Onderwijsinnovatie in europa


Een overheid met vooral een stimulerende, faciliterende en kwaliteits­bevorderende rol



Yüklə 1,25 Mb.
səhifə25/124
tarix07.01.2022
ölçüsü1,25 Mb.
#90764
1   ...   21   22   23   24   25   26   27   28   ...   124

Een overheid met vooral een stimulerende, faciliterende en kwaliteits­bevorderende rol


De overheid kan op verschillende wijze kwaliteit en innovatie in het onderwijs bevorderen. Hoe dit dient te gebeuren hangt in grote mate af van de bestaande onderwijscultuur en regelgeving, die sterk van land tot land kan verschillen. In wat volgt bespreken we kort de mechanismen die gebruikt worden om innovatie te bevorderen vanuit de scholen zelf, de vermindering van de regelgeving en de wijzigingen in de systemen voor kwaliteitscontrole.
In meer en meer landen groeit het besef dat kwaliteit en innovatie in scholen best bevorderd wordt door een ruim kader te creëren en daarbinnen de onderwijsinstellingen de nodige vrijheid en ruimte te geven. In eerste instantie wordt die vrijheid gegund aan een beperkte selectie van “pilootscholen”, vaak met de bedoeling te leren van deze ervaring en nadien deze ruimte te veralgemenen naar het hele onderwijslandschap. In Duitsland is het expliciet de intentie om na een proefperiode met pilootprojecten, de innovatie zonder financiële steun in alle scholen in te voeren.
In de tien bestudeerde Europese landen vindt men werken met pilootprojecten belangrijk omdat het leidt tot goede-praktijkvoorbeelden die stimulerend werken bij het veralgemenen van innovaties. Ook op Europees vlak wordt het werken met goede-praktijkvoorbeelden bena­drukt42. De overheid laat vaak de initiatieven vanuit de scholen zelf groeien. In landen zoals Nederland, Denemarken, Duitsland en Oostenrijk kunnen scholen zich bij de overheid aanmelden om innovaties op te starten en kunnen daartoe steun krijgen.
De meeste landen kennen “officiële” pilootprojecten. Noorwegen noemt ze “demon­stra­tie­scho­len”. In Duitsland spreekt men van “modelscholen” (soms zelfs van “experimentele scho­len”). Engeland spreekt van Pathfinders, Beacon schools en Leading Edge Partnertships. Naast de pi­lootprojecten die in deze studie aan bod komen – en die vooral betrekking heb­ben op de the­matiek van Accent op Talent – bestaan er nog vele andere projecten op speci­fie­ke deel­ge­bie­den. Zo zijn er tal van initiatieven voor het bevorderen van het gebruik van ICT, initia­tie­ven voor het bevorderen van talen langs o.a. tweetalige scholen (bilingual schools), initiatieven voor het bevorderen van milieuopvoeding met groene scholen, initiatieven voor het bevor­deren van Europees burgerschap met Europa-Schulen in Duitsland, enz. Naast de “officiële” piloot­projecten zijn er ook projecten zonder officiële steun. IQEA in Engeland is een goed voorbeeld van een dergelijk project waarbinnen universiteiten en scholen samen werken aan kwaliteitsverbetering en dat gefinancierd wordt door de scholen zelf.
Sommige landen zetten elk jaar een reeks pilootprojecten op en dit op basis van prioriteiten. Dit is het geval voor Denemarken dat een echte traditie heeft van pilootprojecten in het be­roeps- en technisch onderwijs en geregeld ook prioriteiten vastlegt waarrond scholen wor­den uitgenodigd voorstellen in te dienen. Engeland heeft ook reeds een lange traditie aan pilootprojecten en een grote continuïteit in dergelijke initiatieven. De Beacon schools worden nu dus geïntegreerd in het nieuwe Leading Edge Partnerships. Deze zullen op hun beurt on­der­steund worden door andere initiatieven zoals het in april 2004 opgestarte “Building schools for the future”;
Alle landen hebben een duidelijke selectieprocedure van pilootscholen en gebruiken een ver­scheidenheid aan criteria voor de selectie. In Duitsland moeten scholen met projecten in het kader van de BLK of Bund - Länder Kommission een project indienen vanuit een cluster van scholen, zelfs over verschillende Länder heen. In Denemarken moeten projecten worden in­gediend door een groep scholen uit één bepaalde regio; dit houdt dus al een versprei­dingsmogelijkheid in zich. In alle landen zijn pilootprojecten beperkt in de tijd en in aantal scholen dat bij het project betrokken is. Dit hangt nauw samen met de beschikbare financiële middelen. De tijd kan variëren van één tot drie jaar. Soms is het langer zoals in Duitsland waar de duur van pilootprojecten 5 en uitzonderlijk tot 10 jaar kan zijn.
Nagenoeg altijd wordt er een of andere vorm van financiële steun gegeven. De toegekende bedragen verschillen zeer sterk, evenals de vorm waaronder de financiële middelen ter be­schikking worden gesteld (soms onder de vorm van een vrijgestelde leraar en/of ondersteu­nende en begeleidende hulp). In enkele uitzonderlijke gevallen is er geen financiële steun maar bevordert de deelname allen het imago van de school.
In de meeste gevallen is er een duidelijke ondersteuning van de pilootscholen door samen­wer­king met universitaire teams of gespecialiseerde diensten verantwoordelijk voor inno­vatie. In Duitsland worden alle projecten van de Länder en van de BLK, Bund Länder Kom­mis­sion begeleid door een universiteit. Deze universiteiten begeleiden alle projecten die in één­zelfde deelgebied werkzaam zijn. In Denemarken begeleidt DEL, the Danish Institute for Educational Training of Vocational Teachers, de scholen vanaf het prille begin van het project tot en met de evaluatie en de verspreiding van de resultaten.
In de meeste landen hebben de pilootscholen de plicht om een aquariumschool te zijn naar andere scholen toe, om zo de verspreiding van de resultaten van vernieuwing te opti­ma­liseren. Verantwoordelijken in verscheiden landen (waaronder Engeland, Schotland, Finland en Noorwegen) stellen dat het verspreiden van de vernieuwingen ook het belangrijkste pro­bleem of de belangrijkste uitdaging is. Het valoriseren van goede praktijk is geen eenvoudige zaak en vraagt een geëigende aanpak. In Zweden worden locale conferenties georganiseerd en werden er 50 locale ontmoetingsplaatsen opgestart waar informatie over vernieuwing kan worden verkregen en uitgewisseld. In Noorwegen krijgen de scholen extra financiële mid­de­len om een leraar vrij te stellen die zich specifiek met de aquariumfunctie bezig houdt en dus groepen leraars en directieleden uit andere scholen ontvangt en informeert. In enkele landen – vooral de Scandinavische – is een belangrijk selectiecriterium het feit dat de school bewijst haar vernieuwingsactiviteiten te kunnen documenteren om zo de resultaten gemakkelijker te kunnen verspreiden.
In alle gevallen dienen de scholen geregeld te rapporteren en nagenoeg altijd zijn deze ver­sla­gen beschikbaar op het Internet. De meeste landen maken op basis van deze verslagen al­ge­mene evaluatierapporten op, die eveneens op het Internet beschikbaar zijn. Sommige websites met pilootprojecten zijn uitermate gedetailleerd, zoals deze van de AXIS-Stichting in Nederland.
Evaluatie van pilootprojecten is meestal, maar niet altijd, in de ontwikkeling van de pi­loot­pro­jecten ingebouwd. Als de projecten begeleid worden door een universiteit of een on­der­zoeksinstelling dan is de evaluatie een deel van haar verantwoordelijkheid.

Uiteraard ontstaan vernieuwingen niet louter door het bevorderen van pilootprojecten. In de meeste landen bestaan gespecialiseerde, gefinancierd door de overheid, die bepaalde aspec­ten van onderwijsvernieuwing ter hart nemen. In Denemarken blijkt bijvoorbeeld DEL, het Danish Institute for Educational Training of Vocational Teachers, een heel belangrijke rol te spelen, zowel conceptueel als naar begeleiding van vernieuwingen. In Frankrijk zijn er de “Innovalo's”, die functioneren als begeleidingsdiensten voor vernieuwing in elk van de Fran­se académies (= een soort onderwijszone). In Zweden richtte de overheid in 2003 de National Agency for school Improvement op om een langdurige innovatie en verbetering van onderwijs te bevorderen en te begeleiden. Sommige van deze organisaties (waaronder de DVO (Dienst voor Onderwijsontwikkeling) in Vlaan­deren) hebben samen een Europese vereniging, CIDREE, opgericht (Consortium of Institutions for Development and Research in Education in Europe)43 om hun inspanningen en ervaringen te bundelen en te delen.


Een manier om de innovatie in het onderwijs te stimuleren – of zelfs überhaupt mogelijk te maken – is het verminderen van de complexiteit van de regelgeving en het verhogen van de autonome beslissingscapaciteit van scholen. Vele landen staan daarin veel verder dan Vlaan­deren, en hoeven daarom op dit gebied niet veel verder meer te gaan. Naar pilootprojecten toe blijkt een zekere regelluwheid (het toekennen van beperkte afwijkingen aan bestaande regelgeving) in enkele landen te worden toegepast, onder andere in Oostenrijk en in Duits­land in het kader van de Versuchschulen, Modellvorhaben of Schulversuch die verder in dit rap­port aan bod komen.
In Zweden werd tijdens de uitvoering van deze studie uitdrukkelijk verwezen naar een spe­ciaal comité dat werd opgericht en dat tot taak heeft de complexe onderwijswetgeving, die remmend blijkt te werken voor innovatie, te vereenvoudigen.
De overheid kan kwaliteit en innovatie ook bevorderen door ondersteuning te leveren voor kwaliteitszorg en de mechanismen van de kwaliteitsbewaking te veranderen. Hoger werd reeds gewezen op het toenemend belang van zelfevaluatie in scholen in de meeste Europese landen; in sommige landen is deze praktijk al goed ingeburgerd. In Schotland investeert de inspectie veel tijd en middelen in het bevorderen van goede zelfevaluatie door scholen. Het document "How to evaluate your school" is daar een goed praktijkvoorbeeld van. Duitsland heeft een specifiek pilootproject (met 13 subprojecten) rond kwaliteitsverbetering in scholen, QuiSS (Qualitätsverbesserung in Schulen und Schulsystemen). Zweden maakt werk van het uit­bouwen van een systeem van benchmarks (als element van kwaliteitsbewaking) voor scho­len die werken met leerlingen met specifieke moeilijkheden waarvoor ze meer indivi­due­le leerprogramma's aanbieden.
Op Europees vlak hebben de inspectie- en/of begeleidingsdiensten gezamenlijk een ver­eni­ging opgericht, SICI44, de Standing International Conference of the Inspectorates, die informatie en ervaringen bundelt en uitwisselt tussen de inspectie- en begeleidingsdiensten van 20 Europese landen. SICI produceert materialen en studies die door verschillende piloot­pro­jec­ten kunnen worden gebruikt. De recente publicatie van Eurydice “Evaluation of schools pro­viding compulsory education in Europe”45 bevat op het vlak van de evaluatie van onderwijs­systemen en van scholen ook boeiende informatie.


      1. Yüklə 1,25 Mb.

        Dostları ilə paylaş:
1   ...   21   22   23   24   25   26   27   28   ...   124




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©muhaz.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

gir | qeydiyyatdan keç
    Ana səhifə


yükləyin