2.I.4 PAO-cursussen
In 1993 werden de volgende PAO-cursussen verzorgd:
- Koppelen van database systemen;
- Object-oriented methods;
- Specificeren en simuleren van systemen.
Een bijdrage werd geleverd aan de PAO-cursus:
- Engineering data management.
2.W De sector Wiskunde
De sector wiskunde verzorgt veel onderwijs. Ten eerste het eigen eerste fase onderwijs, maar daarnaast zijn er omvangrijke andere taken; het serviceonderwijs voor andere studierichtingen, tweede fase onderwijs en enig contractonderwijs. Binnen het tweede fase onderwijs wordt onderscheiden de ontwerpersopleidingen Wiskunde voor de Industrie en de bijdrage aan Logistieke besturingssystemen. Daarnaast is er de lerarenopleiding. Tenslotte worden promovendi begeleid.
2.W.2 Eerste fase onderwijs
Gecombineerde propedeuses
In het studiejaar 1990-1991 is de mogelijkheid geschapen voor studenten om in een jaar zowel hun propedeuse wiskunde als hun propedeuse Informatica te behalen middels een aangepast programma. Van deze mogelijkheid maakten het eerste jaar 4, het tweede jaar 13 studenten gebruik; in het studiejaar 1992-1993 startten 14 studenten met dit programma. Van hen besloten 5 studenten tijdens het jaar over te stappen naar Informatica, 4 studenten gingen alleen verder met Wiskunde. Voor 93-94 hebben 10 studenten zich aangemeld voor de gecombineerde Wiskunde/Informatica variant.
Met ingang van 1992-1993 is de tweede gecombineerde propedeuse gestart: wiskunde-natuurkunde. Dit zware programma trok ondanks het feit dat er vrijwel geen publiciteit aan gegeven was 13 studenten. Zij hadden vrijwel allemaal de vereiste (maar niet verplichte) hoge eindexamencijfers. Van deze studenten zijn er twee gestopt met zowel wiskunde als Natuurkunde; één student is tijdens het jaar overgestapt op het Natuurkundeprogramma. Van de overige 10 studenten hebben inmiddels 7 studenten het dubbele P behaald: 3 zullen dat in de loop van het jaar nog wel halen. In totaal 3 studenten hebben besloten na hun dubbele P verder te gaan met Wiskunde. Voor 1993-1994 hebben zich 10 studenten voor de dubbele P met Natuurkunde aangemeld.
De verroostering van al deze combinaties leverde spanningen op. Voor de studenten die tevens de propedeuse natuurkunde doen is door de coördinator van dit programma een enkele instructie vervangen door aparte begeleidingsuren.
Dit combinatie-programma is een uitwerking van de aanbeveling uit het visitatierapport over wiskunde waarin gesteld wordt dat het goed zou zijn wiskundestudenten meer in aanraking te laten komen met wetenschapsgebieden waar de wiskunde toegepast wordt.
Instroom en doorstroom gegevens
De cijfers over de instroom in de wiskunde propedeuse worden door de combinatieprogramma's enigszins vertroebeld. In de statistische gegevens komen bij de gegevens over wiskunde alleen de studenten terecht die de gewone (enkelvoudige) propedeuse gekozen hebben.
De tabellen in het Statistisch jaarboek van de TUE zijn op die deelpopulatie gebaseerd. De instroom schommelt de laatste vijf jaar rond de 40 eerstejaars (zie figuur 6), maar dat behoeft de kanttekening dat door het opzetten van de combinatieprogramma's er feitelijk meer studenten deelnamen.
Het percentage vrouwelijke studenten in de instroom was de laatste 4 jaren gestaag aan het dalen: in 1989 was dat 29%, 1990 - 23%, 1991 - 18%, tot 1992 15%. Het gaat om kleine aantallen, met als gevolg dat we dit jaar melding kunnen maken van een -op papier spectaculaire- stijging van het percentage vrouwelijke studenten naar 29%.
Figuur 6
figuur 7
Van de studenten die in 1991 met hun wiskundestudie begonnen, behaalde 44% het propedeutisch examen na 1 jaar. Dit is een uitschieter gebleken; in 1992 was het vergelijkbare cijfer 33% (zie figuur 7). Ten opzichte van het TUE-gemiddelde (25% in 1992) is het echter nog steeds aan de hoge kant. Het p-rendement van de wiskundeopleiding ligt na twee jaar praktisch gelijk met het TU-gemiddelde. Hieruit concluderen wij dat de afwezigheid van een mogelijkheid het p-diploma na anderhalf jaar te halen een stimulans betekent voor de studenten om het P in 1 jaar te doen. De faculteit is mede op basis van dit argument niet van plan verandering in het beleid t.a.v. P-examens te brengen.
Het pp-rendement van de voorgaande 5 cohorten studenten is grafisch weergegeven in figuur 8. Het schommelt de laatst jaren rond de 90%, met als uitschieter de populatie 1987 met een rendement van 95%. De cijfers hebben voornamelijk betrekking op het oude doctoraal programma. De generatie 1989 is de eerste die in het nieuwe curriculum studeert.
Voor meer cijfermatige gegevens wordt de geïnteresseerde lezer verwezen naar het Statistisch jaarboek van de TUE. Voor vele van de aldaar gepresenteerde getallen geldt het genoemde voorbehoud; de getallen zijn gebaseerd op de populatie die zich alleen voor wiskunde inschreef.
figuur 8
Service-onderwijs
Naast onderwijs voor de wiskundestudenten levert de faculteit een bijdrage in de curricula van alle andere studierichtingen op de TUE. Zo verzorgt de sector wiskunde niet slechts voor de 186 "eigen" studenten onderwijs (zie figuur 9), maar voor rond de 3000 (zie figuur 10). Alle eerste jaars van de TUE ontvangen wiskunde-onderwijs. Daarnaast vrijwel alle tweede jaars en een aantal derde jaars.
figuur 9
De toenemende differentiatie van programma's, zoals aparte programma's voor de verkorte opleidingen, vraagt een op maat gesneden wiskunde service-onderwijs programma. Zowel de onderwijsinspanning die daarmee gemoeid is, als de organisatorische inspanning nemen de laatste jaren sterk toe. De bekostiging blijft daarbij zo'n 35% achter.
figuur 10
Organisatie van het onderwijs
In de organisatorische sfeer is in het verslagjaar zeer veel werk verzet om de studiepunten naar de letter van de WHW te regelen. Voorts is het faculteitsbestuur gestart met het houden van een jaarlijkse ronde langs de verschillende faculteitsbesturen van de service-ontvangende faculteiten om enerzijds beter te kunnen inspelen op wensen en verwachtingen die aangaande het service-onderwijs leven, en anderzijds in een vroeg stadium van voorgenomen veranderingen in het curriculum op de hoogte te zijn.
Naar aanleiding van de bespreking van het rapport van de commissie Wijnen is voor de Wiskundeopleiding besloten tot een evaluatie van de eerste twee studiejaren.
2.W.3 Tweede fase opleidingen
Tweede fase lerarenopleiding
De universitaire lerarenopleidingen hebben het vorig jaar een visitatie gehad.
Op basis van het rapport van deze commissie werd de aanbeveling gedaan het aantal opleidingen in te krimpen. Bij het eerste uitwerkingsvoorstel was er geen opleidingscapaciteit meer voorzien voor de faculteit Wsk/I aan de TUE. Slechts aan algemene universiteiten zou een eerstegraads lerarenopleiding blijven. Tegen deze ontwikkeling is protest aangetekend.
De faculteit signaleert dat er een groot tekort aan eerstegraads leraren wiskunde aan het ontstaan is: binnen 10 jaar zal ongeveer een kwart van de eerstegraadsleraren afvloeien. Om het niveau van de voor technische studies noodzakelijke voorbereidend onderwijs te handhaven, is een nieuwe aanwas onontbeerlijk.
Het aantal studenten dat voor de eerstegraads lerarenopleiding wiskunde kiest (aan de TUE zowel als landelijk) is zorgelijk klein: aan de faculteit rondden in het verslagjaar 3 mensen de opleiding met succes af. Op 1 januari 1993 stonden slechts 2 cursisten voor deze opleiding aan de TUE ingeschreven.
Ontwerpersopleiding Wiskunde voor de Industrie
De opleiding is gericht op het leveren van een wiskundige bijdrage aan het ontwerpen van industriële produkten en/of bedrijfsprocessen. Aandacht wordt besteed aan een verscheidenheid van wiskundige technieken, aan het ontwikkelen, gebruiken en analyseren van mathematische modellen, aan de aansluiting met natuurwetenschappen, techniek en bedrijfswetenschappen en aan werken in interdisciplinaire teams. Iedere cursist doet tevens buitenlandse ervaring op. De opleiding is opgezet en wordt verzorgd door de Faculteit Wiskunde en Informatica in samenwerking met in principe alle andere faculteiten. De opleiding is er één van een groep soortgelijke opleidingen in West Europa, waarbinnen onder de auspiciën van het European Consortium for Mathematics in Industry (ECMI) uitwisseling en verdere samenwerking plaats vindt.
Afgelopen jaar werd de opleiding door de CCTO gecertificeerd, waarmee binnen Nederland officiële erkenning verkregen werd.
Mede op basis van de aanbevelingen van het CCTO-beoordelingsrapport werd een begin gemaakt met het formuleren van drie hoofdvarianten, met ieder een accent op een bepaald toepassingsgebied; techniek, communicatie/informatietechnologie en bedrijfsvoering.
Het aantal cursisten stabiliseerde rond de 20. Het aantal sollicitanten was het eerste deel van het jaar erg goed, in het tweede deel bleef dit achter bij de verwachtingen.
Promoties
Voor elke promovendus wordt een begeleidingsplan opgesteld. Voor de meerderheid van de promovendi in de sector wiskunde geldt daarvoor dat deze tot stand komen binnen de kaders van de in oprichting zijnde onderzoekscholen. Daarnaast wordt van aio-netwerken geprofiteerd.
In de sector wiskunde vonden in het verslagjaar 6 promoties plaats.
2.W.4 Cursussen in de derde geldstroom
Ter vergroting van het potentiële aanbod zijn er in de afgelopen periode met behulp van COMETT-gelden 5 cursussen voor het bedrijfsleven ontwikkeld. Onder de noemer "Industriële Wiskunde met de pc" werden de volgende drie-daagse cursussen aangeboden; "Toegepaste statistiek en data-analyse", "Kwaliteitscontrole", "Voorraadbeheersing in de praktijk", "Optimaliseringsmethoden in de logistiek", "Digitale signaalbewerking: een wiskundige aanpak".
Helaas bleek niet voor alle cursussen voldoende belangstelling, ondanks dat er van te voren een marktonderzoek uitgevoerd was. De oorzaak voor de geringe belangstelling wordt gezocht in de teruglopende economische bedrijvigheid in de regio.
In het verslagjaar is daarnaast 1 cursus met open inschrijving aangeboden als post academisch onderwijs; "Environmental modelling", door dr. C.W. Coles.
Deze cursus werd georganiseerd in ECMI-verband. De docent was afkomstig uit Glasgow. De organisatie van deze cursus werd verzorgd door het IWDE in samenwerking met PAO-N.
2.5 Bespreking van punten uit het Hoofdlijnenakkoord 1990-1993
De studievoortgang van zowel individuele studenten als cohorten studenten wordt bewaakt door enerzijds de coördinator voor de propedeuse, en anderzijds de coördinator van de doctoraalfase. Voor de gecombineerde propedeuses zijn aparte coördinatoren benoemd.
Voor de signalering worden naast persoonlijke gesprekken, de gegevens van het studievoortgangsregistratiesysteem gebruikt. Verder wordt er in het eerste studiejaar regelmatig en in de hogere jaren incidenteel geenquêteerd over de studie.
Tenslotte kent de faculteit een actieve studievereniging GEWIS. Via haar onderwijscommissaris vervult deze vereniging in samenwerking met de studentenraad een signalerende taak ten aanzien van het onderwijs. Deze "informele" kwaliteitsbewaking wordt positief gewaardeerd.
Al sinds jaren geeft de studieadviescommissie van elke studierichting een studieadvies aan eerstejaars studenten. De commissie komt na elke tentamenperiode bij elkaar en geeft elke student een advies over de studievoortgang. Na het eerste jaar geeft de commissie een studieadvies (A,B,C of D advies). Een A of B advies impliceert dat de student geschikt is voor de studie en deze ook in een normaal tempo kan voltooien. Onder meer de vaste instructeurs van de informatica-instructies en begeleiders van het wiskundepraktikum hebben zitting in deze commissies. Zij kennen de studenten individueel, en brengen waar relevant de nodige nuancering op de tentamengegevens aan.
2.6 De Kernpunten van het Ontwikkelingsplan 1993-1996
De kernpunten uit het Ontwikkelingsplan TUE luiden als volgt:
A. De propedeuse is eenjarig.
B. Het eerste trimester is van onschatbare waarde.
C. Duidelijkheid geeft studenten zekerheid.
D. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, dus snelle verwijzing van studenten bij
gebleken ongeschiktheid voor een studie.
E. Bij het net niet halen van een voldoende, moeten snel nieuwe tentamenmogelijkheden geboden worden om verdere vertraging te voorkomen.
F. Meer overleg tussen studenten en studie-adviseurs voorkomt problemen.
G. Inschakelen van docenten en ouderejaars studenten als mentoren en tutoren werkt stimulerend.
H. Onnodige hindernissen in de studievoortgang moeten door de faculteiten opgeruimd worden.
Met de meeste van deze punten kan de faculteit zich in grote lijnen verenigen.
De aanbeveling snel nieuwe tentamenmogelijkheden te organiseren (E.) acht men niet nuttig. Een argument dat hierbij gebruikt werd was dat een hertentamen maken ten koste gaat van de aandacht van de student voor het op dat moment aangeboden onderwijs, waarmee een ketting van studievertraging gecreëerd kan worden.
Doordat er relatief weinig studenten zijn in de eerste fase technische wiskunde, is er automatisch veel contact tussen docent en student.
Het werken met "vaste" instructiegroepen in het eerste jaar technische informatica bevordert het contact tussen de instructeurs/P-coördinator en de studenten.
Verder kende de sector wiskunde voor tweede jaars een mentorensysteem; groepjes studenten worden begeleid door een docent. In het verslagjaar zijn deze echter niet van de grond gekomen. Er zijn inmiddels initiatieven genomen om de draad opnieuw op te pakken.
3 Onderzoek
Hoogtepunten in het verslagjaar
In het verslagjaar vonden 14 promoties plaats. Hiermee werd het record van 1992 geëvenaard.
Prof.dr. A.M. Cohen sprak zijn intreerede "Wat heb je nu aan algebra?" uit ter aanvaarding van zijn ambt als hoogleraar.
Als penvoerder voor de onderzoekschool EIDMA verwierf de faculteit de STIMULANS-subsidie van NWO.
De faculteit heeft de volgende symposia georganiseerd:
"Specificeren, een formaliteit", ter gelegenheid van het 5-jarig bestaan van de ontwerpersopleiding Technische Informatica;
"Wiskunde werkt" het lustrum-symposium van het Instituut Wiskundige Dienstverlening Eindhoven;
"Operations research en Europese logistiek": onder deze titel werd het jaarlijkse symposium voor mensen uit het bedrijfsleven dit jaar door de vakgroep B&S verzorgd;
de eerste "Discrete Algebra and Geometry Day" werd in het kader van EIDMA georganiseerd. Deze dag trok internationale belangstelling.
3.1 Beschrijving van het gevoerde onderzoekbeleid op facultair niveau; algemeen
Het onderzoek van de faculteit is gericht op industriële en maatschappelijke toepassingen van de wiskunde en de informatica.
De faculteit streeft ernaar dat de wiskundesector zich nadrukkelijker ontwikkelt als een wiskundig centrum in een technische omgeving. Via het Instituut Wiskundige Dienstverlening Eindhoven (IWDE) bestaan veel contacten met het bedrijfsleven. De faculteit kiest met betrekking tot het wetenschappelijk onderzoek voor die terreinen waar het duidelijk is dat zij de mogelijkheid heeft onderzoek op internationaal niveau te bedrijven.
Het informatica-onderzoek van de faculteit richt zich op het specificeren, ontwerpen en het construeren van systemen en programma's. De zwaartepunten van het informatica-onderzoek blijven programmeren, parallellisme en informatiesystemen. De aandacht voor het deelgebied technische toepassingen binnen informatiesystemen zal toenemen en een nauwere samenwerking met de wiskundesector en de andere faculteiten wordt beoogd.
De faculteit heeft in het verslagjaar een krachtig stimuleringsbeleid m.b.t. onderzoek gevoerd. De aan de faculteit toegewezen middelen worden gesplitst in een vast deel ter financiering van structurele taken en een met de toewijzing fluctuerend deel (marge) ter financiering van tijdelijke activiteiten. Deze marge wordt met succes aangewend om extra aio's, research fellows en postdocs aan te stellen. De faculteit heeft 21 structurele aio-plaatsen beschikbaar. Eind december waren 36 aio-plaatsen op de eerste geldstroom bezet. In het verslagjaar hebben 10 research fellows en 9 postdocs de faculteit bezocht. De splitsing van de aan de faculteit toegewezen middelen geeft de faculteit de nodige flexibiliteit om het onderzoek te stimuleren.
Het onderzoekprogramma wordt (voor zover het niet vastligt door de VF) jaarlijks vastgesteld door de vakgroepen in overleg met de Commissie voor de Wetenschapsbeoefening. Het vastgestelde onderzoekprogramma dient door de faculteitsraad goedgekeurd te worden.
3.2 Relatie van het facultaire onderzoekbeleid met het instellingsbeleid en met het maatschappelijk gebeuren
Het VF-onderzoek is te karakteriseren als fundamenteel en technologisch, aansluitend bij het profiel van de TUE. Het technologisch karakter komt tot uitdrukking in aspecten als ontwerpmethodiek en wiskundige modelvorming, ontwikkeling van methoden en technieken voor de analyse van praktijkproblemen, en bruikbaarheid van het `eindprodukt'.
Het service-onderzoek van de faculteit is voornamelijk toepassingsgericht van karakter.
De aansluiting bij het maatschappelijk gebeuren wordt versterkt door samenwerking met andere faculteiten en intensieve samenwerking met de lokale industrie. Een aantal medewerkers is, dikwijls in adviseursfunkties, direct bij de industrie betrokken. Verder worden contacten met de industrie onderhouden door deeltijdhoogleraren die hun hoofdtaak in de industrie hebben. Ook via het Instituut Wiskundige Dienstverlening Eindhoven (IWDE) bestaan er veel contacten met het bedrijfsleven. De taken van het instituut worden uitgevoerd door een facultaire werkgroep. Deze werkgroep is belast met de acquisitie en uitvoering van het service-onderzoek en het contractonderzoek ten behoeve van de industrie.
Grote waarde hecht de faculteit ten slotte aan het samenwerkingsverband ECMI (European Consortium for Mathematics in Industry), in het kader waarvan de ontwerpersopleiding Wiskunde voor de Industrie wordt gegeven. Dit consortium heeft ten doel het gebruik van wiskundige modellen in de industrie te bevorderen, en industriële wiskundigen op te leiden om aan de groeiende vraag naar zulke experts tegemoet te komen, een en ander op Europese schaal.
De faculteit participeert in de TUE concentratiegebieden `Fundamentele programmering', `Produktie- en logistiek management' en `Discrete wiskunde'.
De sector Wiskunde stimuleert vooral het technologisch onderzoek. Dit onderzoek is fundamenteel maar wel gemotiveerd door toepassingen. Gestreefd wordt naar een situatie waarin het onderzoek grotendeels verricht wordt door een beperkt aantal onderzoekgroepen die onderzoek verrichten op een internationaal erkend niveau. De onderzoekonderwerpen zijn gekozen in overeenstemming met de toegepaste signatuur van de faculteit. Het onderzoek in deze groepen is organisatorisch vastgelegd in onderstaande VF-programma's:
- Discrete structuren
- Toepassingsgerichte analyse
- Besliskunde en Stochastiek
- Informatiesystemen (wiskundedeel).
Het informatica-onderzoek van de faculteit richt zich op het specificeren, ontwerpen en construeren van systemen en programma's. Deze omschrijving laat ruimte voor de behandeling van zowel theoretische als praktische aspecten, maar het onderzoek vraagt om een ingenieursattitude. Bij de onderwerpskeuze laat de faculteit zich in de eerste plaats leiden door de behoeften die de informatisering van de maatschappij heeft aan hoogwaardig technologisch onderzoek op het gebied van de informatica. De zwaartepunten binnen het informatica-onderzoek vinden hun weerslag in onderstaande VF-programma's:
- Programmeren
- Parallellisme
- Informatiesystemen (informaticadeel).
De sector Wiskunde is actief betrokken bij de oprichting van de onderzoekscholen 'Euler Institute for Discrete Mathematics and its Applications' (EIDMA) en het 'Stevin Centrum'.
De onderzoekschool EIDMA heeft als voornaamste doelstelling het hoogwaardige onderzoek in de discrete wiskunde en haar toepassingen verder uit te bouwen. Daarnaast beoogt de school richting
te geven aan de onderzoeksinspanning van de deelnemers en de onderlinge wetenschappelijke samenwerking te bevorderen.
De drie Nederlandse technische universiteiten brengen de grootste relevante onderzoeksgroepen in en treden derhalve op als oprichters. De TUE is de grootste participant en treedt op als penvoerder. Met het CWI, EUR en KUB zullen direct na oprichting samenwerkingsovereenkomsten worden uitgewerkt. De universiteiten van Brussel, Gent en Leuven (België) en van Essen en Rheinland Westfalen (Duitsland) zijn voornemens te participeren in deze school. Deze onderzoekschool heeft naast de opbouwsubsidie van de TUE de STIMULANS-subsidie van NWO weten te verwerven. De onderzoekschool i.o. 'Stevin Centrum' heeft als onderzoekgebied de grondslagen van de ingenieurswetenschappen en stelt zich ten doel de verdere integratie van disciplines zoals mechanica, stromingsleer, meet- en regeltechniek en numerieke analyse. Deze onderzoekschool bouwt voort op reeds bestaande samenwerking tussen W, N, T en Wsk&I. De faculteit W treedt als penvoerder op. Zowel de vakgroep Analyse als de vakgroep Informatica leveren een bijdrage aan deze school.
Het initiatief tot de oprichting van een onderzoekschool 'Systeemtheorie en Regeltechniek' heeft helaas geen grote vorderingen gemaakt door onenigheid over organisatorische zaken.
Vanuit het VF-programma Besliskunde en Stochastiek wordt actief deelgenomen aan de oprichting van een onderzoekschool op het gebied van de beheersing, besturing en inrichting van primaire bedrijfsprocessen. Het penvoerderschap van deze op te richten onderzoekschool zal liggen bij de Eindhovense Bedrijfskunde faculteit, terwijl naast Eindhovense wiskundigen en informatici, ook Twentse bedrijfskundigen, werktuigbouwkundigen en informatici mee zullen doen. Aansluiting van andere Twentse, maar ook van Delftse en Wageningse collega's ligt in de lijn der verwachting. Er hebben verscheidenen namen voor dit initiatief gecirculeerd. Onlangs is gekozen voor BETA "Institute for Business Engineering and Technology Application".
De vakgroep Informatica is als beoogd penvoerder intensief betrokken bij de oprichting van een onderzoekschool programmatuurkunde. Ook de naam van de onderzoekschool is nog in discussie. Genoemd worden o.a. "WISER" hetgeen staat voor "Van Wijngaarden Institute for Software Education and Research" en IPA, Instituut voor Programmatuurkunde en Algoritmiek. De onderzoekschool i.o. stelt zich primair tot doel een post-doctorale onderzoekersopleiding Programmatuurkunde en Algoritmiek te ontwikkelen. Daarnaast ziet de onderzoekschool het als haar voornaamste taak het onderzoek op het gebied van de programmatuurkunde en algoritmiek te coördineren en (inter)nationale samenwerking en uitwisseling op het gebied van informatica, in het bijzonder van de programmatuurkunde en algoritmiek, te organiseren en te bevorderen. Hierbij wordt onder programmatuurkunde en algoritmiek verstaan: de bestudering en ontwikkeling van formalismen, methoden en technieken voor het ontwerp, de analyse en de constructie van programmatuur en programmatuurcomponenten.
Deze onderzoekschool bouwt voort op een reeds bestaande samenwerking tussen de TUE en de UU, maar is uitgebreid met participanten vanuit de UT, KUN, RUL, CWI/UvA en CWI/VU. Het merendeel van de onderzoekscapaciteit van de vakgroep Informatica zal in deze school ondergebracht worden.
De oprichting van de onderzoekschool Informatie- en KennisSystemen (IKS) is in voorbereiding. Deze onderzoekschool beoogt naast het bieden van een post-doctorale opleiding op het gebied van gegevensverwerkende systemen het onderzoek op dit terrein te combineren. Hierbij moet gedacht worden aan de deeldisciplines informatiesystemen, gegevensbanken, kennissystemen en toepassingsgerichte software engineering. In deze onderzoekschool participeren de UvA, VU, KUB, TUE, UT, RUL, CWI en RL. Het onderzoek van de vakgroep Informatica over informatiesystemen, databases en heuristische zoekmethoden zal in deze onderzoekschool ingebracht worden.
Het onderzoek in de faculteit wordt gevoed vanuit diverse nationale en internationale samenwerkingsverbanden. De belangrijke en formele samenwerkingsverbanden zijn vermeld in § 1.7. Daarnaast bestaan er vele informele samenwerkingsverbanden waaraan de faculteit veel waarde hecht. De samenwerking wordt in het algemeen voldoende geacht.
De faculteit heeft voor de initiële opleidingen in de technische wiskunde en in de technische informatica een aantal afstudeerrichtingen ingesteld die samenhangen met de belangrijke aandachtsgebieden in het onderzoek (en daarmee met de VF-programma's). Langs deze weg wordt gepoogd de noodzakelijke relatie onderzoek/onderwijs te behouden. Voorts worden door de faculteit de tweede fase ontwerpersopleidingen `Wiskunde voor de Industrie' en `Technische Informatica' verzorgd. Ook is de faculteit betrokken bij enkele andere ontwerpersopleidingen. De studenten van deze opleidingen nemen via stages deel aan het onderzoek, hetzij binnen de faculteit hetzij in de industrie; zij werken bijvoorbeeld mee door het ontwerpen van software ten behoeve van het onderzoek.
Dostları ilə paylaş: |