En zijn martelaarsboek academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de


§ 2. Student in Leuven; zijn eerste geschrift



Yüklə 1,89 Mb.
səhifə2/22
tarix13.11.2017
ölçüsü1,89 Mb.
#31597
1   2   3   4   5   6   7   8   9   ...   22
§ 2. Student in Leuven; zijn eerste geschrift.
Ingeschreven in de faculteit van het Kanonieke Recht
Op 3 oktober 1547 presenteerde Adriaan van Haemstede zich bij de man, die op dat moment rector was, Johannes Steynaert.1 Enkele dagen tevoren zal hij in Leuven gearriveerd zijn. De inschrijving in de universiteit diende immers plaats te vinden binnen vijftien dagen na aankomst, Het was de inwoners van Leuven verboden langer gastvrijheid te verlenen aan een student die zich niet inschrijven liet.2 Pas na de inschrijving kon men een beroep doen op de veel­omvattende privileges, die aan de universiteit toegekend waren?3 De universiteit was een samenleving op zichzelf met een grote zelfstandigheid, beschikkend over eigen politie, met een eigen rechtspraak waarbij zelfs de doodstraf niet uit­gesloten was.4

De rector magnificus was daarom een man van grote betekenis. Hij werd als de hoogste gezagsdrager van Leuven beschouwd. Ieder moest zijn muts afne­men als hij voorbijkwam. Zelfs Karel V verleende bij zijn bezoek aan Leuven hem de hoogste eer.5

Het wekt enige bevreemding, dat een man van zo hoge positie toch ook tot taak had elke nieuwe student persoonlijk in te schrijven in het matriculum van de universiteit.6 Dat dit gebruik gehandhaafd bleef, zal wel samenhangen met het inschrijvingsgeld dat elke student betalen moest, tenzij hem dispensatie ver­leend werd. In dat geval voegde de rector aan zijn naam de aanduiding ‘pauper’ toe. Deze aanduiding ontbreekt bij Adriaan van Haemstede.7

Johannes Steynaert was betrekkelijk zorgvuldig bij de inschrijving van nieu 


1 Matricule de I’Université de Louvain, pubIiée par A. Schillings, dI. IV, febr. 1528-febr. 1569; p. 356. A.v.H. was no. 13 van de lijst.

2 L. v.d. Essen, L’Université de Louvain (1425.1940), p. 214, 215.

3 id., p. 214. A.v.H, kon alleen zolang hij ingeschreven stond, de inkomsten ontvangen van het beneficie dat hij later zal ontvangen van de kerk van Burgh zonder daar woonachtig te zijn. Dit privilege was de Leuvense universiteit geschonken in een bul van paus Martinus V van 1425; id. p. 198.

4 id. p. 201, 202. Het ‘code pénal’ van de universiteit was overigens minder streng dan elders in de samenleving. De meest toegepaste straf was declassering in de lijst van promoties.

5 id. 202-204. De rector werd voor 6 maanden gekozen. Er was slechts keuze mogelijk uit beperkte kring in Leuven, want hij moest de wetenschappelijke graad van ‘biretatus’ of ‘doctor’ bezitten; hij moest geestelijke zijn om over geestelijken recht te kunnen spreken; hij mocht dus ook niet getrouwd zijn; evenwel mocht hij niet tot een bepaalde orde behoren; bovendien moest hij rijk genoeg zijn om twee huishoudens te kunnen onderhouden.

6. id. 215. ‘matriculum’ of ‘liber intitulatorum’.

7 Matricule de l’Université de Louvain, p. 356.

10
we studenten. Zorgvuldig gaf hij weer eigennaam, familienaam en de plaats van herkomst, met eventueel de toevoeging ‘pauper’ of ‘nobilis’. Alleen ver­meldde hij niet voor welke faculteit de studenten ingeschreven werden1.

Er waren vijf faculteiten in Leuven: Artes, Theologie, Kanoniek Recht, Burgerlijk Recht, Medicijnen.2 Een student diende eerst de titel ‘magister artium’ behaald te hebben of een opleiding volbracht te hebben aan één van de hogere stadsscholen, die als gelijkwaardig werd beschouwd, voordat hij in­geschreven kon worden voor één van de andere faculteiten,3.
Gezien de leeftijd van Adriaan van Haemstede — hij moet ongeveer 22 jaar oud geweest zijn toen hij zich liet inschrijven — kan men veronderstellen dat hij reeds eerder in Leuven de graad van magister artium behaald heeft of dat hij hiervoor vrijstelling kreeg op grond van zijn opleiding elders.4

Op grond van het geschrift dat hij in 1552 publiceerde mogen wij aannemen, dat hij zich liet inschrijven in de faculteit van het Kanonieke Recht5.

Voordat deze handeling plaatsvond, moest hij eerst nog het reglement van de universiteit ondertekenen, waarmee hij plechtig beloofde alle rechten en plichten te onderhouden, de vrede niet te verstoren en gehoorzaamheid te be­trachten tegenover de rector en de andere leden van de universiteitsraad. Sinds 1545 werd bovendien van de nieuw aangekomen studenten gevraagd de eed af te leggen, dat men alle leerstellingen van Maarten Luther en soortgelijke ketters verwerpt,6.

Tijdens zijn studie ontving hij vanaf 1549/1550 extra inkomsten uit een bene­ficie van het altaar van St. Catharina in de kerk van Burgh. Zijn weldoener, mr. Lieven van Burgh, beschikte vermoedelijk over het patronaatsrecht van dit altaar.7

Om hiervoor in aanmerking te komen, was het niet direct noodzakelijk tot priester gewijd te worden, zolang men tenminste in Leuven studeerde. Wel was
1. id. Zie ook Introduction, p. X. De fac. wordt slechts bij uitzondering vermeld. Verschil­lende rectores geven ook niet plaats van herkomst op.

2. L. v.d. Essen, a.w., p. 200.

3. id. 232. Zie ook P. Th. van Beuningen, Wilhelmus Lindanus als inquisiteur en bisschop, p. 23; R. R. Post, Kerkelijke verhoudingen in Nederland vóór de reformatie van ± 1500 tot ± 1580, p. 49 ev.

4. R. R. Post, a.w„ p. 52, noemt de leeftijd van 19 jaar voor het bereiken van de titel ‘magis­ter artium’; v. Beuningen, a.w., p. 23, noemt de gemiddelde leeftijd 21 jaar (Lindanus behaalde deze titel op zijn 18e jaar). R. R. Post, a.w., p. 51, noemt als plaatsen waar men een opleiding kreeg die vrijstelling gaf voor het examen in de artes: Zwolle, Deventer en Utrecht.

5. De titel maakt het reeds duidelijk: Tabulae totius sacrosancti iuris canonici. In zijn op­dracht wijst hij erop dat deze tabellen de studie in belde rechten vergemakkelijken, omdat men nu ‘nestrum cum Caesareo facilè coniungere poterit

6. L. v.d. Essen, a.w. p. 215 ev.

P. M. Grijpink, Register op de Parochiën, Altaren, Vicarieën en de Bedienaars, dl. I, p. 20. Zie P. D. Vos, De Vroedschap van Zierikzee..., p. 3, die zegt dat hij ‘had de be­geving van de plaats van een geestelijke aan het Sint Willebrords-altaar in de kerk van Burgh.’ Vgl. F. L. Bos, p. 5, aant. 2 Een altaar met die naam kwam in de kerk van Burgh niet voor. Het zal wel om het altaar van St. Catharina gaan.

11
het noodzakelijk subdiaken te worden in het jaar dat men een beneficie ont­ving. Bij deze benoeming heeft hij klaarblijkelijk de naam Bartholomeus ont­vangen. 1

Het beneficie leverde hem de som van drie schilden en twintig stuiver op, een niet onaanzienlijk bedrag maar niet voldoende om er een bestaan van te heb­ben.2
Tabulae Totius Sacrosancti luris Canonici
Na vijf jaar publiceerde hij het werk dat hij zelf in de opdracht aan zijn be­schermheer omschreef als de eerste vruchten van zijn studie.3 De tabellen die hij hierin biedt zullen, naar zijn eigen mening, nuttig blijken voor allen die in belde rechten studeren. Ze verschaffen namelijk een index van overeenkomende plaatsen, die de samenvoeging van kerkelijk en burgerlijk recht vergemakke­lijkt.4

Hij spreekt de enigszins stoutmoedige verwachting uit dat zo al niet allen dan toch velen hem dankbaar zullen zijn voor het werk dat hij hiermee verricht heeft.5 Toch vreest hij tegelijkertijd dat zijn beschermheer niet geheel tevreden zal blijken. Hij doet daarom bij voorbaat een beroep op diens welwillendheid en vraagt hem de gebreken van dit werk toe te schrijven aan zijn jeugd.6

Nog steeds is er geen spoor van een conflict met kerk of overheid. Zijn werk kan gedrukt worden ‘Cum privilegio Caesareo.’7
1 Grijpink, a.w. p. 20: ‘Altare S. Catharinae; 1549 - 50 Proclamatie Adriani Cornelii Bar­tholomei de Haemstede praesentati ad vicariam sive perpetuum beneficium eccl. alfaris...’ L. v.d. Essen, p. 198 over de bul van Martinus V van 1425; R. R. Post, p. 47, 48 over het grote aantal studenten, Mie met behulp van de inkomsten van hun vicarie aan een Universiteit... studeerden,’ de toekomstige priesters.

2 Grijpink, a.w., p. 20: Institutio ej. 3 scuta 20 stuf R. R. Post, a.w., p. 73 ev. over salarisregeling van geestelijken. Het gemiddelde inkomen van een dorpspastoor lag dicht bij de 100 gulden. Onder de maat komt de pastoor van Ameide die 33 schild ontvangt.

3 Volledige titel: TABULAE TOTIUS SACROSANCTI IURIS CANONICI. Clariss. utriusque huis Licentiato, M. LIVINO BLOXENIO á Burgh dicatae, omnibus utriusque Luris studiosis & utiles & necessariae. Hadriano Cornelio Haemstedio, autore.

Gedr. in Leuven ‘apud Martinum Rotarium, Bibliopolam Iuratum. 1552.’ ‘Cum privilegio Caesareo, signato á P. de Lens.’ Een exemplaar bevindt zich in de bibliotheek te München. In de opdracht noemt hij zijn werk ‘studiorum primitias.’

4 In de opdracht: ‘Collegi eas ex toto Iure Pontificio..."...quéd qui utrique Iuris operam dat, velut indicem concordantium Iocorum ante oculos habebit, ac nostrum cum Caesareo facilè coniungere poterit...’

5 ‘...quoeirca quicquid illud est laboris quod huic rei impendimus, sinon omnibus, certè pluribus gratum fore spero.’

6. "Tu interim vir Clarissime, has meas lucubrationes, ac studiorum primitias, tibi dicatas accipies, ac sicubi tuis votis non satis responderlm, id imperita adulescentie condonandum censebis.’

7. zie sant. 3. Overigens ontbreekt wel de toevoeging, die wij bij het gelijktijdig gedrukte ‘Tabula; Institutiones lustiniani Imperatoris...’ vinden: ‘Admissum per M.N.P. Curtium pastorem S. P. Lovanien.’

12

Er zijn, geheel in overeenstemming met de indeling in het Kanonieke Recht, vijf tabellen: de Iure; de Personis; Ad Res; de Actionibus; de Ordine Iudicario.


De Iure

Hij geeft als definitie van het recht: lus est ars boni & aequi, praecipiens honestè vivere, alterum non Iedere, suum cuique tribuere.’ Dit onderscheidt hij in het Ius Naturale, dat alle volken intuïtief kennen, zoals de verbintenis tussen man en vrouw, de opvoeding van kinderen;1 het Ius Gentium, dat eveneens bij alle volken aangetroffen wordt, zoals oorlog voeren, handel drijven, huizen bouwen2; en tenslotte het Ius Civile.

Dit laatste is weer onderverdeeld in het Ius Civile Pontificium en Caesareum, het geestelijke en wereldlijke recht. Hoewel hij ook het wereldlijke recht wel nader omschrijft, kunnen we die onderverdeling laten rusten, omdat hij in zijn verdere tabellen zich grotendeels tot het geestelijke recht beperkt.

Het Ius Civile Pontificium bestaat uit een geschreven en een ongeschreven deel. Bij de nadere indeling van het geschreven deel noemt van Haemstede als eerste de pauselijke decreten, ‘die altijd door allen onderhouden moeten worden.’ Daarna komen de conciliebesluiten, tenminste als zij door het gezag van de paus gesteund worden. Uitdrukkelijk voegt hij hieraan toe, dat de andere bis­schoppen deze bevoegdheid om wetten uit te vaardigen niet bezitten, In de derde plaats volgen de bepalingen die op kerkelijk gesanctioneerde wijze aan de Heilige Schrift ontleend zijn.4

Het ongeschreven deel bestaat uit de consuetudo, gewoonten die nergens schrif­telijk vastgelegd zijn maar wel als wetten worden opgevat.’
De personis

In de tweede tabel maakt hij uiteraard scheiding tussen wereldlijke en kerke­lijke personen. Ook de eerste categorie verdeelt hij in verschillende groepen, als gehuwden en ongehuwden, enz., maar opnieuw valt alle aandacht op de kerk. Hij geeft een overzichtelijke verdeling van kerkelijke ambtsdragers en omschrijft iedere functie op correcte wijze. De taak van een bisschop is slechts: ‘basilicas consecrare, altaria inungere, chrisma conficere, officia & ordines Eccleslasticos distribuere, virgines sacras benedicere.’ De taak van de priester is in de naam


1. tab. prima: Naturale, est ius commune omnium nationum, eb qubd ubique instinctu nature, non constitutione aliqua habetur: ut viri & fremine coniunctio, proIium educatie, communis omnium possessio, omnium una libertas dist. i. Ius naturale.’

2 ‘Gentium, est lus quo omnes genten utuntur: ut sedium occupatio, edificatio, bella...’ 3. "Summorum Pontificum decretis. horum enim sanctiones, statuta et ordinationes ab om­nibus semper observari debent. dist. XIX. c. sic omnes. &.c. enimuero.’

‘Nam aliorum Episcoporum ad definiendum & ad constituendum (non autem ad corrigendum) invalida sunt. dist. XVIII. in prille.’

4 ‘Sacrarum scripturarum interpretum sanctionibus canonicè receptis...’

5 ‘Non scriptum, quo nomine consuetudo venit, utpote, que moribus utentium, non aliqua scriptura introducta est, & pro lege suscipitur, quum deficit lex. dist. I. consuetudo.’

12
besloten.1 Hem komt toe ‘sacrificium corporis & sanguinis Domini n altari conficere, orationes dicere & benedicere dona Del.’

Hij betwijfelt of de cantor eveneens, zoals volgens hem velen beweren, tot de Clerici non sacri behoort. Waar de anderen allen door de bisschop gewijd moe­ten worden, kan deze immers zonder meer door de priester aangesteld worden.2
Ad Res

Vervolgens bespreekt hij in de derde tabel de relatie van het recht ‘ad Res’. Weer onderscheidt hij tussen res consecratae en non consecratae. De eerste groep verdeelt hij in sacramenten en zaken die met de sacramenten samen­hangen Het sacrament definiëert hij als ‘visibilis forma invisibilis gratiae.’

Slechts twee van de zeven sacramenten zijn Woluntaria’: ordo en matrimonium. Van de overige vijf, de ‘Sacramenta Necessaria’, staat de doop bovenaan, het sacrament Simpliciter’, ‘sine quo nemo salvus fieri potest.’

Het valt op dat hij aan elk sacrament een enkel woord toevoegt behalve aan de Eucharistia. Het uitvoerigst is hij over de Poenitentia.3

Tot de zaken die bij de sacramenten behoren rekent hij kelk, kleding, kerkge­bouw, wijwater en altaar.

Bij de ‘Res non consacratae’ vermeldt hij terloops welke zaken zich voordoen op het algemeen menselijke vlak, ze zijn ‘innumerabiles’ naar zijn zeggen, om zich dan uitvoerig bezig te houden met alle zaken die met het kerkelijk leven sa­menhangen. Het recht dat hem zijn beurs verschafte, beschrijft hij als: lus pa­tronatus, est lus, quod quis habet circa beneficia aut eccleslae ad praesentan­dum & defendendum vel dotatione, vel constructione, vel fundatione acqui­situm.’

Ook schenkt hij uitvoerig aandacht aan zaken die kerk en samenleving gemeen hebben, zoals het verkrijgen van goederen door voorschrift, gift of erfenis, het bewaren van goederen, kwesties als contracten sluiten, kopen, verkopen, stelen enz.’
1. tab. sec. ‘Sacerdes, etiam presbyter appellatus, á sacrificando nomen habet. Ad hunc enim pertinet sacrificium corporis & sanguinis Domini in altari conficere. orationes dicere & benedicere dona Dei.‘

2 ‘Dis adiungunt plerique Psalmistam seu cantorem, sed is solo iussu Presbyteri officium cantandi accipere potest, quum ceteri ab Episcopo ordinari debeant. Dist. XX111.c. Psal.’

3. tab. tertia. Baptismus, z.b. Confirmatio: ‘fit hoc unctionis sacramentum in fronte & á solo Episcop. Extrema unctio: ‘c. presbyteros. & c. illud superfluum.’ Pernitentia ‘in qua necessaria sunt Cordis contritio; Confessie ofis, & est legitima coram sacerdote peccatorum declaratio. Hostien. Satisfactie.’ Ordo ‘De hoc Sacramento, & qui ordinari possunt vel non possunt, vide supra De personis...’ Matrimonium, ‘est maris & feemine conjunctie, individuam vita; con­suetudinem continens....’

Afgezien van deze toevoegingen geeft hij dan verder de plaats aan in het kerkelijk wetboek. Van de Eucharistia zegt hij niets, afgezien de verwijzing: ‘De consec. dist. II’ Men kan ver­onderstellen dat hij dit sacrament zo bekend achtte dat een toevoeging overbodig was, maar dit geIdt evenzeer voor de andere sacramenten.

4 Aan deze zaken wijdt hij een aparte bladzijde. Het gaat hier over o.a. ‘Acquisitio bonorum, que fit Per certos modes..., Per certas personas, ut serves liberos, & bona fide servientes...;’
De Actionibus

In de vierde tabel bespreekt hij de verschillende handelingen, die een notarieel of juridisch karakter hebben, contracten: afspraken over grenzen, slavernij, diefstal.1


De Ordine Iudiciario

In de vijfde en laatste tabel geeft hij de bepalingen aan, die bij een rechtspraak vereist zijn.

Hij blijkt goed op de hoogte te zijn van de wijze waarop men voor het gerecht gedaagd kan worden. Als iemand aan de ‘citatio simplex’ geen gevolg gegeven heeft en niet op de vastgestelde dag verschenen is, wordt hij door middel van een ‘citatio peremptoria’ als een weerspannige aangemerkt.2

Ook over de mogelijkheid van appel van een lagere op een hogere rechter zegt hij iets.3

Het werk maakt geen briljante indruk, zodat de verontschuldiging tegenover zijn beschermheer niet onbegrijpelijk is. Wel heeft hij op heldere wijze onder­scheidingen aangebracht en dankzij de verwijzingen naar de verschillende bron­nen kan zijn werk inderdaad enige waarde hebben gehad.

In dit geschrift geeft hij geen enkel blijk van een min of meer reformatorische visie. Nog steeds komt hij de eed na, die hij bij zijn inschrijving afgelegd heeft.

Het vermogen om helder te onderscheiden en zijn gegevens te kunnen rubri­ceren blijkt ook later wanneer hij zijn martelaarsgeschiedenis opbouwt.’

Zijn kennis van zaken van de rechtspraak zal hem later diensten bewijzen als hij in de genoemde martelaarsgeschiedenis processen beschrijft, als hij gegevens tracht té verzamelen van gevangenen, als in Antwerpen mede ten gevolge van zijn prediking leden van de calvinistische gemeente gevangen genomen worden en ook als hij zelf in Londen met gezagsdragers in conflict komt.


‘Conservatie bonorum...; Obligatio bonorum & oritur vel Ex contractu... Ex quasi contrac­tu... Ex delicto, videlicet Furto..., Rapina..., Damno, Inittria; Servitus, alia est urbane..., Rustica...’

‘Ad actiones. Est aut actio ius persequendi in iudicio, quod sibi debetur & actionum aliae sunt: Rei persequutorie (met nadere uitwerking), Pence persequutorie (id.), Mistte (id.).’

1. Citatie simplex: ‘ca est, quae citatum non anten contumacem constituit, quant tern° repetita sit.’

2. Citatio ‘Peremptoria dicitur, que simplices citationes ita perimit, ut eum qui in ius vocatus est, si die praefinita non venerit, contumacem constituat.’

3. ‘Apellationem. Est autem appellatio sententie á minore iudice late, per invocationem maloris iudicis, pretextu iniquitatis prime sententie..?

4 J.-F, Gilmont, La Genese du Martyrologe d’Adrien van Haemstede (1559), p. 398: ta rigueur de la construction est remarquable. Sans doute était-ce un même désir de clarté et d’ordre qui avait poussé le jeune Haemstede, alors étudiant en droit á Louvain, á résumer et á coordonner les principaux éléments du droit canon sur six feuilles in-plano de tableaus synoptiques? La précision du juriste apparait d’abord dans le sein, presque constant, á. classer ses notices de martyrs selon l’ordre chronologique.’ zie hfdst. 6.

15
Het is niet ondenkbaar dat dit werk bedoeld is als verhandeling waarmee hij in aanmerking hoopte te komen voor het baccalaureaatsexamen. Dit was het eerste examen dat na drie jaar college afgelegd kon worden. Dit lijkt mij aanne­melijk, omdat hij zijn werk zo nadrukkelijk als eerste resultaat van zijn studie presenteert.1
§ 3. Zijn overgang tot de reformatie
Omstreeks dezelfde tijd waarin zijn eersteling verscheen, ontving hij als twee­de bron van inkomsten het vicariaat van het altaar van de heilige Maagd en alle Heiligen in de Bagijnhofkerk te Zierikzee. Op 25 augustus 1552 werd hij tot priester gewijd.2

Dr. F. L. Bos veronderstelt dat hij inderdaad ‘gedurende enige jaren de pries­terlijke bediening in zijn vaderstad en misschien ook in het dorpje Burgh’ ver­richt heeft.3 Hij zou zijn studie onderbroken hebben. Omdat elke aanwijzing in die richting ontbreekt, mogen wij inderdaad aannemen dat hij de doctors­titel niet behaald heeft. Moest hij Leuven verlaten, omdat zijn beschermheer teleurgesteld was over de resultaten van zijn studie?

Gezien de inhoud van zijn ‘Tabulae...’ heeft hij in ieder geval niet om reforma­torische gevoelens de universiteitsstad moeten verlaten.

Tegen de veronderstelling van Bos pleit dat de som aan dit nieuwe vicariaat verbonden, 4 schilden, niet van dien aard is, dat men van een volledige werk­kring spreken kan. De som wekt eerder de indruk dat het ook nu om een bene­ficie gaat en dat Adriaan van Haemstede, na zijn priesterwijding ontvangen te hebben, opnieuw naar Leuven is gegaan om zijn studie voort te zetten.4


Als hij later voorganger van de calvinistische gemeenschap in Antwerpen is, schrijft hij over een oude priester Hubertus, die zijn parochie van Midlum verlaten heeft en naar Emden getrokken is.5 Naar zijn mening zou deze in Ant­werpen beter werk kunnen verrichten, ‘dan mij, die noch van het regiment ener Gemeinte niet en weet, en daarom menigerhande calumnien onderworpen ben.’
1. zie voor duur van studie en de examens, L. v.d. Essen, a.w., p. 246 ev.

2. Grijpink, a.w. p. 98: ‘1552-53 Proclamatio et institutio dni Adriani Cornelii Bartholomei presb. Traj. dioc. praesentati ad vicariam altaris B. Mariae Virg. in par. eed. curiae Beginarum oppidi de Ziericxee vac. p. dimissionem seu lib. res. Guilhelmi Johannis ult. poss. Act, 25 Augusti. Institutio ej. 4 scuta.’ Zie ook F. L. Bos, a.w., p. 5. Hij noemt het Begijnenhof ‘de latere Gasthuiskerk.’ lk meen dat dit niet juist is. Het Begijnenhof met de daaraan verbonden kapel is later door brand verwoest.

3 F. L. Bos, a.w., p. 5.

4 zie p. 12, aant. 2; R. R. Post, a.w., p. 73 ev. Volgens L. v.d. Essen, a.w., p, 198 kon men slechts zeven jaar vrijgesteld worden van de wijding tot priester, als men studerend aan Leuven een beneficie ontving.

5. zie hfdst. 2 § 2. E. Meiners, Oostvrieschlandts kerkelijke Geschiedenisse, dl. I, p. 373. De brief van A.v.H. is van 21 juni 1557. Hij voegt nog aan de boven geciteerde woorden toe: ‘Bedenkt doch, dattet geen klein dinck is, een nieuweling tot een dienaar der Gemeinten te verheffen, gelyk ick toch ben.’

16
Hubertus heeft enkel ervaring met de gang van zaken in een rooms-katholieke gemeente, maar ook deze ervaring miste Adriaan van Haemstede kennelijk.


Wanneer hij dan wel Leuven verlaten heeft, nu om voorgoed de kant van de reformatie te kiezen, is onzeker. Wel weten we dat tussen Pasen 1555 en Pasen 1556 de functie in de Bagijnhofkerk van Zierikzee aan een ander gegeven wordt in verband met het vrijwillig opgeven hiervan door Adriaan van Haem­stede.1

Zijn inkomsten van het altaar van de kerk van Burgh heeft hij vermoedelijk langer behouden. 23 Augustus 1557 wordt een ander in zijn plaats benoemd.2

In de loop van 1555 zal hij dan zijn ommekeer doorgemaakt hebben.3 Ik acht het beslist niet onmogelijk dat zijn breuk met de oude kerk zich in Leuven heeft voltrokken. Immers, ondanks het behoudende beleid van de universiteit kon men daar met verschillende invloeden in aanraking komen. Men kwam daar, al was het alleen door middel van de kritiek, vanzelf op de hoogte van wat zich in Duitsland en elders afspeelde.4

Zelf zegt hij over zijn ommekeer enkel, dat ‘God in zijn welwillendheid mij uit de papistische duisternis tot het licht geroepen heeft.’5 Verder verschaft hij ons geen enkel aanknopingspunt. We weten alleen dat hij in de loop van 1556 in Antwerpen opduikt, waar hij met de leiding van de calvinistische ge­meenschap werd belast.


1. Grijpink, a.w. p. 99: Proclamatio et institutio dni Cornelii Symonis ad vicariam altaris D. Virginis in Beginagio Ziericxeénsi vac. p. lib. ree. dni Adriani Comelii Haemstede ult. poss. 4 scuta.’

2. Grijpink, a.w., 20: ‘proclamatio et institutio pro mro Jacobo Zeeman... vac. p. lib. res. dril Adriani Comelii uit. poss. ej. 3 scuta 20 stuf. Act. 23 Augusti’ Het vermelde jaar is 1557-58. De mogelijkheid bestaat dat het altaar in Burgh langere tijd vacant is geweest. Mr. Lieven van Burgh, die de begeving van dit altaar in Burgh bezat, stierf 5 sept. 1556. P. D. Vos, a.w., p. 2, 3.

3. Gilmont, a.w., p. 381, 382 stelt de overgang vroeger. ‘Sa conversion au protestantisme a

suivre de peu I’année 1552, car á la fin de 1555 ou au début de 1556, le consistoire d’Emden le juge assez már dans sa foi pour l’envoyer comme second ministre á Anvers.’

Hij beschikte niet over de gegevens van Grijpink. Met F. L. Bos, a.w„ p. 6, houd ik het ook maar op 1555, wellicht niet ‘omstreeks het einde van het jaar 1555,’ zoals deze stelt, maar ‘in de loop van...’ Anders zou men moeten veronderstellen dat ook het altaar in Zierikzee jaren lang vacant geweest is.

4. Interessant zijn in dit verband: Les Memorables de Francisco de Enzinas, vert. Jean de Savignac. Enzinas beschrijft hier de toestanden zoals hij ze in Leuven aantrof, p. 22-72, 80-92. Hij werd voor de eerste maal in Leuven ingeschreven 4 juni 1534; ook in 1543 bevond hij zich in deze stad, het jaar van de onlusten; p. 9, 10. Hij beschrijft op levendige wijze hoe juist de studenten een bron van onrust vormden, p. 60. Een plan om in dat jaar huiszoeking bij de studenten te doen om hun boeken te controleren kon door de reactie van de studenten geen doorgang vinden, p. 80.

5. W. G. Goeters, Dokumenten van Adriaan van Haemstede, waaronder eerre Gereformeer­de Geloofsbelijdenis van 1559. BijI. B, p. 61, in de brief die A.v.H. aan de keurvorst Fred. van de Palts stuurde op 12 sept. 1559: ‘Quum primum enim me Deus sua benignitate ad Iucem e papisticis tenebris vocasset, contuli me ad quasdam civitates....’

17
HOOFDSTUK 2


IN ANTWERPEN

Yüklə 1,89 Mb.

Dostları ilə paylaş:
1   2   3   4   5   6   7   8   9   ...   22




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©muhaz.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

gir | qeydiyyatdan keç
    Ana səhifə


yükləyin