Handelingen der apostelen



Yüklə 0,73 Mb.
səhifə10/25
tarix02.11.2017
ölçüsü0,73 Mb.
#28549
1   ...   6   7   8   9   10   11   12   13   ...   25

TIENDE LEERREDE

Over Psalm 84: 812


Voorzang: Psalm 77: 6 en 7
Zou God Zijn genâ vergeten?

Nooit meer van ontferming weten?

Heeft Hij Zijn barmbartigheên

Door Zijn gramschap afgesneên?

k Zei daarna: Dit krenkt mij ’t leven.



Maar God zal verand’ring geven;

d’ Allerhoogste maakt het goed:

Na het zure geeft Hij ’t zoet.
k Zal gedenken, hoe voor dezen

ons de Heer’ heeft gunst bewezen;

k Zal de wond’ren gadeslaan,



Die Gij hebt vanouds gedaan;

k Zal nauwkeurig op Uw werken



En derzelver uitkomst merken:

En, in plaats van bitt’re klacht,

Daarvan spreken dag en nacht.

Mijn Geliefden!

Ik sprak het zoeven in mijn gebed uit, dat God door Jezus Christus de Zijnen zege op zege geeft. Dat staat geschreven Psalm 84: 8 Zij behalen de ene zege na de andere13, een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion.

Wie zijn zij, die de ene zege na de andere behalen? Naar de vertaling, die wij voor ons hebben, zijn het degenen, die door het jammerdal gaan (vers 7)14. Naar vers 4 is het de vogel, die een huis, de zwaluw, die een nest gevonden heeft, waar zij haar jongen nederlegt. Dit Psalmwoord voor ogen houdende, gaan wij over tot de Handelingen der Apostelen, om uit hetgeen wij in de vorige leerredenen behandeld hebben, nog zo het één en ander nader te beschouwen.

De zaak van God en Christus, de zaak van Zijn gemeente en mitsdien de zaak van onze zaligheid was in Jeruzalem, vanwaar toch het heil zou uitgaan, naar het zichtbare een verloren zaak. Jezus van Nazareth was immers als een goddeloze vervloekt en aan het kruis geslagen, Hij was gestorven. En drie dagen duurde het, dat de kleine, door alle duivelen gehate Gemeente treurig bijeenzat, als het ware om haar verloren zaak te bewenen en elkaar te vragen, wat dan nu waar was van al hetgeen zij van de Heere Jezus gehoord en gezien hadden. Alles lag in de dood, en van de dood is immers niets te verwachten! Op de derde dag echter vertoont de Heere Zich levend en overwint bij zijn geliefde jongeren eerst hun ongeloof, hun onverstand, en doet, zo te zeggen, al het mogelijke, om hen er van te overtuigen, dat Hij waarlijk opgestaan is. Overigens waren zij in deze grote stad, in weerwil van hetgeen zij van de Heere ervoeren, nochtans in grote angst en vreze voor de Joden. Zij hadden de overwinning, maar zij wisten haar niet te gebruiken. De Heere houdt hen intussen door Zijn Woord bijeen, zodat zij niet verstrooid worden, en de honderdtwintigen volharden bij het Woord van de Heere, echter zonder recht te begrijpen, waarop het nog uitlopen moest. De hele stad echter ligt verzonken in ongeloof. De zaak van Jezus wordt, zo te zeggen, doodgezwegen. De weinige jongeren worden als uitzinnigen aangezien. Niemand vraagt in waarheid naar vergeving van de zonden. De duivel houdt hen al vast in zijn netten, maar de vijftigste dag is nauwelijks aangebroken, of daar hebben wij de overwinning. De Heilige Geest laat de jongeren spreken en getuigen in allerlei talen. Zo-even was er niets dan een klein hoopje van honderd en twintig, maar op dezelfde dag nog staat een schare voor u van drieduizend. Over het hardnekkig ongeloof is gezegevierd, en de verloren zaak van de Heere Jezus vertoont zich in alle heerlijkheid van haar Majesteit. De jongeren overwonnen keer op keer door de Vorst van de overwinning; Die behaalde overal de zege. Hij overwon eerst zijn jongeren, Hij overwon op het Pinksterfeest de drie duizend, en maakte nu hen opnieuw tot overwinnaars. Want de drieduizend overwonnen alle mensenvrees.

Tot op de huidige dag toch is het voor ieder, die uit het Jodendom tot het Christendom wil overgaan, het allerzwaarste, zich te laten dopen! Ja, zo’n weinigje Christendom aannemen, dat gaat nog, maar zich te laten dopen, dat is genoeg, om door vader en moeder met de zwaarste vloeken vervloekt te worden. De overwonnenen van de Heere Jezus werden echter tot overwinnaars van alle mensenvrees gemaakt. Mensenvrees schijnt wel slechts een vlieg te zijn, maar zij is inderdaad het grootste beest, en er behoort ongemeen veel moed en vastberadenheid toe, om de mensenvrees af te leggen en te staan in de vreze van God, in de vreze van de Naam van Jezus.



Toen zij de mensenvrees overwonnen, overwonnen zij tegelijk elk vooroordeel, waarin zij tot dusver gevangen waren geweest; zij overwonnen alle nijd, haat, twist en tweedracht onder elkaar. Want de drieduizend werden op eenmaal één hart en één ziel, alle nijd en haat is weg, en alles is één band van de liefde, waarmeè ieder zich vrijwillig gebonden heeft. Zij overwinnen ook alle gierigheid, welke is de wortel van alle ongerechtigheid, van alle kwaad. Want niemand zei meer van het zijne: “Dat is mijn!” maar allen zijn zo vervuld van de gemeenschap, die zij aan de Heere Jezus en aan al Zijn schatten en gaven hebben, dat het uitwendige voor hen geen andere waarde heeft, dan om van dag tot dag het leven te onderhouden. En het duurt niet lang, of zij overwinnen zelfs alle hoon, smaad en verachting, die zij te verduren hadden om de Naam van Jezus. Want ook de ongelovigen krijgen eerbied, zodat zij alles eren moeten, wat zij tot dusverre verafschuwd en verworpen hadden. Zo had dan de Gemeente door de genade van de Heere Jezus, door haar eendrachtige wandel, door de eensgezinde en broederlijke liefde, die in haar heerste, en voorts door haar vlijtige en eerlijke wandel de niet-gelovigen en verachters tenslotte overwonnen, zodat deze hen eerden en hoogachtten, zó hoog, alsof zij koningen waren, terwijl men zelfs de moed niet had, zich bij de gelovigen te voegen, uit vrees en eerbied (Handel. 5: 13). Dat noem ik vijanden overwinnen. De Heere Jezus overwint Zijn vijanden en maakt hen tot vrienden, en dan maakt Hij hen ook tot overwinnaars, zodat zij overwinnen ten eerste de lusten van hun eigen vlees en ten tweede ook de uitwendige vijanden. Ik zeg niet, dat zij alle werkingen van hun vlees terstond op eenmaal doden, maar ik zeg, dat zij ze overwinnen. Kanaän is niet ineens in bezit genomen, maar het heeft lang geduurd, en er is nog veel blijven zitten; intussen waren toch onder Jozua éénendertig machtige beesten overwonnen (Joz. 12: 14). Wij moeten echter ook weten, wat voor vijanden het zijn, over welke de Heere ons de zege geeft, wiens knechten wij geweest zijn, en van welk verderf wij gered zijn. Ach ja, wij vergeven onszelf de zonden zo licht, springen zo licht over ons vleselijk doen, over mensenvrees, haat, nijd en gierigheid heen, en nemen het daarmee zo nauw niet. Maar wanneer de Heilige Geest begint te werken, dan worden ons deze onze vijanden eerst recht voor ogen gesteld, opdat wij zien, welke verschrikkelijke vijanden het zijn; dan ontstaat de strijd, en na deze strijd volgt de zege.
Hoe verschrikkelijk is toch de aangeboren ellende van de mensen! Wij zien het als in een beeld in de Handelingen der Apostelen aan een kreupelgeborene, wij zien het tegelijk aan zeer veel kranken en bezetenen en met allerlei ziekten behepte mensen, die tot de Apostelen gebracht werden. (Handel. 3: 2; 5: 15 en 16.) Wie kan de aangeboren ellende overwinnen? De Apostelen zijn de overwonnenen van de Heere Jezus geweest. Zij, benevens de heilige vrouwen, van welke één zelfs door zeven duivelen overweldigd was geweest, hadden allen vreselijke krankheden bij het licht van de Heilige Geest aan zichzelf geestelijk leren kennen; zij hadden, de één zo, de ander weer anders, aan zichzelf beleefd, wat de barmhartigheid van de Heere Jezus gedaan heeft. Nu moeten zij zelf uitgaan, zij moeten prediken en getuigen van deze barmhartigheid, en de kreupelen, de blinden, de bezetenen worden voor hun voeten gelegd, en daar de Heere Jezus hun, al toen Hij hen voor de eerste maal uitzond, over alle ziekte en kwaal macht gegeven had, moesten zij over deze hindernissen zegevieren. Daarom mocht de kreupele, die voor hun voeten neergelegd werd, niet kreupel blijven, de bezetene, de kranke kon niet bezeten, niet krank blijven, de dode zelfs kon niet dood blijven. Het zou ook uiterlijk aan het licht komen: dit is de zege van de Heere, Hij zegeviert over de duivel, over al krankheden, over de dood, de geestelijke en lichamelijke dood. Niet alleen geestelijk zal het waargenomen worden, door de ogen dergenen, die ogen hebben, maar het zal ook gezien worden door de wereld, en het zal door de wereld geloofd worden, dat Hij een Heiland en welk een Heiland Hij is. Ja, Hij overwint ook in zijn jongeren de schroom, zodat zij voor melaatsheid en andere plagen niet terugdeinsden, maar in de kracht van de overwinning van de Heere Jezus de kranken genazen, de duivelen uitwierpen, doden in het leven terugriepen.

Welk een macht en geweld verheft zich tegen de Heere Jezus, tegen Zijn gemeente, tegen degenen, die de Heere Jezus door Zijn genade overwonnen had, om hen ten onder te houden, opdat zij niet zou vaststaan en overwinnen in de kracht van de overwinning van de Heere Jezus De grote raad laat Petrus en Johannes voor zich brengen en verbiedt hun, verder van de Naam Jezus te prediken. Welk een geweld en macht bij deze zeventig hoge heren, en welk een zwakheid bij deze beide jongeren, die zich op niets konden verheffen, en deze beide discipelen brengen het met hun eenvoudige woorden toch zo ver, dat de anderen al verstommen en tegen wil en dank moeten bekennen: “Het is alles waar!” en dat zij daarna besluiten, hen te geselen en los te laten. Zij zijn tegen de kracht van de waarheid niet bestand, en deze twee zwakke mensen zegevieren in de kracht van de Heere Jezus en van de Heilige Geest over heel de geestelijke macht van Jeruzalem en Judea. Maar waar men zo de ene zege na de andere behaalt, daar gaat het door zulk een nood heen, dat degenen, die de zege behaald hebben, denken: Nog één zo’n slag en ik ben verloren! Zij hadden eerst moedig aan alle dreigingen van de grote raad weerstand geboden, maar daarna is er toch weer zwakheid en angst. Wat zullen zij doen? zullen zij het opgeven? Nooit ofte nimmer! Zij nemen hun toevlucht tot het gebed en houden de Heere Zijn Woord voor, het woord uit de tweede Psalm, en toen werd opnieuw over hen uitgestort de Heilige Geest, Die hen vervulde, zodat de plaats, waar zij zaten, bewogen werd, en zij trokken weer moedig te velde. (Handel. 4).

De geest van de huichelarij en van de leugen maakt zich op, om de Heilige Geest, de Apostelen en de oprechten te bedroeven. De geest van de huichelarij en van de leugen is door mensen niet te overwinnen, dat is een vreselijke vijand. De hele Gemeente, de zaak van de Heere Jezus, loopt gevaar, de vijand drijft alles op de spits. Wie van de honderden, die ooit voorgangers in de Gemeente zijn geweest, zijn niet bedrogen geworden door huichelarij, leugen en geld? De Apostelen zijn bijna overwonnen, maar daar vaart de Geest in Petrus, zodat hij de huichelaar en de huichelaarster een vraag voorlegt, en zij vallen dood neer aan zijn voeten! De Apostelen behalen de ene overwinning na de andere (Handel. 5).

Hoe dikwijls heeft de wereld niet alles in het werk gesteld, om de levende prediking van het Woord te onderdrukken! Hoe dikwijls zijn de trouwe discipelen gekerkerd! Hoe dikwijls werden zij door een sterke wacht bewaakt en bedreigd, en de vijanden dachten, dat zij de Waarheid achter slot en grendel hadden. Maar de Heere Jezus blijft Overwinnaar, Zijn Waarheid brengt men niet achter slot en grendel, zij is vrij en baant zich een weg door alle hindernissen heen. Alle tegenstand baat de duivel niets, integendeel, hoe ijveriger duivel en wereld alles in het werk stellen, om het Woord te stuiten, des te meer breekt het Woord door alles heen, als een stroom, die niet tegen te houden is. De Heere Jezus maakt zijn overwonnenen steeds weer tot overwinnaars, zodat zij zich om kerker en boeien niet bekommeren, zij vrezen ze niet, en terwijl Petrus en Johannes in de gevangenis geworpen worden, nemen de gelovigen toe en klimt het getal van de discipelen tot omtrent vijfduizend. (Handel. 4: 4). De jongeren overwinnen duivel en wereld, kerker, slot en grendel. Om de Naam Jezus zijn zij gekerkerd, maar kerker u mij eens de Naam Jezus, als u kunt! Aan de Rechterhand van de Heere verblijft de zege. (Handel. 5).


Hoe vreselijk en geweldig was toch het dreigen, schelden en woeden tegen de Heere Jezus en tegen Zijn volk, nu van buiten en dan van binnen zo moet ook in de Gemeente een murmurering ontstaan, doordat sommigen, wellicht waren het ontevredenen, of die niet konden wachten, tot alles geregeld was, er over klaagden, dat de weduwen van de Grieken in de dagelijkse bediening verzuimd werden. De door de Heere Jezus overwonnen Petrus, die wel verstaan had wat de Heere Jezus tot hem zei met de woorden “Ga weg achter Mij, Satanas! want gij verzint niet de dingen, die van God zijn, maar die van de mensen zijn!” schafte met de anderen raad, de Gemeente koos onverwijld diakenen, en zo werd de zonde tegen het Negende Gebod heerlijk overwonnen.

In Jeruzalem waren destijds allerlei scholen en sekten, welke allen leerden, maar ik zal later, bij gelegenheid van Simon, de tovenaar, zeggen, wat zij leerden. Welk een macht heeft niet de disputeergeest, juist dewijl een Christen het disputeren haat en niet geschikt is, om op allerlei duivelse twistvragen, die soms te berde gebracht worden, en toch altijd slechts van het doel afleiden, in te gaan. Maar zulke lieden, die graag twistgesprekken hielden, hadden Stefanus in hun midden genomen. Nu, deze was een man, vol van geloof en van de Heilige Geest, die ook veel wonderen verrichtte. Hebben wij die onder onze voeten, dachten zij, dan hebben wij de hele Gemeente! Hij echter, Wiens Naam “Wijsheid” is, verleent een wijsheid, die de wijsheid van deze wereld vanouds her te machtig was, en zo overwint dan Stefanus, en in Stefanus de hele Gemeente, al deze grote geleerden, ja, ook de voortreffelijksten onder hen met hun wijsbegeerte, en weet door een hemelse geleerdheid het zo ver bij hen te brengen, dat zij allen verstommen moeten, en zich daartegen niet kunnen staande houden.

Maar kon de duivel in de Gemeente niet ook het gif van de wraakzucht werpen? O, zo de duivel ingang verschaft aan de begeerte, om zich op deze of gene te wreken! Zo hij, waar een geheel volk Stefanus uitwerpt en doodt, de heiligen wist te verleiden, om diegenen te vervloeken, die de stenen opgenomen hadden! Slaagt de duivel daarin, dan kan de Heere Jezus niet meer zeggen: “Waar twee of drie in Mijn Naam vergaderd zijn, daar ben Ik in het midden van hen.” Er staat ook een jonge man bij, als Stefanus gestenigd wordt, en het is hem een duivels vermaak, daarbij toe te zien. Wie zal hier nu overwinnen: die met stenen werpen, of die daarmee geworpen wordt, met al degenen, die met hem deze stenen voelen? Die zo geworpen wordt, die zegeviert! Hij overwint de vreselijke wraakzucht, dat duivelse gif, en hij roept: “Heere, reken hun deze zonde niet toe!” En de hogepriester en de hele grote raad moeten zien, dat al hun heerlijkheid duisternis is bij de heerlijkheid, die van het aangezicht van Stefanus straalt.
De Gemeente wordt vervolgd en verstrooid, weduwen en wezen komen in het ongeluk, de één moet hierheen, de ander daarheen uitwijken, en Saulus woedt, blaast dreiging en moord, werpt de gelovigen in de gevangenis, ja, dwingt hen zelfs de Heere Jezus te lasteren. De Gemeente is overwonnen en verstrooid, de zaak van Jezus verloren! Slechts de Apostelen zijn door Saulus en zijn handlangers niet gevonden. Ik denk, zij hebben de deur niet kunnen vinden van het verblijf, waar de Apostelen bijeen waren. Wat zal daarvan nog het einde zijn? Zal niet het Sanhedrin toch nog de zege behalen? De overwonnenen van de Heere Jezus door de wereld overwonnen worden? Toch niet! integendeel, die in de kerker liggen overwinnen de wereld en de vijanden door hun gebed; zij bidden om het leven van hun vijanden, om vergeving van de zonde voor hen. Die nu verstrooid werden, deze hierheen, gene daarheen, die droegen het Woord met zich ook.

De Apostelen zeggen tot Filippus: “Beste Filippus, wij blijven hier te Jeruzalem, dat is zo de wil van de Heere, opdat wij bijeenhouden en troosten, wat in nood en aanvechting is, ga u echter heen!” En zo reist hij dan, waarheen? Ik denk naar Galilea. Maar om daarheen te komen, moet hij door Samaria. Daar in Samaria, in de stad Sichem, leefde een vrouw, die vijf mannen had gehad, ook eens met iemand had geleefd, die niet haar man was. Maar de Heere Jezus had met haar gesproken aan de fontein, en sedert heeft de gelukkig bekeerde, zesvoudige hoer door haar geloof geleefd. Het is eigenlijk een wonder, dat Filippus te Samaria een huis vindt, waar men hem opneemt. Maar de Heere Jezus heeft overal de Zijnen en brengt hen te Zijner tijd samen. Laat u maar omwille van de Heere Jezus uit uw huis drijven en zie dan, of u niet honderd huizen daarvoor terugkrijgt. Wellicht is het die vrouw geweest, die Filippus opgenomen heeft. Daar zijn dan nog meer discipelen en discipelinnen bij gekomen; zij heeft mogelijk ook een rijke vrouw gekend, die een zaal had, waar de nieuwe Gemeente bijeenkwam en gemeenschappelijk opgebouwd werd in het Evangelie van Jezus Christus.

Maar nu is daar verder die vreselijke Simon de tovenaar, die de mensen te Samaria ten enenmale verstrikte. Hij maakte de mensen wijs, dat, wanneer zij hem geloofden en zijn leerlingen werden, alle geesten hun zouden onderworpen zijn, dat zij dan dag en nacht, donder en hagel zouden kunnen maken, dat zij dan ook zouden mogen doen, wat hun het vlees ingaf. Want het zou hun geen zonde zijn. Daarop liep ten slotte de hele wijsheid uit, en daarmee betoverde hij de mensen. Deze en gene van de gelovigen mag daarom wel gezegd hebben: “Och arme, hier is het een onbegonnen werk! alles loopt immers die Simon na! Dat zijn toch geen schapen van Jezus Christus, die Simon nalopen!”

Maar Filippus zal de zaak wel anders bezien en geantwoord hebben: “Niet? zijn dat geen schapen van Jezus Christus? staat er dan niet geschreven: Wij dwaalden allen als schapen?” Zie, hoe het met de grote kunst van het uitwerpen van duivelen, met de bezweringen gaat: ten laatste laat de duivel zijn meester in de steek. Zo, denk ik, heeft Simon ook eens Zijn kracht willen tonen aan een bezetene, maar Goed heeft gesproken: “Het is genoeg!” en toen kon hij niet meer. Filippus verscheen echter, en die vermocht wat. Want hij kwam met de Naam Jezus, hij kwam in de kracht van de Heilige Geest, en hij overwon daarmee de kranken, de kreupelen, de bezetenen, de duivelen. Hij kwam met de prediking van Jezus Christus, en deze prediking werkte zo geweldig, dat ook Simon de tovenaar gelovig werd. Hij verliest zijn hele kunst en vermag niets meer. Hij blijft nu gedurig bij Filippus, en zou hem graag afzien, op welke wijze hij kranken geneest en duivelen uitwerpt. Maar wat zal er van de jonge Gemeente worden, wanneer Filippus niet langer te Samaria kan blijven? Wanneer hij weer vertrekken moet? Dan heeft de Gemeente immers geen goede leraar meer, om haar te weiden, en dan zal deze huichelaar komen, deze tovenaar, en de Gemeente opnieuw verleiden en betoveren!

Filippus draagt Zijn gemeente op het hart en bidt voor haar tot de Heere, en de Heere geeft het de Apostelen in, dat zij twee uit hun midden naar Samaria zenden, namelijk Petrus en Johannes. Deze leggen de gelovigen de handen op, en de hele Gemeente ontvangt de gave van de Heilige Geest, die tevoren Filippus alleen bezeten had, zodat nu aanwezig is in de hele Gemeente kennis van de waarheid, de eendracht van de liefde. De één ontving deze, de ander die gave, opdat het Woord van de Heere Jezus van Samaria uit zich zou verbreiden. En toen Simon kwam en geld, wellicht dadelijk een som van twintig duizend gulden wilde geven, terwijl de kerkekas leeg was, stelde Petrus zich voor de Gemeente in de bres, vervloekte hem met zijn geld, en zonder geld behaalde de Gemeente nogmaals de overwinning! Amen.

Nazang: Psalm 84: 6


Want God, de Heer’, zo goed, zo mild,

Is ’t allen tijd een Zon en Schild;

Hij zal genaad’ en ere geven;

Hij zal hun ’t goede niet in nood

Onthouden, zelfs niet in de dood,

Die in oprechtheid voor Hem leven.

Welzalig, Heer! die op U bouwt,

En zich geheel aan U vertrouwt.

Yüklə 0,73 Mb.

Dostları ilə paylaş:
1   ...   6   7   8   9   10   11   12   13   ...   25




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©muhaz.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

gir | qeydiyyatdan keç
    Ana səhifə


yükləyin