar het is, zoals collega Hofstee het geestig uitdrukte, met name soft ijs.
Een tweede commissie, die aanzienlijk meer publiciteit verkreeg, is de Commissie Toelating Numerus Fixusopleidingen105, die in 1996 door Minister Ritzen werd ingesteld, en die in maart 1997 haar taak afsloot met het rapport Gewogen loting gewogen106. Sinds 1975 bestond in Nederland het systeem van gewogen loting voor fixusopleidingen, waaronder in het bijzonder de geneeskundeopleiding. Voor deze laatste opleiding waren er door de bank genomen drie maal zoveel gegadigden als er plaatsen beschikbaar waren. De gewogen loting bestond uit een systeem van loting waarbij de kans op succes volgens een bepaalde formule toenam met het gemiddelde eindexamencijfer. Het systeem was een fraai compromis tussen twee op zich zelf gerechtvaardigde overwegingen: (1) ieder die de juiste vooropleiding heeft mag de studierichting van zijn/haar voorkeur kiezen, en als er te veel zijn dient er geloot te worden, en (2) bij een surplus aan gegadigden voor een dure opleiding als geneeskunde, tandheelkunde of diergeneeskunde dienen diegenen de voorkeur te krijgen die de beste kans van slagen in de opleiding hebben, dus selectie. De eerste opvatting werd gehuldigd door politiek ‘links’, en de tweede opvatting door politiek ‘rechts’. In de loop van de tijd werden steeds meer geluiden gehoord pro selectie, en de rapen waren helemaal gaar toen de casus Meike Vernooy (gemiddeld meer dan een 9 en uitgeloot voor geneeskunde) in de publiciteit kwam. De Minister vroeg de commissie nog eens kritisch naar het systeem van gewogen loting en selectie te kijken, en verzocht mij deze commissie voor te zitten. Ik heb hem erop gewezen dat ik me al eens eerder kritisch had uitgelaten over de mogelijkheid in Nederland effectief aan de poort te selecteren 107, maar dat was hem bekend, en hij had voldoende vertrouwen in een onafhankelijke kritische aanpak van mijn kant. Dat kritisch evalueren heeft de Commissie gedaan en op grond van empirische analyses en uitvoerig gewogen beleidsoverwegingen de Minister geadviseerd om, onder voorwaarde van een aantal concessies (boven gemiddeld 8 direct toelaten, decentraal experimenteren, bij de kansvaststelling het gemiddeld eindexamencijfer wat zwaarder te laten wegen) toch een vorm van gewogen loting te handhaven. Met een aantal wijzigingen hebben de Minister en de kamer dit weer overgenomen. De discussie in de universitaire pers en dagbladen is echter nog lang doorgegaan, en ik heb nog vele voordrachten, discussies, ingezonden mededelingen moeten verzorgen ook na de dechargering van de commissie. Ook in Ierland heb ik kans gezien aanvankelijk ongeloof en scepsis om te turnen in waardering en voorzichtige instemming.108
Een interessante ervaring was ook de deelname aan ad hoc evaluatiecommissies van nationale organisaties voor onderzoek of van een van hun innovatieve programma’s. Meestal betekende dat een of enkele malen voor een paar dagen vergaderen plus wat voorbereiding. Ik noem de evaluatiecommissie van de Focal Initiatives in Research in Science and Technology (FIRST) in Israel (2001), die van de ‘Priorities in Research and Technology (PRTLI) in Ierland (2001 en 2002), en die van het vijfjarenprogramma van de National Research Council in Luxemburg (2004). Wat meer tijd en een viertal ‘site visits’ kostte de grondige evaluatie van de Research Council van Noorwegen (RCN) in de jaren 2000 – 2002, een evaluatie uitgevoerd onder auspiciën van het Britse consultingburo Technopolis, die mij als ‘foreign expert’ had uitgenodigd.

Yüklə 0,58 Mb.

Dostları ilə paylaş:
1   ...   9   10   11   12   13   14   15   16   ...   22




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©muhaz.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

gir | qeydiyyatdan keç
    Ana səhifə


yükləyin