Grote PREKERSKAMP
In de Martemanshurk andere zijde de Capellecamp ene einde de Grooten Prekerscamp 1755 (RA 106 fol.154v).
Lange PREKERSKAMP
Eenen camp genoemt den Langen Prekerscamp 1596 (RA 58 fol.43).
PREKERS of PREKERT
Een mergen groes heij en weij int wijbos genaemt den Preckart 1662 (RvS); aen d’een sijde tgemeen lantscamp genoemt Prekert 1692 (RA 94 fol.14); een hooijcamp genaamt de Preekert onder Weijbosch 1797 (RA 180); Prekert 1816 (GA 141); in het Wijboschbroek langs de Predikers 1927 (NA 42).
Grote PREKERS
Hooiland in den Aardenburg ene einde de Groote Preekert 1721 (RA 150 fol. 278v); de Groote Preekers in Martemanshurk 1723 (RA 151 fol.108); de Groote Prekers 1754 (RA 160 fol.72v); drie kampen lands genaamt den Grooten Preeker aangekomen bij confiscatie der goederen van de Preekheeren 1772 (RA 135 fol.43v); Groote Prekert in Weibosch 1816 (GA 141).
Kleine PREKERS
In de Martemanshurck ofte Hoekcampe andere einde den camp genaemt den Cleijnen Prekert 1711 (RA 98 fol.111); twee kampen hooij off weijlant met derselver houtgewsch genaamr de Kleijne Preekers gekomen van het gewesen Convent der Predikheeren 1772 (RA 135 fol.41); de Kleijnen Preekers 1802 (RA 286 fol.90); de Kleine Prekert in Weibosch 1816 (GA 141).
Lange PREKERS
Onder den gehugte van ’t Wijbos genaemt den Aerdenborgh ene zijde de Lange Prekers 1747 (RA 104 fol.126).
Al deze benamingen hebben zijdelings te maken met het ww. preken; bovenstaande veldnamen zijn immers afgeleid van onroerend goed dat de oude Bossche orde der Predikheren in Schijndel in bezit had. De predikheren of predikers verbasterde in de volksmond tot 'prekers'.De uitgang 'ert' verwijst naar 'aard' een stuk dat ter ontginning werd aangewend.
PREUTELSTEEG
Preutelsteeg (vm).
Preutelen, pruttelen, prevelen, mompelen, ook wel brommen of mopperen (J.de Vries 546, 551). Is er veel gemopperd rond de aanleg van die steeg? Ook denkt men aan ‘preut’ in de betekenis van ‘weke massa’, hetgeen er op zou kunnen wijzen dat deze steeg door een moerassig terrein was aangelegd. (Weijnen 1996:154).
PRIEMLAND
Drie strepen lants gemeindelick geheiten dat Priemlandt of Priemlaent 1541 (RA 43 fol.28v).
Priem heeft meerdere betekenissen nl. pin, dolk en klavervreter en in de Peelstreek ook burrie. De verklaring van deze veldnaam lijkt vooralsnog onduidelijk. Of is er een FN Priem(s) in het spel?
PRINSENBOS
Prinsenbosch N.1866; B 1525 (b: 42.90).
Afleiding van de PN Prinsen; bezit van de voormalige Prins van Oranje of een bos naar hem genoemd lijkt minder waaarschijnlijk.
PRINSENLAND
Eenen akker teullant onder de Broekstraat het Princelandt groot omtrent agt loopense gronden 1788 (RA 176 fol. 46v); Princenland onder Borne 1816 (GA 141); Prinsenland N.1868; B 1305 - 1307 (b: 1.89.80).
Vernoemd naar de FN Prinsen.
PUT(TEN)
Den heelen campe geheiten die Putte 1553 (RA 45 fol.40v); een stuck beempts gmeynlick genoempt die Putten groot twe dachmaten 1577 (RA 54 fol.4).
Put in de toponymie verwijst naar lager gelegen delen en is dus een reliëfnaam.
Grote PUT
Land aen den Groten Put 1390 (BP 1178)
Een 'put' is een "moerassige laagte" in dit geval waarschijnlijk een ven waaruit "klot" werd gehaald (J. Molemans, 365) Zoals bij veel dergelijke woorden, ontwikkelde zich al vroeg de betekenis van greppel, goot (Mnl.Wb. 6,799) vooral grensgreppel (put ende poel). Misschien moet men deze betekenis ook aannemen in een oorkonde, betreffende goederen in Noord Brabant aan de abdij van Berne geschonken: de isto loco usque ad waterputte juxta cimiterium ... deinde usque ad Helyolven putken (Fremery 48:a.1218) (M. Schonfeld, Ned. waternamen, 237). Lager gelegen grond of benoeming naar de ligging bij een moerput, zand, - of leemput. Put = min of meer uitgestrekt omsloten water (Lindemans, 24)
PUTHORST(JE)
De beemd die Puthorst 1388 (BP 1178); twee buunder land dat Puthorstken 1465 (BP 1235); int Eerderwoudt aent Puthorstken 1482 (HC 196); een perceel lants met een bussellen genoemt de Puthorst vier hont 1662 (RvS 35); een hont saetlants ondert Wijbosch int Puthorstien 1662 (RvS 7); den Puthorst 1757 (JW); een camp hooyland genaemt het Puthorstje in Weijbosch 1795 (RA 179); Puthorstje in Weibosch 1816 (GA 141); het Puthorstje 1832 (kad); E 1595 - 1665; het Puthorstje N.1834, 1873, 1879, 1886, 1892, 1903; E 1598 -1599, 1610 (vh: 22.8), 1621 (b: 13.20), 1629 - 1631 (b: 47.10), 3008, 3009 (w: 54.00). Bij herleiding blijkt het volgende: E 3008 = E 1600; E 3009 = E 611.
Een horst is een beboste of met struikgewas begroeide opduiking in een moerassig gebied.
Achterste PUTHORSTJE
Het Achterste Puthorstje N.1871; (b: 47.10).
PUTHORSTJESDIJK
Puthorskesdijk (vm) de weg tussen E 609 en E 611.
PUTSTEEG
Een huijs en hof aen die Putstege 1381 (BP 1176); land aan die Putstege in dLutteleijnde 1452 (BP 1222); een huis aen Lutteleijndt genoemt Guldemanshoffstadt belent die ghemeint Putsteege 1536 (CvB); een stuck lants gelegen in de Putstege 1662 (RvS 11); woonhuijsinge hof este landerijen negen lopensen teullant ter plaetse genaemt in de Putsteegde N.1718; de Putsteegd 1757 (JW); Putsteeg 1803 (HV); Putsteeg 1832 (kad); C 1787 - 1833, 1965 - 2082; de Putsteeg N.1834, 1873, 1889; C 1801 (hu: 4.37), 1821 (hu: 16.90), 1963 - 1964 (b: 1.38.80), 1982 (b: 40.10).
Een zijstraat van de Bunderstraat naar de Schoot.
Achterste PUTSTEEG
De Achterste Putsteeg N.1882; C 1971 (w, og: 21.37).
PUTSTEEGSELOOP
De waterleiding no.16 genaamd Putsteegschenloop aanvangende in de Bunder grens van het kadastraal perceel rechter/linker-oever sectie D no.2709/43 loopende door Bunder en Putsteeg en den Borne grens van het kadastraal perceel rechter/linker-oever sectie C no.2016/2015 langs den rechter/linker-oever gemeten lang 1228/1228 meter – deze twee waterloopjes vlieden in de waterleiding van den Roskamp in den Borne 1881 (NAA inv.nrs. 402-403). Bij herleiding blijkt het volgende: D 2709 = D 42.
De gegraven waterloop langs of door het gebied de Putsteeg.
Dostları ilə paylaş: |