In Duitsland wordt de vernieuwing in het onderwijs geconcretiseerd in activiteiten op federaal vlak langs de programma’s van het BLK of via specifieke iniatieven van de afzonderlijke Länder. De prioriteiten zijn gelijklopend maar kunnen verschillen volgens de noden van een bepaald Land.
Dit heeft geleid tot een uitgebreid netwerk van pilootprojecten. De innoverende projecten (Modellvorhabe, Modellversuche enz.) sluiten evenals de Nederlandse nauw aan bij de prioriteiten van Accent op Talent.
Een belangrijk accent wordt gelegd op de initiële opleiding en de vorming van de leraren binnen deze projecten; de leraren in het beroeps- en technisch onderwijs krijgen een bijzondere aandacht in verschillende projecten.
De gebieden waarrond op het vlak van innovatie in onderwijs en vorming wordt gewerkt, zijn ruimer dan deze van de Nederlandse AXIS-Stichting die zich beperkt tot de Bèta-vakken en de techniek.
In de meeste gevallen is er ook een soepele toepassing van de vigerende wetten voor de scholen die bij innoverende projecten betrokken zijn.
De innoverende projecten worden federaal of per Land ondersteund en begeleid, vaak door universiteiten. Er gaat veel aandacht naar de evaluatie van de resultaten van de projecten. Deze evaluatie heeft o.m. duidelijk gemaakt dat er problemen zijn in verband met de verspreiding van innovaties naar andere scholen toe.
De regionale leernetwerken, bestaande uit verschillende scholen die samenwerken rond één thema, blijken voorlopig het meeste potentieel te hebben naar het creëren van een multiplicatoreffect naar andere scholen in een bepaalde regio.