NELLENGAT
Nellengat N.1878; B 936-938 (b: 44.20); in de Bus nabij de grintweg en Nellengat N.1880; B 930-932 (b: 57.90).
Het gat van Nel; gat is hier gebruikt in de betekenis van een laag gelegen stuk grond of kuilvormig terrein. Nel is afgeleid van de PN Petronella..
NENNEKENSHOEF
Land de Nennekenshof 1384 (BP 1177); Nennenhof 1394 (BP 1180); aen den Bors geheiten Nennekenshoeff 1546 (RA 43 z.f.).
De hoeve toebehorend aan Nenneke, afgeleid van Nan, later Jan, Janneke, Jenneke, dus eigenlijk Johanna.
NEST
z.o.: Leugennest, Roodnest, Uilennest.
NOL GERITSKOOP
Nol Geritskoop N.1886; B 359 (b: 50.20).
Een koop van Nol (Arnoldus) Gerits, door Nol Gerits gekocht.
NOLLEKESAKKER
Een parseel akkerlant genaamt Nullekensacker groot drie loopense ene zijde de Armen van Schijndel andere eijnt den Broeksendijk 1781 (RA 171 fol.226); Nollekesakker N.1899; C 2103 (b: 38.75); de Nollenakkers 1948 (NAA 1930-1960 inv.nr.77) B 2594 – 2595. Bij herleiding blijkt het volgende: B 2594 en 2595 = B 1877 en 1878.
De akker van Nol(leke).
NONNENBOS
De Clarissenhoeve gelegen genaemt in den Nonnenbos 1707 (RA 235.2); den acker naest Nonnenbos 1724 (RA 100 fol.212v); Nonnenbosch 1757 (JW); Nonnenbosch onder Elschot 1816 (GA 141); Nonnenbosch 1832 (kad); A 132-251, 253-381; de Nonnenbosch N.1835, 1895; A 139 (w: 68.10), db: 58.20).
Gewezen bezit van de nonnen van Sint Clara uit 's-Bosch.
NONNENBOSSEHOEVE
Nabij de Hoeve der Claren 1500 (PAS 417); eenen clamp thiende gelegen in den Nonnenboschhoeve 1662 (RvS); Nonnenbosschehoeve afgebrand 15-10-1726 (RA 152 fol.325); de Nonnenbosschehoeven 1757 (JW); Lambertus van Dooren en Geert Claes Verhoeven op de Nonnenbossche Hoeven schrijven een brief n.a.v. de uitgebroken runderpest in Heeswijk 1799 (RA 385.2); Nonnenbosschehoeven 1803 (HV).
Deze hoeve was in 1304 met een andere daarbij gelegen hoeve eigendom van Geerlingh van den Bossche. De twee hoeven waren toen bekend onder de naam "Houtaertse hoeven". In 1335 zijn de hoeven in eigendom van Willem van den Bossche, die dan bij testament één van de hoeven bestemt voor het stichten van een klooster. In 1359 werd dit testament uitgevoerd en kwam de hoeve aan het Clarissenklooster in 's-Hertogenbosch. Daarna is de naam "Nonnenbossche hoeve" ontstaan, de hoeve van de nonnen uit Den Bosch. Vanaf de 18e eeuw heeft "hoeve" betrekking op de boerderij; vóór die tijd op het grondgebied (zie het manuscript van Cees Verhagen).
NONNENBOSSETIEND
Nonnenbossetiend 1757 (JW).
Een tiendklamp waarin de Nonnenbosschehoeve is gelegen.
NONNENKAMP
35 Roeden moer in der Nonnencamp en 1/8 of 1/9 deel in moer aldaar naast erf van Claraklooster in Den Bosch 1381 (BP 1176).
Kamp rondom de beide Nonnenbosschehoeven met moergronden, die uitgemoerd mochten worden.
NONNENSTAART
Een parceel ackerland genaemt den Nonnenstart ontrent ses loopense 1764 (RA 164 fol.210).
Een vormaanduiding van een stuk land behorende aan de Nonnenbosschehoeve.
NUENVELDSHEK
Tot het Nuenveltskecken 1643 (NvdH 11 fol.173).
Het valhek nabij de Nuenveldsehoeve onder Middelrode.
NUENVELDSKAMP
Een kamp hooiland met zijn houtwas onder Elschot in de Liekendonk genaamd de Nuenveldschekamp 16 lopen 29 roeden 1810 (RA 302 z.f.).
De kampontginning van de Nuenveldsehoeve.
OEDENLAND
Dat Oedenlant ten Borne 1491 (GBB).
Land in eigendom van een zekere Oda of Oeden.
OERSDRIESKE
Weiland in drie velden en weg in het Woud genaamd van Oersdrieske 1906 (HB 1444 fol.68a); B 768-769.
Vernoemd naar de FN van Oers.
OETELAAR
In Eilde genaemt d’Oettlaer 1352 (HGB); een weiland die Weydonck aan die Oettelleer 1472 (BP 1241); huis erf hof op d’Oetelaer, 1476 (BP 1245); aen den Born ter plaetse geheiten Oitelaer 1530 (RA 41 fol.3); uit huis en hof op het Oetelaer aan den Boschweg 1620 (HH 146); een camp hoylants gelegen opt Oetelaer in de Schilt 1685 (RA 142); 't Oetelaar 1757 (JW); Oetelaar 1803 (HV); huis bestaande in landmanswoning koestal schuur dorsvloer bakhuis hof boomgaard en aangelegen akker en weilanden onder Borne genaamd het Oetelaar N.1814; Oetelaar 1832 (kad); B 1523-1527, 1528-1832; het Oetelaar N.1897; B 1679-1680, 1682, 3121 (w, we: 56.04); de Oetelaar N.1861; de Oetelaar of Hennenakkers N.1882; B 1548-1550 (b: 67.90); op't Oetelaar N.1836, 1882;B 1568-1569, 1577-1578, 1585-1588 (hu, b, w: 2.23.20), 1592 (vh: 32.04); Oetelaar 1881 (GA 690a); de waterleiding no.14 genaamd Oetelaar aanvangende Sluiperman (Verkuylen) grens van het kadastraal perceel rechter/linker-oever sectie B no.1667/weg loopende door en rechts langs den weg Oetelaar en in den Rijdloop, Olieeind (erf Dc.Bolsius) grens van het kadastraal perceel rechter/linker-oever sectie B no.1910/weg langs den rechter/linker-oever gemeten lang 1319/1319 meter 1881 (NAA inv.nrs. 402-403); het land bij van den Oetelaar 1903 (HB 1351 fol.8a); C 49-50; Oetelaar 1966 (CS).
Westelijk van Schijndel gaat de Oetelaarsestraat naar het gehucht Oetelaar. Dr.J.de Vries merkt over deze naam op : " Zal wel het laar van Oete betekenen, een naam die uit Udo ontstaan zou kunnen zijn" (1962, 125). Een laar is een open plek in een bos, een bosweide, een weideplaaats.
In dat Oete ziet de Vries een persoonsnaam. De vraag is of 'oete' ook nog met iets anders verband kan houden. Op de kaart van Noord Brabant uit 1841 (Dieter R. Duncker - Helmut Weiss, 195) ziet men een beekje aangegeven dat zuidelijk van Schijndel begint en de plaats aan de westzijde passeert op enige afstand, om tenslotte tussen Middelrode emn Berlicum de Zuid-Willemsvaart, dus in vroeger tijden, de Aa te bereiken.
Dat natuurlijke water moet eens een naam hebben gehad. Bovenlopen heten vaak 'rijt', maar hoe was de naam stroomafwaarts ? Waternamen gaan vaak over op de landerijen die ernaast gelegen zijn, waarna dat water weer een andere naam krijgt.
Zo kennen we bv. in Belgisch Limburg aan de vallei van de Bosbeek de plaatsen Opoeteren en Neeroeteren. In die nederzettingen aan dat water komt de waternaam 'oeter' tot uitdrukking (E.Paulissen, 1970, 41). Indien dus de oudste vermelding van Oetelaar bij Schijndel inderdaad 'oetelaer' zou zijn, dan zou het kunnen duiden op een laar gelegen aan water of in de buurt ervan, en zou dat water westelijk van Schijndel de Oeter geweest kunnen zijn. Van belang in dit verband is dus de alleroudste naamsvermelding en die dateert voorlopig uit 1352 nl. 'in eilde genaemt doettlaer', een archaische benaming afkomstigg uit de middeleeuwse cijnsregisters van de Heren van Helmond.
Lezen we Oetelaar als de Oe te Laar dan duidt dat Oe waarschijnlijk op vruchtbaar alluviaal land aan een water. 'Oe' gaat dan terug op het germ. * 'agwjo' evenals de vroeger talrijke naamgenoten O en Oe in de Maasstreek in de omgeving van Roermond, bij Swalmen, Horn, Beegden, Herten, Wessem, Thorn en Maasbracht. (Dr.P.L.N.Tummers, 73).
Op de plattegrond van de gemeente Boxtel [uitgave gemeentebestuur 1974] ziet men zuidelijk van Lennisheuvel vlakbij het Smalwater [Beerze] de naam Oeteldonken. Was de plaatselijke benaming voor het Smalwater destijds misschien Oeter ? Duidt Oetendonken op het vruchtbare alluviale land dat iets uitstak boven dat dal ? (Drs. H.J.M.Thiadens Heemkundeblad Schijndel 3e jrg. nr. 2 maart 1992).Of hebben we te maken met een benaming voor kikvorsen, zoals in de naam Oeteldonk?
OETELAARSBRAAKJE
Van den Oetelaarsbraakje N.1865; E 1783 (b. 27.60).
Afgeleid van de FN van den Oetelaar of een klein nieuw ontgonnen stuk land op Oetelaar.
OETELAARSE AKKER
Den Oetelaarschenakker N.1887; B 1705 (b: 46.20).
Akker in het gebied Oetelaar.
OETELAARSEKAMP
Den Oetelaarschekamp of het Hoen N.1886; C 2176-2178 (b, w: 1.71.80).
Een kamp in het gebied Oetelaar.
OETELAARSESTRAAT
Oetelaarschestraat 1832 (kad); sektie B.
De straat lopende naar of in het gebied Oetelaar.
OETELAARSHEIKE
D'Oetelaarsheijke 1757 (JW); heijden op't Oetelaar 1803 (HV).
Heidegrond in een latere ontginningsfase in het gebied Oetelaar.
OETELAARSKOOP
Van den Oetelaarskoop N.1896; D 1042 (b: 19.40); de Weikamp van den Oetelaarskoop 1907 (HB 1450 fol.40); C 767-772.
Een koop van een nieuw stuk grond (ontginning) door de familie v.d. Oetelaar of een koop uit het complex percelen gelegen aan de Oetelaar.
OLAKSGRAAF
Die Scerpacker strekkende van den Olaxgrave tot den Kerckwech 1445 (BP 1216).
Een grave of graaf is een (afwaterings)sloot. Olak kan een vervorming zijn van het mnl. oolick (oodelick) = leeg. In dat geval een lege (droge) sloot. Vooralsnog onduidelijk! Of was er in het grijze verleden een persoon met de naam Olaf naar wie de afwatering genoemd is en is de f van Olafsgrave misschien verbasterd geraakt? Een andere mogelijkheid is een afleiding van ‘lake’ = waterloopje, grensriviertje, maar daarmee is de o nog niet verklaard en zou lake en graaf dubbelop zijn. Dat lijkt dus onwaarschijnlijk! Voor zover we weten lag de Scherpakker in de omgeving van de Voort.
OLIEEIND
Erf Olieeind onder Borne 1816 (GA 141); Olieeind 1832 (kad); B 378-439; het Olieeind N.1834, 1886, 1897; B 220-224, 427 (b: 47.20), 430-438 (b, w. we: 2.29.50), 1821-1822 (b, w: 53.52).
Olie is hoogstwaarschijnlijk afgeleid van de ter plekke aanwezige oliemolen, waar raapolie werd geslagen. Het naamkundig element 'eind' duidt op 'het uiteinde van een bepaald gehucht.
Dostları ilə paylaş: |