De overweg ter hoogte van het oude sportveld van voetbalclub Schijndel.
Het Spoorveld N.1890; D 1506 (he, db: 2.1.60).
SPOORWEGWACHTHUIS
Heide met dennen ter plaatse Roderheide achter het Spoorwegwachthuis 1904 (HB 1394 fol.63v) F 462.
zie: Wachthuis
SPURKENHORST
Een dachmaet beempts in die Haerde Bemptden aent Wijbossche aen Spoerkenhorst 1542 (RA 43 fol.64v); een half hont saetlants ondert Wijbosch op Sporckenhorst 1662 (RvS); in de Beemde genaemt Sprickerhorst 1682 (RA 270); onder Wijbosch in de Rietbeemde genoemt Sporkenhorst 1690 (RA 93 fol.65v); een parseel akkerlants genaemt Spurkenhorst in de Beemt onder Weijbosch 1797 (RA 180); bouwland onder Weibosch genaamd Spurkenhorst N. 1817; in Spurkenhorst N.1834; E 1461 (b: 18.60); Sperkenhorst N.1837; D 1116 (b: 24.30).
Het mnl. spurk betekent wegedoorn. Deze struik is in het binnenland nogal zeldzaam. Eerder komt een direct familielid van de wegedoorn nl. de vuilboom in aanmerking. Dat de vuilboom bij het volk goed bekend moet zijn geweest blijkt wel uit de vele volksnamen waaronder de struik voorkomt zoals : pijlhout, sprokken, hondsknopperen, kraaibessen, bloedboon, buskruithout, wakelenhout, honsboom, hondjeshout en hondsappel. Het woord 'hond' in plaatsnamen wijst steeds op giftige of voor de mens nutteloze of schadelijke gewassen. Ook komt het element 'spork' voor vgl. sporkenhout. In Sporkt en Spurkt is de eind-t weer een verzamelsuffix wat duidt op een overvloedige aanwezigheid van de wegedoorn in dit gebied. [redactie en Buiks 1990 - 239]. In het Brabantse dialect staat het sporkehout (Rhamnus Frangula) ook bekend als pinnekeshout en schoenlappershout .Ook kent men het zgn. hondshout, een volksnaam voor de vuilboom. Men noemt het ook wel biejehout, duvelskralle, èrrem-minse-hout.
(C. & J. Swanenberg 1996:176 en 317 ).
SPURKSBRUGJE
In de straeth van het Sporcxbrugsken tot het Gewadt 1643 (NvdH 11 fol.170v); Schijndelsche straete by middelroy van het Sporcxbrughsken tot de Middelrootsche Brugge toe ca.1643 (CvB z.j.); het Spurkxbruggetje 1803 (HV).
Een brugje gelegen bij de grensrivier tussen Schijndel en Den Dungen richting Middelrode.
SPURKT
Op die Sporct 1402 (FS).
Voor de betekenisverklaring zie onder Spurkenhorst.
SPURRIEAKKER
Een stuck landt gheheiten Sporiacker 1549 (RA 44 fol.65).
Spurrie of Spergula Arvensis komt vanaf de Bronstijd voor in ons land. Dit gewas groeit vooral op hoge arme zandgronden nog redelijk. Het werd gemaaid en aan het melkgevend vee gevoerd. Door de spurrie kreeg de melk en daardoor de boterbereiding, een aparte en gewaardeerde smaak. In oude pachtcontracten vindt men soms vermeldingen van ‘spurrieboter’ die men moest leveren. Spurrie werd in de (Belgische) Kempen destijds veel verbouwd omdat ze op de slechtste zandgronden nog kon gedijen. Het was het nagewas bij uitstek. Door het zgn. systeem van de ‘groenbraak’ werd na de graanoogst het land weer ingezaaid met spurrie als nagewas, dat naast veevoeder ook eventueel als groenbemester kon worden omgeploegd. (Mennen 1992:220).
STAART
In een stuk beemd die Stert in die Haerde Beemde 1442 (BP 1213); eenen acker teulants anderhalff loopense onder Wijbosch genaemt de Start 1736 (RA 102 fol.56v); een parseel land genaamt de Staart onder Weijbosch 1797 (RA 180); perceel akkerland met het ingenomen voorhoofd onder Weibosch genaamd de Start N.1816; de Start N.1846, 1854, 1882, 1888; E 1725 (b: 39.00), 1726 (b: 35.30).
De staart-toponiemen zijn doorgaans vormaanduidingen.
STAFFERSKAMP
Onder de Borne int Liessent de Stafferscamp 1702 (RA 151 fol.135).
In bezit bij een familie Staffer(s)? Het lijkt op een ambtelijke verschrijving van Stappers- en Stepperskamp vgl. de Stappert en Steppert.
STAKENAKKER
Stakenakker N.1867, 1869; D 963 (b: 14.70).
Mogelijk is hier sprake van een benoeming naar de ligging bij een staak "stenen paal" (Molemans, Overpelt, 322); de Staakakker onder Lommel is een afleiding van 'staak' in de betekenis van een houten paal die op het uiteinde van een perceel als terreinafbakening werd aangebracht. [Mennen 1992 - 230]
STAL
Huijs ghenoempt de Stall metten braken aenliggende int Elscot 1568 (CvB); onder Elschot ter plaetssen gemeyndelick genoempt den Stal aen den Holenwech 1583 (RA 55 fol.33); een stuck lants groot ontrent twaelf loopensaets gelegen aen die Voort gemeijnlick genoempt den Stall 1576 (CvB).
Een omsloten en overdekte ruimte voor het bewaren of houden van vee. Houten of stenen gebouw, tot verblijf van paarden of runderen, ook varkens, schapen, geiten enz. dienende. De meest gewone betekenis van het woord (WNT, 15, 513-4).Of is hier sprake van een herbergnaam?
STAMHUIS
Het Stamhuis N.1870, 1871, 1872, 1875, 1879, 1882, 1885, 1887, 1889, 1892, 1897, 1900; A 1181 (hu, tu: 30.86), 1258, 1260-1263 (hu, sch, b, w: 63.70), 2427-2428 (hu, tu: 18.64); B 244-249, 258, 261, 262 (hu, b, w: 2.68.30); C 341-343, 345 (hu, b: 64.80), 573, 582-590 (hu, b, w:3.48.70), 1070-1077 (hu, tu, w, b: 2.45.90), 1447-1450 (hu, sch, b, w: 1.68.00), 2021, 2023-2030 (hu, tu, b, w: 1.72.13), 2130-2140, 2142-2143, 2155 (hu, sch, b, w: 4.56.36); D 209-211 (hu, sch, erf, tu: 10.40), 441, 442, 444, 445, 447, 448 (hu, sch, bkh, bg, b, w: 2.6.94), 1200-1206, 1208 (hu, sch, b, w: 1.49.15); E 1766-1770 (hu, sch, tu, b, w: 1.41.40), 1786-1789 (hu, b, w: 72.70). Bij herleiding blijkt het volgende: A 2427 = A 1189, A 2428 = A 1190.
Het huis waaruit een familiegeslacht afkomstig is en waaraan het dikwijls zijn naam dankt (WNT, 610); verschillende huizen in Schijndel hebben die naam. Het is een typisch 19de-eeuwse uitdrukking.
Dostları ilə paylaş: