GULDENKAMP
Eenen camp genoemt den Guldencamp 1605 (RA 60 fol.232v); in seker camp genaemt den Guldencamp 1636 (RA 271 (RA 271); over tWijboschbroeck gemeyndelick genoemt Guldencamp e.z. de Pelsbeemt a.z. de Kilsdoncxendijck 1685 (RA 92 fol.74).
Eigendom van ‘de Guld’ of het gilde.
HAAG
Eenen beemptken heytvelt in de Hage 1533 (RA 41 fol.49); onder den herdtganck van het Wijbossch in de Haege 1643 (NvdH 11 fol.159v); 5½ bunder ackerlant aent Wijbosch in de Haeghe 1658 (RRG - 122); saetlants ondert Wijbosch in de Hage 1662 (RvS - 11); de Haag 1757 (JW); de Haag, voor de Haag 1832 (kad), D 1796 – 1886; stuk bouwland onder Weibosch genaamd de Haag N. 1835, 1852, 1887; D 1820 - D 1821 (b: 21.70), D 1855 (b: 47.10); de Haag aan het Veghelschhek N. 1842; D 1882 - 1885 (?: 81.10).
Heg, omheining van levend hout (Moerman - 78). Het mnl "hage" heeft de betekenis van: bosje van laag hout of kreupelhout; heg, heining van levend hout, secundair een met houtgewas omheind perceel. Beide verklaringen zijn van toepassing op de hierboven omschreven toponiemen.
Achterste HAAG
Teulant in de Agterste Haegh 1706 (RA 147 fol.71v); de Achterste Haag N. 1870; D 1851 (b: 39.10).
Meest achteraan gelegen t.o.v. de weg genaamd "Oude Dijk"; deel uitmakend van het akkercomplex de Haag.
Grote HAAG
Een perceel opgaande bomen en vier percelen bouwland genaamd de Groote Haag N. 1871 (b, o.g: 1.20.20); bouwland weiland hakhout en weg genaamd de Groote Haag N. 1897, D 1824, D 1833 - 1835 (b, w, hh) Groot, vanwege de oppervlakte (1.20.20); betreft ontgonnen gebied begrensd door heide.
Lange HAAG
Een perceel bouwland in het gehucht Weibosch aan de Lange Haag N. 1836, 1842; E 1165 (b: 19.70).
Betreft een lang en smal perceel.
Nieuwe HAAG
Twee percelen bouwland en rijweg genaamd de Nieuwe Haag N. 1870, 1871, 1897, (b, weg: 82.20).
Jong (nieuw) ontgonnen grond in complex de Haag.
Voorste HAAG
Teulant aen de Voorste Haegh 1706 (RA 147 fol.71v); weiland genaamd de Voorste Haag N. 1897, D 1815 - D 1816 (w: 72.10).
Vooraan gelegen, het dichtst bij de weg.
HAAGAKKER
Van den Broecschendijc tot den Hagheacker 1419 (SS); aen Delschot geheiten den Haeghacker 1533 (RA 41 fol.44v); ter plaetsen genoempt den Born genoempt den Haeghacker 1549 (RA 44 fol.55).
Akker omgeven door een meidoornhaag of op een andere manier omheind.
HAAGBEEMD
Beemd in die Haeghebeemde 1393 (HGB); ex Haegebeemt 1406 (HH 126).
Een soortgelijke omheining als bij Haagakker.
HAAGDONK
Scijnle, land die Haechdonck int Eerderwout naast gemeijnt van Scijnle 1517 (BP 1288).
Zandige hoogte in het gebied De Haag.
HAAGSEBOS
Zestien kopen in het Haagsche Bosch 1906 (NAA inv.nr.722); Haagsebos (vm) E 2123 (gedeelte).
Betreft een in Schijndel weinig voorkomend bos van eikenbomen, groot van oppervlakte. Mogelijk een samentrekking van de woorden "haag" en "bos".
HAAGSTUK
Dat Haghestuck by die Borne 1478 (Archief familie van de Mortel).
Vergelijkbaar met de Haagakker.
HAAK
Land den Haeck int Lutteleijnde in den Hilmerdonck 1431 (BP 1203); in die Buenderen genaamd die Haick e.e. de akker van de H.Geest 1500 (PAS 417); uit land aent Lutteleijnde geheiten de Haeck 1540 (CvB); uit ackerlant genaemt den Haeck groot 2 lop in den Baers bij Cruepelskempken 1658 (RRG 33); twee percelen bouwland onder Elschot genaamd den Haak op de Langdonk N. 1823; twee percelen bouwland genaamd den Haak N. 1870, 1898, 1904; A 507, A 510 (b: 94.00); twee percelen bouwland in de Hoefakkers genaamd den Haak in de Langedonk N. 1838; A 1286 - 1287 (b: 35.10); een perceel bouwland genaamd den Haak N. 1885; D 615 (b: 28.70).
Haak heeft hier de betekenis van "dwars". Betreffende percelen liggen dwars (haaks) op overige percelen of het is een vormaanduiding.
Grote HAAK
Een parceel ackerlants inde Schootschehoeffve gemeynlick genoempt den Grooten Haeck 1670 (NvdH 16 fol.117).
HAAKAKKER(S)
Haakakkers onder Lutteleinde, 1816 (GA 141); 2 percelen bouwland onder Borne gen'd de Haakakker, N. 1824.
Mogelijk een benoeming naar de vorm van een (winkel)haak.
HAARBEEMD
Die Haerbeemt aen ten Hoemberghen 1358 (HGB); die Lengenbeemt bij die Hodonc tussen die Aa en den Langenbeempt en strekkende van erf die Barsdonc tot den Haerbeempt 1430 (BP 1200); een stuck lants in die ghemeinde haerdebempten geheiten dat Appelteren 1534 (RA 42 fol.2v); uit een bunder hoijlant genaemt den Hairbeempt, u.f. riviere de Aa 1658 (RRG 118).
Zandige heuvelrug (v.Berkel & Samplonius - 72), of hooggelegen stuk hei (Schönfeld - 40).
HABRAKEN [ook: Houbraken]
De helft van de akker dat Houbraken 1388 (BP 1178); vijff lopensaet land op Houbraken bij die Haerdbeemde 1465 (BP 1235); grond onder Wijboss geheten op't Haubraken 1529 (CvB); onder tWijbosch opt Habraecken by Appelteren 1641 (RA 72 fol.95); 2½ hont saetlants ondert Wijbosch opt Haebraecken 1662 (RvS 7); twe stucken lants op de Haebraeke 1680 (RA 385.3); het Habraken 1757 (JW); de Habraken 1832 (kad.) E 1367 - E 1444; het Habraken, N. 1835, 1836, 1842, 1852, 1875, 1889; E 1376 - E 1378 (b: 73.10), E 1424, E 1436 (b: 35.10), E 1426 (b: 19.30), E 1427 (b: 50.50), E 1434 (b: 20.70), E 1437 (b: 22.60).
"Hou" = uit hout ontstaan (De Vries - 270); braken is breken (beploegen) van grond, aldus de betekenis van land uit bosgrond ontgonnen.
Achterste HABRAKEN
Een perceel bouwland genaemd het Achterste Habraken N. 1873, E 1406 (b: 32.10)
Achteraam gelegen, gezien vanuit de weg.
Voorste HABRAKEN
Een perceel bouwland genaemd het Voorste Habraken N. 1873, E 1440 (b: 20.10).
Vooraan gelegen, vanaf de weg.
Dostları ilə paylaş: |