Het protestantisme in het bisdom luik en vooral te maastricht



Yüklə 1,27 Mb.
səhifə5/19
tarix06.11.2017
ölçüsü1,27 Mb.
#30863
1   2   3   4   5   6   7   8   9   ...   19

2) De lichtgelovige boeren vertrouwden op zijn voorzegging en verkochten hun akkers! Aldus vertelt ons bisschop Lindanus.

44
nabij was... In geestelijke verbijstering zal hij, omstreeks 1575 (in de kerker te Kleef?) zijn gestorven. Misschien was het denkbeeld van zijn grote roeping wel zijn, tot waanzin voerend, idéé fixe geworden.

Want uit alles blijkt dat Campanus zich rekende onder de grote mannen van zijn tijd en aan zelf overschatting 1) leed. Hij verkeerde in de waan dat hij, als Hervormer, een grote taak moest vervullen. Reeds in 1530 schreef hij aan Linda­nus: „Electoribus Saxoniae Christo per visionem submonente praesentasse, ut saam ist am doctrinam contra Lutherum et Zwinglium propugnaret anno tricesi mo" , m.a.w.: dat hij van Christus de opdracht had gekregen (en deze de keurvorsten van Saksen had voorgehouden) om zelf hervormer te zijn.

Ook Campanus had de heilige overtuiging dat de kerk een gehele vernieuwing behoefde, maar de arbeid der Reformatoren zag hij als lapwerk. En in zijn zelfverheffing ging hij zó ver dat hij, tot schrik en ergernis van Lindanus, in de Bijbelse eigennaam Mesech (Genesis 10 en psalm 120) zijn geboorteplaats Maaseyk terugvond, vanwaar de Hervormer zou komen. Kan dit alles gelden als bewijs van zijn geestelijke inbeelding, nochtans is Campanus een achtenswaardig prediker van het Protestantisme in het oude bisdom Luik 2), wiens onbezoedeld leven getuigt van vele moeiten om Gods wil.
Na de antitrinitariër Campanus vermelden wij de humanist Theodorus Fa­britius (Dietrich Smit). Blijkens zijn autobiografie, voor zijn kinderen geschreven, is hij in 1501 te Anholt, bij Wezel, geboren. In grote soberheid werd hij opgevoed. Hij bezocht de school van Emmerik en daarna, door begunstigers geholpen, de universiteit van Keulen, waar hij, in de wetenschappen, een „merg barbaries" vond. Reeds na een half jaar tijds trok hij (1522) naar Wittenberg om er, vier jaren lang, te studeren onder Luther. In 1526 in Keulen teruggekomen, heeft hij daar, onder groten toeloop van monniken en van jongelieden van voornamen huize, onderricht gegeven in het Hebreeuws en tevens in ... de leer der Wittenberg­se godgeleerden. Reeds in December van dit jaar moest de taalkundige, die het terrein der theologie betrad, met zijn colleges ophouden. Nog een jaar lang gaf Fabritius „Privatvorlesungen", totdat hij, in December 1527, elke werkzaamheid
1) In 1532 verscheen van hem een boek onder dezen titel: Göttlicher end heiliger Schrift, vor vielen Jahren verdunkelt wel durch unheilsame Lehr end Lehrer usw. durch de hochgelehrten Jokannem Campanem, — Wat de geschriften van Campanus betreft, deze werden ook in Gulik gelezen. Dit blijkt uit de kerkvisitatie te Hoingen (23 Juni 1533), waarin sprake is van de on­gewenste lezing der boeken van „Oecolampadio, Zwinglio, Carolstadio, Campano, Bern Flenrich van Ton­geren, Klopryss und andern sacramentariern." Redlich, p. 508.

2) Door misvatting laat Charles Rablenbeck (Biogr. Nat.) Campanus ook in de Nederlanden optreden. In zijn Wittenbergse tijd vertoeft C. bij Georg Witzel te Nimegk, 23 km. noordelijk van Wittenberg. En nu zegt Rahlenbeck: „II se retira alors, de guerre las, à Nimégue anprès de son anti Wicelius et reprit dans les Pays-Bas, avec en certain succés, son apostolat." Blijkbaar verwart R. dit Nimegk met ons Nijmegen.

45
aan de universiteit van Keulen moest staken. Voor dreigende vervolging wijkend, vluchtte hij naar het land van Gulik, „wo er adlige Herren wuszte, die dein Evan­gelium und ihm sich gunstig erwiesen". Toch heeft Fabritius zijn colleges te Keu­len later hervat en ook, in de huizen van burgers, durven prediken. In September 1528 gearresteerd, herkreeg hij spoedig, op de voorspraak van invloedrijke lieden, de vrijheid, die hij ook wist te verwerven voor Johannes Kloprys, gelijk wij nog zullen horen. Maar al meer werd Fabritius door vervolging bedreigd. Nog eer zijn vriend Adolf Clarenbach op de brandstapel kwam, moest hij uit Keulen vluchten. Fabritius bereikte ten slotte het hem dierbare Wittenberg. Uit zijn later leven zij vermeld dat hij het bijzondere vertrouwen heeft genoten van de landgraaf Philip van Hessen, voor wie hij vaak een moeilijke opdracht vervulde. Moedig trad Fabritius tegen de Wederdopers op en even onverschrokken heeft hij de veel be­sproken bigamie van deze vorst afgekeurd. Ook om deze kloekmoedigheid moest hij lijden in de kerker. Zijn leven eindigt te Zerbst, waar hij predikant en superin­tendent is geweest (overl. 1570).

Rahlenbeck zegt dat Fabritius in het land van Overmaas heeft gepredikt. Ik weet niet, waarop zijn mening berust. En ook Lenoir spreekt van dit optreden. Zij beiden kunnen gelijk hebben. Wel staat vast dat Theodorus Fabritius een dergenen is, die, in dagen van zware vervolging, in het land van Gulik en niet het minst onder de daar gevestigde adel, ook door persoonlijk verkeer, de reformatorische ge­voelens hebben gepredikt en versterkt. Toen hij de vrijgekomen Kloprys naar Wassenberg voerde, kende hij deze plek reeds als een veilig asyl. Hij had er, zooals Rembert het zegt: „den Reigen der zahlreichen Flüchtlinge und Anathematisier­ten eröffnet".


Aan Johannes Kloprys willen wij nu aandacht en eer geven. Uit eenvoudige ouders is hij geboren te Bottrop, bij Recklinghausen. Zijn vader was kleermaker. Van 1518 tot 1521 studeerde hij in Keulen, om vervolgens kapelaan te worden te Buderich, bij Wezel. Zijn zedelijk leven 1) was aanvankelijk niet onberispelijk. Ook van hem gold het, destijds niet ongewoon getuigenis: „Habebat concubinam cum liberis". Bij zijn gemeente was hij nochtans gezien. Hij kreeg te Wezel toegang tot een kring van evangelische vrienden, waartoe ook Adolf Clarenbach behoorde. Ge­schriften van Luther las en bewonderde hij. Zelf getuigt 2) hij later: „zu Burich hab er gehabt zwe Bucher, eins de bonis operibus und das andere de christiana libertate, daraus habe er gepredigt und sei der Lutherischen Lere gefolgt". Hij zal
1) Als ik mij, aangaande het zedelijk leven, nu en dan in het Latijn uitdruk, dan doe ik dit in navolging van Heinrich Koch, die eens verklaarde: „Haec loea ex Gennanico sermone in Latinum vertere inalunnus, ne quis vitiis scandalizetur sacerdotum." Die Reformation ina Herzogthum Jiilich, p. 107. Deze H. Koch heeft naam gemaakt als schrijver der Geschiehte der Stadt Eschweiler und der benachbarten Ortschaften, 1884.

2) Joseph Niesert: Münsterische Urkundensammlung 1826, p. 105.

46
inderdaad met vurigheid hebben gepreekt. Tegenstanders noemden hem: „nicht nur einen Lutheraner, sondern einen leibhaftigen Luther". Met dezen Clarenbach, de ‘Hus’ van de Neder-Rijn, die reeds in 1529 de dood in de vlammen vond, was hij bevriend 1).

Wegens zijn verkeer met ketters en om zijn evangelische uitingen van de kansel is Kloprys naar Keulen gedagvaard. Dit was reeds in 1527. De ketterij gaf hij prijs niet een eed, dien hij met reservatie aflegde. In 1528 is hij andermaal ge­roepen naar Keulen. En Clarenbach vergezelde en bemoedigde hem. Kloprys werd tot levenslange gevangenschap veroordeeld. Maar Fabritius verloste hem uit de kerker, in de Nieuwjaarsnacht van 1528 op 1529. Kloprys kwam veilig in Wassenberg en ging, daar men in de woning van de drost op zijn komst niet scheen voorbereid, eerst door naar Wezel. Echter met het veilig geleide, dat Werner van Palant hem bezorgde. Later is hij dan naar Wassenberg geroepen door diens kranke gade, die de troost van het Evangelie begeerde. Dit was wel in de zomer van 1529. En Kloprys bleef in het stadje, werd de huis­kapelaan der echtelieden van Palant en beperkte zijn arbeid geenszins tot het kasteel. Want hij predikte later ook in de kerk van Wassenberg. Zonder aanstel­ling werd hij de herder en leraar ener talrijke gemeente, die van hem het Avond­maal onder de beide gestalten ontving. Dit werd ook gevierd op het kasteel, waar soms wel 150 gelovigen waren, uit het dorp en daarbuiten.

Kloprys ontkende de aanwezigheid van Christus in het sacrament des altaars en zei wel eens spottend: „dasz man das Sacrament nit so sult umbdragen, als of es ein Kuickuyck wer", woorden ook gebezigd door Hendrik van Tongeren (Slachtscaep), met wie hij, in zake de kinderdoop, van mening verschilde.

Drie en een half jaar is Kloprys in Wassenberg predikant geweest. Toen Wer­ner van Palant uit zijn ambt van drost werd ontzet, wegens zijn te grote sympa­thie voor de Hervorming en de bescherming van zijn huiskapelaan, moest deze ook zelf wijken.

Werner, getrouw tot het einde, bezorgde de vluchteling twee wagens en een reisgeld van 20 goudguldens. Ook gaf hij hem een brief van aanbeveling mede voor de landgraaf van Hessen. Maar Kloprys nam de weg over Buderich en Wezel, daar hij verlangde naar een ontmoeting met zijn vriend en meester Rol, die hem van Luther tot Zwingli en zelfs aan dezen voorbij had gebracht. Zo be­reikte hij, Februari 1533, de stad Munster. De dag vóór Driekoningen 1534 ont­ving hij van de Nederlandse apostelen de wederdoop en ook het ambt van doper.
11 Over Adolf Clarenbach, de conrector der Latijnsche school van Wezel en zijn reformatorisch inzicht, zie Heinrich Kessel in Düsseldorfer Jahrbuch 1918-'19 in zijn opus postumum: Reformation und Gegenreformation im Herzogdum Cleve (1517-1609), p. 10. Clarenbach heeft verklaard dat hij niet de meningen van Luther, maar de leer van Christus had geleerd en dat hij „mit keinem halte denn allein mit Christus, davon er de Namen habe und ein Christ heisze."

47
Zelf heeft hij, in Munster, aan meer dan honderd volwassenen de doop toegediend. Zijn vrouw liet hij overkomen en hij nam, op aandrang van de leiders daar, een tweede vrouw. Echter niet van harte. „Er wollte lieber zu Rom sein gangen, dann die genommen", zo getuigde hij zelf in zijn laatste verhoor, vol treffende bijzonderheden, dat wij door Niesert leerden kennen.

Kloprys behoorde tot de 28 apostelen van de „koning van Sion", die naar alle richtingen werden uitgezonden. Het was zijn taak om, tezamen met Gottfried Stralen l) en anderen, naar Warendorf te gaan. Met de prediking aldaar werd op 14 October 1534 begonnen. Maar reeds op 21 October viel de stad in handen van het bisschoppelijk leger. Kloprys' metgezellen werden spoedig onthoofd. Hij zelf werd, als „kurkölnischer" onderdaan, uitgeleverd en vervolgd. En dit niet enkel we­gens de wederdoop, maar ook om zijn vlucht uit de gevangenis en om meineed.

Op 1 Februari 1535 is hij, vijf maanden na Rol in Maastricht, te Brühl terechtgesteld. de brandstapel beklimmend, sprak hij deze woorden in zijn moedertaal. „Ik dank U, hemelse Vader, dat Gij mij deze dag hebt doen aanbreken, waarop het mij is vergund om, uit liefde voor U, dit lijden en dezen dood te ondergaan". En in de opgaande vlammen heeft hij luide het kruiswoord uitgeroepen: „Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest!" Van Kloprys zijn brieven bewaard gebleven, in zijn gevangenschap aan Clarenbach geschreven, die zijn diep religieus gevoel bewijzen en, in beschaafde taal, de populaire uitdrukking vormen van zijn waarlijk evangelische gezindheid.


Had Wassenberg heel een tijd Johannes Kloprys als haar predikant, Susteren en Hoingen hebben de werkzaamheid van Dionysius Vinne (Vinnius) gekend. Wij zagen dezen al als vriend van Campanus, met wie hij, op 19 December 1528, in het album studiosorum van Wittenberg werd ingeschreven. Hij was geboren in Brabant, te Diest 2), en had, toen hij in de stad van Luther kwam, al veel ervaren. In Antwerpen had hij reeds deel genomen aan de reformatorische beweging, die er van de Augustijnen was uitgegaan en, niet lang na de dood der eerste bloedge­tuigen, had hij daar ook gepredikt. En te Oldeneyk, bij Maaseyk, was hij pastoor geweest. Voor Erardus' vervolging, die met meer dan Herodiaanse felheid in het bisdom woedde, had hij moeten vluchten. Veilig was hij dan in Gulik gekomen, en had daar, als ook Slachtscaep, een arbeidsveld gevonden. Dit een en ander weten wij door zijn brief aan Luther, of juister door het gehavend ontwerp van zulk een brief, dat in het staatsarchief van Dusseldorf als een kleinood wordt bewaard 3).
1) Over hem en zijn optreden in Munster: Habets, p. 202, 203 en voorts diens Geschied. bisdom Roeren.

II, p. 25.

2) Als Campanus bij Witzel in Nimegk komt, heet hij te zijn: „comitatus quodam Dionysio Brabantio". 3) Het stuk is in zijn geheel opgenomen door Rembert, p. 599-601. De tekst biedt de nauwgezette

48
Wij gevoelen Vinne's bewogenheid, als hij, over zijn arbeid en over zijn lijden, aan de Hervormer schrijft:

„Testis est mihi Deus, quod ex puro corde et zelo salutis reipublicae christi­anae ad te scribo. Dominus Iesus det spiritum suum bonis omnibus nobiscum laborantibus. Ego tot persecutiones a nomine tuo passus. Nam est nomen maledic­tionis Lutheri. Nam ante X annos H antwerpiae, tum post episcopo Leodiensi plus rabie Herodiana nos persequente verbum seminavi, jam semino vero cum fratre nostro S. in terra Itiliacensi. Semper vita in manibus, semper acclamatur nobis: ad bestias, ad bestias obprobantes tuum nomen Lutheri, tum id genus disceptationis inter fratres, qui columnae esse debeant rei christianae in dilectione. Dolet, frater mi, id nobis...".

Tezamen met Campanus zal Vinne in het land van Gulik zijn gekomen, gelijk hij met hem ook in Wittenberg had gestudeerd en van Georg Witzel in Nimegk de gast was geweest. Enige burgers van Susteren hebben Vinne uitgenodigd om zich bij hen te vestigen. Hun pastoor toch woonde (bij absentisme) te Niel in Brabant en hun kapelaan voldeed hun niet.

Waarschijnlijk is Vinne aanvankelijk de theologische richting van Campanus gevolgd. Maar hij was zachter en minder radicaal, onder de Wassenberger predikan­ten is hij de meest conservatieve te achten. Echter gaf hij zijn mening ook gemak­kelijk weer prijs, zich voegend naar anderen. Van zijn arbeid in Gulik weten wij dat hij, met Slachtscaep, ook in het naburige Hoingen heeft gepredikt, d.w.z. in het dorp, welks schepenen en kerkmeesters bij de kerkvisitatie (23 Juni 1533) ver­klaarden dat bij de aankomst der nieuwe predikers een klokje werd geluid en de mensen bijeenkwamen 1) als bijen in de kaar! Ook vernemen wij dat Vinne en Kloprys, „die jetzt zu Munster sint, die aver damals nit einer Meinung gewest, wie sie nu sint", de kapelaan van Mulstroe, Gielis van Rothem, van wie wij nog spreken,
lezer vele cruces. Maar de hier aangehaalde regels zijn toch wel duidelijk. Met S. wordt Slachtscaep bedoeld. In dezen brief klaagt Vinne ook over het optreden van Campanus (zie boven). De vertaling van ons citaat kan aldus luiden:

„God is mijn Getuige dat ik uit een zuiver hart en uit ijver voor het heil der christenheid aan u schrijf. De Heere Jezus geve Zijnen geest aan alle goede mensen, die met ons in nood verkeren. Om uwen naam heb ik vele vervolgingen ondergaan. Immers wordt de naam van Luther vervloekt. Want vóór tien jaren heb ik te Antwerpen en later, toen de bisschop van Luik ons met meer dan Herodiaanse felheid vervolgde, het woord gezaaid, gelijk ik dit nu in het land van Gulik zaai, tezamen met onze broeder S. Altijd is ons leven de dood nabij. Altijd weer wordt ons toegeschreeuwd: Naar de wilde dieren met hen! Naar de wilde dieren! Met minachting voor uwen naam en ook voor al dat getwist onder broeders, die voor de christelijke zaak steunpilaren moesten zijn in liefde. O mijn broeder, het smart ons zeer"... Volgens Rembert is deze brief wellicht uit het jaar 1530.

1) Redlich, p. 505. De nieuwe predikers waren hier vooral Vinne en Slachtscaep. Hoingen in de Kreis­Heinsberg is dan bedoeld; er is namelijk ook een Hoingen in de Kreis-Aken. Men kwam zelfs van verre. Maastrichtenaren immers deden blijmoedig de reis naar Gulik om de prediking bij te wonen. Verg. het ver­hoor van Hermen Riemsleger, die Her Nys te Susteren heeft gehoord en een blaadje (traktaatje) meenam naar huis.

49
tot het nieuwe inzicht bekeerden. In Havert hebben een monnik en een leek Her Nys (Vinne) uitgedaagd tot een geloofsdebat, waarbij het zou gaan om een vat bier. Maar deze heeft toen verklaard dat hij enkel om de vuurdood wilde dispu­teren. Het landvolk van Havert liep intussen gewapend te hoop en drong met geweld de kerk binnen. Wij weten niet of het debat heeft plaats gehad. De ge­schiedschrijver Heinrich Koch zegt guitig: „die bewaffnete Bevölkerung von Havert hat gewisz de Kamp um eine Tonne Bier dem um's Feuer vorgezogen!" en wijst er voorts op dat Vinne met dezenongehoorde voorslag wel toonde rijp te zijn voor Munster...

Inderdaad is ook Vinne naar Munster 1) gegaan, waar, zo meende hij, het Evangelie werd gepredikt. Hij kwam er, kort na Rol, op 17 September 1532 aan. Met Stralen werd hij predikant aan de Ueberwasserkirche. Ook hij is op die vijf­de Januari 1534 gedoopt. Hem was, als het terrein van zijn apostolische werkzaam­heid, Osnabrück aangewezen. Met de verwerping van de kinderdoop heeft Vinne lang getalmd. Helaas, ook hij stond ten slotte geheel op het standpunt der Weder­dopers, de veelwijverij inbegrepen. Te Osnabrück is Vinne ter dood gebracht. Het verhoor, hem in October 1534 afgenomen, bevat niet minder dan 74 punten.
Eveneens grote ijver betoonde de prediker Hendrik Slachtscaep, die tevoren priester was geweest. Ook hij kwam uit het bisdom Luik en wel van Tongeren, weshalve hij ook Hendrik van Tongeren wordt geheten. In een brief aan Bucer (1533) zegt hij van zichzelf dat hij de ouderdom nabij is: „ego ad senium jam vergens". Hij kan dus wel omstreeks het jaar 1470 zijn geboren. Een uiterst on­rustige natuur en het voorbeeld van een ambulante „Winkelprediger", die nooit lang ergens bleef. Een dwaallicht is hij genoemd! In gezelschap van Vinne kwam hij in Hoingen, waar de pastoor weer buiten de parochie woonde, en hij vestigde zich daar een poos. Maar ook in de naburige plaatsen predikte hij: te Susteren, Breberen 2), Wassenberg, Hückelhoven. Zelfs trad hij op in Odenkirchen en in Maastricht, gelijk nog zal blijken. Zijn levensgedrag was berispelijk: „assumpsit ancillam..." Echter getuigt zijn brief 3) aan Martin Bucer, dien hij te „Wassenborch apud Iuliacos prope Coloniam" schreef, van grote ernst. Slachtscaep zendt
1) Van Munster uit onderhield Vinne de band met Gulik, door brieven en door traktaten. Remhert, p. 305.

2) Bij de kerkvisitatie te Breberen 123 Juni 1233) bijv. heet het: „Her Heinrich ist eins da gewest und predicirt. Es sin noch etliche, die degelichs noch zusammen komen in schuiren und stellen (stallen) und ist die bikompst noch seder Paschen beschehen. Si haven der naber (buren, verwanten) wonen ui der heide, die haven gehot hem Heinrich daselfs." Redlich, p. 491.

3) In dezen brief spreekt S. ook van Munster en zingt hij de lof van Bernhard Rothmann en Henrick Rol: „Apud Monasterium in Westialia etiam vigere cepit res christi. Duo precones ingenio et spiritu pollen­tes Bernardus et Henricus de Gravia. Spero seponent in posterum parvulorum baptismum. Henricus mecum novit rem se ita habere."

50
Bucer een door hem geschreven theologisch opstel toe en verlangt zijn oordeel, het aan hem overlatend of hij het zal laten drukken. Hij haalt de gewijde woorden van Lukas 14: 26 en 27 aan en verklaart de overtuiging te bezitten dat ieder die het Evangelie van Christus wezenlijk predikt — en niet dat van Luther, van Bucer, van de Wederdopers of van anderen — niet lang op één plaats zal blijven. En alle moeiten zal hij dragen, alle gevaren zal hij doorstaan, gelijk hij die zelf heeft ge­kend, vooral ook in Aken. Want aldus spreekt Slachtscaep: „Qui non accipit crucem suam quottidie, non me dignus; qui non odit propriam animam suam, non potest mens esse discipulus. Heus, frater mi, quicumque vult predicare evangelium Christi, non Lutheri, non Buceri, non anabaptistarum, et si qui alii fuerint, non per­severabit diu in uno loco, nocturna et diurna opera, sudores, vigilias expendet, fauces luporum pervadet, per medium illorum persequentium transibit inconspi­cuus, sicut et me Dominus bis ter extraxit, maxime in Aquisgrano..."

Naar de mening van Slachtscaep mocht ieder de doop bedienen. Zijn eigen kroost doopte hij echter niet. Toen het kind van zijn nicht, waarvan hij de vader was — „insuper etiam ex filia sororis liberum habebat" — ongedoopt te Hückelhoven stierf, zei hij: „es wer im Bloit Christi gedeuft". Hij verwierp de transsubstantiatie.

Onder een boom buiten Susteren, wijl de schout hem de toegang tot het stadje had ontzegd, hield Slachtscaep zijn hoorders voor: „das sie nit geleuven sollen, wan die Paffen das Sacrament hieven, das da das Lif und Bloit Christi, sonder ein Kuickik wer". En in Hoingen heeft hij, wederom blijkens de ons bekende kerkvisitatie van 1533, de bediening van het Avondmaal onder beide gestalten verdedigd met de woorden: „Wer das Nachtmal von ime hette entfangen, der hette es entfangen gantz, und van sinem (des Pastors) Capellain nit dan half" 1).

Van deze kapelaan, Gisbert van Breberen of van Rothem, zullen wij straks horen.

Het heeft lang geduurd aleer Slachtscaep kon besluiten om het land van Wassenberg te verlaten. De andere predikers waren al lang weg, toen hij er nog werkte, nu hier, dan daar verschijnend en sprekend. Een bode, dien Kloprys uit Munster tot Werner van Palant zond (1533), vond Slachtscaep nog in Hoingen. Reeds op 1 November 1532 had hertog Johann zijn beambten aangezegd om de gangen van Campanus, Slachtscaep en anderen na te gaan. En op 16 Augustus 1533 waarschuwde deze vorst onzen prins-bisschop Erardus voor de „ufroerischen Prädikanten Heinrich von Tongeren, welcher by Triecht oppen Locht gewesen in cynem groszen nouwen Huysz, dae er Brieff und Anders gescreven".

De steden Aken en Maastricht dienden voorts, naar de mening van de hertog, voor het heimelijk verblijf van Slachtscaep te worden gewaarschuwd. In Odenkirchen werd
1) Redlich, p. 506, 507.

51
deze dan ook gevangen genomen, echter om vrij spoedig de vrijheid te herkrijgen.

Waarschijnlijk is Slachtscaep in de herfst van 1533 naar Munster gereisd, waar hij van de religieuze geestdrift, maar ook van de zinnelijke genietingen zijn indruk en deel heeft gekregen; wat wij dienaangaande vernemen, is niet zeer ver­heffend.

De achtste October 1534 trokken acht Wederdopers van Munster naar Soest. Onder hen was Hendrik Slachtscaep. De burgemeester dezer stad ge­bood hun meermalen om terug te keren. Maar zij weigerden. Het einde was dat zij op 23 October, voor een der stadspoorten, met het zwaard zijn gedood.


Van de predikers met een behoorlijke opleiding bespreken wij nog: Gisbert (Gijs, Gillis) van Rothem of wel Gillis van Aken, dien wij, onder de eerste naam, al even hebben ontmoet.

In Breberen geboren, had hij gestudeerd van een benifi­cium van het straks vermelde Mulstroe. Bij de visitatie, op 23 Juni 1533, zegt de pastoor van Hoingen: „er hatte einen Capellain, her Gysz 1), der wart ouch Luthers". Deze kapelaan dan gaf het celibaat prijs en trouwde Gertruidt Valkenborch, een non uit het klooster de Nieuwenhof, in ons Tricht, die al eerder de gelofte van kuisheid had geschonden: „in monasterio adhuc degens jam habebat liberum". Zij was een zuster van Jan Valkenborch te Maastricht en van de schout van Nieuwstad, dien wij zullen ontmoeten als de pleitbezorger, bij de raad onzer stad, van de gevangen Jan Stevens.

Te Wassenberg heeft Kloprys, in bijzijn van Slachtscaep, dit huwelijk ingezegend: in Februari 1531. Later kwam er, door ver­schil van inzicht met betrekking tot het Avondmaal, tussen van Rothem en Slachtscaep verwijdering „do haven sie sich gezwiet van dem Sacrament". Gisbert, anders geen man van toornige drift, heeft toen aan dezen, die te zijnent meermalen had gepredikt, de deur gewezen.

In 1911 heeft Otto Redlich twee belangrijke bekentenissen 2) gepubliceerd. Beide zijn van 1534 en beide bevatten zij het getuigenis van onzen Gisbert, hier echter Gisbert van Brebern geheten. Vooral de eerste bezorgt ons merkwaardige bijzonderheden aangaande zijn karakter en leven. Wij vernemen van de toen in Dusseldorf gevangen man — van zijn en anderer mislukte reis naar Munster horen wij nog — die niet hoog van zich zelf dacht, in hoofdzaak het volgende:

Zijn vrouw, „im cloister beswangert", heeft drie of vier jaren in Aken gediend. Haar kind, een jongen van negen jaar, wordt „bi (door) ire und her Gyssbert un­derhalten". Met twee kinderen woont zijn vrouw nu te Ratheim (Rothem).


Yüklə 1,27 Mb.

Dostları ilə paylaş:
1   2   3   4   5   6   7   8   9   ...   19




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©muhaz.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

gir | qeydiyyatdan keç
    Ana səhifə


yükləyin