Verlengde KLOOSTERPAD
zie onder : Kloosterpad.
KLOOT
Land die Cloet in dat Kercvelt 1382 (BP 1176); land die Cloet bij de Kerk 1393 (BP 1179); onder dLutteleynd in die Heijhoef gemeynlick genoempt den Cloot 1580 (RA 54 fol.54); een braeck gemeynlick genoemt den Cloet 1606 (RA 61 fol.13v); twee perseelen lants genoemt die Cloot ende het Geercken aen en neffens malcanderen gelegen onder Lutteleijnde 1685 (RA 142); ondert Lutteleynde in de Schootschehoeve genaemt de Cloot 1713 (RA 98 fol.240v); de Kloot onder Borne 1816 (GA 141); bouwland onder Lutteleinde genaamd de Kloot N.1824.
KLOOTJE
Land die Cloetken 1391 (GBB); land dat Cloetken 1394 (BP 1180); int Clootjen inde Beemde 1686 (RA 142 fol.22v); anderhalf lopense lants genoemt het Clootgen andere zijde de Kercke 1648 (RA 74 fol.176); een perceel bouwland onder Borne genaamd het Klootje N.1824.
Kloot(je) in de betekenis van een klein bolvormig, meestal hoger gelegen perceel (Molemans 1975a 165). De bolvorm ontstond door de veelvuldige bemesting vanuit het midden van de akker.
KLUIS
Een lopense lants achter die Cluse 1423 (LB); een stuk land bij de Kluis naast de Kerk van Schijndel 1473 (BP 1242); een zesterzaad bouwland Scijnle aen die Cluyse tussen de Gemeijn Ackeren en de straat 1482 (BP 1251); een acker in de parochije van Scijnle in den Bors after die Cluijse genoempt den Helaecker 1537 (CvB 518); onder het Elschot lancx beneven den kerckhoff ene einde aen eenen gemeijnen wech welcken wech is streckende aen erffenissen toebehoerende der selver Kercken genoemt die Cluysse 1610 (RA 61 fol.176v); sal het Groot huijs ende het Cleijn malcanderen altijt moeten wegen soo naer de Cluijse als naer de straete ende het hecken tussen het Kleijn huijs en den Kerckhof hangende te samen onderhouden 1674 (CvB 113); verhuur door Willemina weduwe van Willem Geerit Schoenmakers van seecker huys ende hoff inde Cluys laatst bewoont ende gebruyckt by den Heer Daniel van Gemert pastoor te Schijndel – de verhuurderesse reserveert ende behoudt aen sig in de huysinge de groote camer, opcamer, met nog een kleyn camerke daer alsnu den Cappelaen in slaept, alsmede de helligte vanden solder om daermede te doen naer haer believen 1720 (RA 150 fol.169; Cornelis P. Pijnenburg mr. smid woonde in de Cluijs 1737 (CvB 17); ....welke schutskooy zal moeten werden gestelt onder den lindeboome ter plaatze genaamt den Kluys 1791 (RA 214 fol.50); de Kluis 1832 (kad); A 1101 - A 1117; de Kluis N.1834, 1835, 1874; A 1108 (b: 06.00); D 5 - D 6 (hu, tu: 02.70); de Kluis 1924 (GA 54); A 4053 (herleiden).
Soms wordt kluis verklaard als een vluchtplaats in moeilijke tijden voor de inwoners (versterking), (Wiro Heesters: 70, 144).Ook een afgesloten ruimte.
Kleine KLUIS
Eenen acker saetlants groot drije loopense gelegen ontrent de kerck aen die Cleijn Cluijse 1584 (CvB 479).
KLUISAKKER
Uit een akker genaamd Cluseecker 1500 (PAS 417); den Cluysacker aen de kerck 1546 (RA 44 fol.10); in die Gemeyn Ackeren by den Cluysse datmen heyt Cluysackerken 1554 (RA 45).
Hier is de dorpsakker bedoeld, waarvan de Kluisakker deel uitmaakte.
KLUISKUIL
Aanbesteding van het maken van een nieuwe trap in den Kluyskuyl 1778 (RA 212 fol.232); .......en laatstelijk een plakje dat beplant met 26 lindeboomern en de Kluyskuyl met de boomen en geregtigheeden daar aan gehoorende int Elschot ter plaatse genaamt de Kluys groot circa een half loopense 1801 (NHG inv.nr.804).
Bedoeld is hier de brandkuil rondom of nabij de oude marktplaats.
KLUISSTAD
Een akker bij de Kerk aan de straat bij die Cluysstat 1432 (BP 1202);
Het oude element 'stat' werd gebruikt om de plaats of de juiste ligging van iets aan te geven bv. de ligging van de Kluis werd 'clusestat of cluysstat', die van de molen 'molenstat of moelenstat'.
KLUISTIEND
De Kluisschetiend N.1879; E 1139 (b: 18.90)
KLUITENAKKER
Kluitenakker (vm) 1986; D 1218 - D 1226.
De verwijzing naar het element 'kluit' is mogelijk, maar aannemelijker is de benoeming naar de echte Schijndelse familienaam Kluitmans, in de volksmond natuurlijk vaak 'de Kluit' genoemd.
Kluit houdt verband met kloot, in het mnl. cloot, ablautend verwant met kluit en betekent in de eerste plaats klomp, kluit, bol onder meer van aarde, klei, turf (Neerpelt 199); de betekenis van bolvormig en hoger gelegen perceel is ook een gangbare verklaring. (Molemans 1975a 165).
KLUITERT
Onder Elschot genoemt den Clutert 1688 (RA 92 fol.179); op de Langdonck genaemt de Clutert 1688 (RA 270); den halven camp hoijlants genoemt den Cluter 1695 (RA 233.3).
Zie vorige betekenisverklaring.
KLUITMANSVELD
Kluitmansveld (vm); D 1642 -D 1645, D 1650 - D 1653, D 1656, D 1757.
Bekend is de PN Kluitmans; Antje Kluitmans, + 1920, ongehuwd, (vm).
KNIKKENSTRAATJE
Het Knikkenstraatje (vm) vanaf ca. 1880.
Het is genoemd naar de familie Knicknie die er een winkel en café runde vanaf 1876 onder de naam de Arend. Toen een dochter van Knicknie trouwde met een zekere Renier Steenbakkers, werd het omgedoopt in sRenierenstraatje en bij raadsbesluit van 1921 ontstond voor dat stuk de naam Verlengde Kloosterpad.
KNOKERT
Een halve roije hoylants genoempt den Knoeckart ingenomen anno 1482 (HC 196); een halve roije hoijlants genaemt den Knoeckart andere zijde aan erve genaemt de Weijhoeve 1658 (RRG 6); uit een kamp hooiland van drie morgen onder Wijbosch in den Cnockart 1661 (IS 48); anderhalff hont groes heij en weij int Wijbos in den Knokart 1662 (RvS 67); de Knookert in Weibosch 1816 (GA 141); de Knokert, de Knookert N.1835, 1836, 1844, 1854, 1874, 1887; E 2153 - E 2154 (sb: 1.75.65); E 2175 - E 2176 (b: 32.30); E 2495 - E 2498 (sb, w: 70.00); E 2600 - E 2601 (w, we: 1.24.75); E 2627 - E 2631 (w: 56.80); de waterleiding no.1 (legger B) genaamd Knokert aanvangende bij het gebied van Veghel grens van het kadastraal perceel rechter/linker-oever sectie E no.2609/2611 loopende door Kilsdonk en Lamelisdijk grens van het kadastraal perceel rechter/linker-oever sectie E no.2486/2426 langs den rechter/linker-oever gemeten lang 1144/1149 meter – deze waterleiding komt van de gemeente Veghel, den duiker van den Zuid-Willemsvaart, vervolgens vlietende door de Knokert, Kilsdonk en Lamelisdijk en zich ontlastende in de rivier de Aa
onder Dinther 1881 (NAA inv.nrs.402-403).
Een percelencomplex gelegen nabij de Kilsdonkse watermolen en ook op gebied van Veghel waar de naam ook voorkomt. Afgeleid van knoeck, knook. Knoeck wijst op de vorm van een perceel grond, een puntig stuk land (Hs 119); Het WNT geeft voor knook 1) enkel, 2) been, bot (WNT 4650); Cnocke (cnoc) van planten, knoop (Verwijs en Verdam 1637); Knoopkruid = korenbloem (Flora van Nederland 1100).
Dostları ilə paylaş: |