Hogeschool van Amsterdam
|
Specifieke rugklachten
|
|
Lotte Bais 500731121
Jerry van Dommelen 500724627
Norma Henry 500733496
Kevin Jousma Caicedo 500727333
Mick Martens 500727576
Zino Roerdink 500705590
Sascha Tikink 500731454
Klas 211
Methodisch werken
Hoofdfase 1 Fysiotherapie leerjaar 2016-2017
Onder begeleiding van mevr. A.M. de Vries
01-11-2016
|
Voorwoord 3
Inleiding 3
Specifieke aandoeningen 4
Hernia 5
Cervicaal radiculair syndroom 6
Lumbaal radiculair syndroom 8
Wervelfractuur en wervelinzakking 9
Osteoporose 10
Ziekte van Bechterew (Spondylitis ankylopoetica) 12
Kanaalstenose 13
Scheuermann 15
Spondylolisthesis 16
Spondylolyse 18
Conclusie 19
Nawoord 21
Bijlage 1: Screening specifieke rugklachten 22
Bronvermelding 23
-
Voorwoord
Als doel van dit product wil de werkgroep meer kennis opdoen over EBP fysiotherapeutische processen bij specifieke rugklachten. Elk onderdeel van de diagnostiek voor de meest voorkomende aandoeningen worden uitgeschreven. Om deze kennis zo duidelijk mogelijk te kunnen delen is het product onderverdeeld onder de werkgroep. Elk lid van de werkgroep heeft zijn onderdeel van het product uitgewerkt met behulp van recente wetenschappelijke bronnen. Deze kennis is gedeeld binnen de werkgroep en verwerkt tot dit product. De werkgroep hoopt de lezer net zo veel nieuwe kennis te verschaffen als de werkgroep zelf heeft geleerd.
Inleiding
Vanuit de opleiding fysiotherapie, heeft de werkgroep de vraag gekregen om een kwalitatief goede EBP-diagnostiek en behandelstrategieën theoretisch te onderbouwen. In dit product staan er verscheidene aandoeningen beschreven. Hiervan wordt het fysiotherapeutisch onderzoek beschreven en ten minste twee EBP-behandelingen. De werkgroep zal in de conclusie beschrijven naar welke behandeling de voorkeur uitgaat en waarom.
Specifieke aandoeningen
Rugaandoeningen worden onderverdeeld in a-specifiek en specifiek. Bij de a-specifieke klachten is er geen specifieke lichamelijke oorzaak en geen blijvende weefselschade. Bij specifieke rugklachten is wel een specifieke lichamelijke oorzaak en is er sprake van (structurele) weefselschade. Voor sommige specifieke aandoeningen zijn er fysiotherapeutische behandelingen, deze zullen worden toegelicht in dit product. Verder worden ook de specifieke aandoeningen toegelicht die fysiotherapeuten niet acuut kunnen behandelen, maar waarvan de aanwezigheid van de aandoening wel kan worden verdacht. In dit product zal de focus liggen op de hernia: een specifieke aandoening met meerdere varianten. Hernia betekent breuk en dit kan op verschillende plekken voorkomen. In de wervelkolom wordt het een hernia nucleus pulposus (HNP) genoemd. De stadia zullen worden toegelicht en de plaatsen waar deze aandoening kan voorkomen. Hieronder staan de pathologieën beschreven van de specifieke aandoeningen, het diagnostisch proces en de behandeling daarvan.
Er zijn meerdere specifieke lage rugklachten die behandeld kunnen worden door een Fysiotherapeut. Tijdens de anamnese en onderzoek inventariseert de therapeut gegevens. Door middel van deze gegevens stelt de therapeut hypotheses op. Deze worden bevestigd of verworpen tijdens het onderzoek. Na het onderzoek stelt de therapeut een fysiotherapeutische diagnose, op basis van de klachten van de patiënt. Hierbij zijn er behandelbare grootheden gevonden waaraan gewerkt zal worden in de komende behandelingen.
Hierbij wordt er verwacht dat de therapeut de HOAC- 2 methode beheerst en een compleet orthopedisch en neurologisch onderzoek kan afnemen bij rugklachten.
Hernia
Hernia nucleus pulposus betekent breuk van de nucleus pulposis. Dit gebeurt in verschillende stadia die hieronder beschreven staan. Hierbij kan een zenuwwortel bekneld raken door een uitpuilende tussenwervelschijf en treedt er neurogene pijn op. Deze pijn uit zich in uitstralingen in een bepaald lichaamsdeel. Deze uitstraling bevindt zich in het segment van de beknelde zenuwwortel. Uit een onderzoek van Jensen (1994) bleek dat bij 25% van de gezonde proefpersonen een HNP aanwezig was, zonder klachten. Dit heeft te maken met de verschillende stadia van beschadiging van een HNP. Allereerst kan er op een MRI, degeneratie van de discus worden geconstateerd. Dit wordt dus niet door de fysiotherapeut vastgesteld, omdat het geen aanleiding geeft tot klachten. Degeneratie is te zien doordat de discus zwart kleurt in plaats van wit. Dit komt doordat er geen water meer bevindt in de discus. Dit is te zien op een MRI, omdat water oplicht. Volgens Jordan et al (2011) komt een HNP het meest voor tussen het 30e en 50e levensjaar met een man-vrouw verhouding van twee op een.
Stadia
Het eerste stadium is zoals hierboven beschreven de black disc: degeneratie van de annulus fibrosus Het tweede stadium is protrusie. Hierbij is het discusmateriaal al doorgebroken, het discusmateriaal leunt tegen die buitenste wand van die annulus aan of zit nog achter het ligament longitudinale posterius. Als dat ligament doorbreekt ontstaat er een extruded disc. Een ander woord voor extruded disc is: prolaps. Wanneer het discusmateriaal in het wervelkanaal naar beneden zakt nadat het ligament is doorbroken ontstaat er een sequester (Kirkaldy-Willis, 1968). Volgens het onderzoek van Jarvik et al (2001) met 150 proefpersonen met een HNP had 83% een zwarte discus, 64% een bulging disk, 56% een hoogteverschil (door een gedegenereerde discus), 32% een protrusie en zes procent een extrusie. Veel van deze gevallen komen a-symptomatisch voor.
Verder zijn er in de discus vier verschillende locaties waar een HNP kan plaatsvinden: centraal, paramedian, foraminal en extraforaminal. Hierbij gaat het om een protrusie, extrusie of sequester. Hiervan zijn de centrale en extraforaminale locaties zeldzaam, de paramediane is de meest voorkomende locatie waar men last van heeft en in vijf tot tien procent van de gevallen is de locatie foraminal (Smithuis, 2005).
Fysiotherapeutisch proces
Patiënten met een mogelijke hernia komen pas bij de therapeut als er klachten ontstaan. Er is hierbij sprake van een beknelling van de zenuw door een sequester of prolaps. Dit kan op verschillende niveaus optreden (cervicaal, thoracaal en lumbaal).
Als gevolg van deze beknelling zal de patiënt last krijgen van zijn rug en uitstraling ervaren in de extremiteiten. Deze aandoeningen staan bekend als radiculaire syndromen. Deze worden per wervelniveau onderzocht.
Behandeling hernia’s
Allereerst zal de hernia in de wervelkolom aan bod komen. Bij deze hernia herstelt 75% van de mensen binnen vier weken met natuurlijk herstel. Het is de meest voorkomende klacht bij de fysiotherapeut (27%) 60-90% krijgt er ooit last van in zijn leven. Deze cijfers zijn verkregen door de kennisbank van de HvA. Verder heeft de werkgroep een aantal feiten op een rij gezet: Hoe groter het sequester bij een hernia hoe groter de kans op conservatief herstel (91%). Hoe kleiner de bulging hoe groter de kans dat er geopereerd moet worden. In 41% van de gevallen herstelt conservatief. De onderstaande bron van Pubmed geeft ook aan dat in de meeste gevallen patiënten conservatief herstellen. Deze bron geeft wel aan dat er dan ook radiologische vooruitgang zichtbaar is. Andresen et al (2016) heeft een onderzoek in Denemarken gedaan waarbij er gekeken werd naar het aantal her operaties bij hernia’s. Hierbij zijn er 14261 hernia’s bekeken en geopereerd en er werd geconcludeerd dat er 7371 hernia’s na een aantal jaar opnieuw geopereerd moesten worden. Afhankelijk van de locatie van de hernia is het mogelijk om de centralisatie techniek van McKenzie te gebruiken (McKenzieinstituut et al, 2016). Bij McKenzie wordt er een zo groot mogelijk extensie gemaakt waardoor je de hernia als het ware terug duwt. Verder heb je als fysiotherapeut behandelbare grootheden als spierkracht, stabiliteit, mobiliteit en spierkracht uithoudingsvermogen om de kans op een hernia te verkleinen of het herstel te bevorderen.
Dostları ilə paylaş: |