dr. L.D. Derksen; dr. G.J. Buijs; dr. A.C.M. Roothaan; dr. S. Schaap; dr. A.M. Verbrugge; prof.dr. H.E.S. Woldring; dr. J.M. Halsema
studiepunten
6
periode
6
doel
Het verwerven van vaardigheid in het schriftelijk behandelen en uitwerken van een thema op het gebied van de filosofie van mens, politiek en cultuur.
inhoud
In overleg met één van de docenten wordt een onderwerp (probleemstelling, te behandelen literatuur, opzet, tijdsplanning) vastgesteld. Het onderwerp dient aan te sluiten bij een college en literatuurstudie in het domein.
toetsing
werkstuk
ongeveer 10.000 woorden.
voorkennis
De colleges en literatuurstudie(s) op het betreffende onderdeel van het domein.
naam
College, Domein III: Wijsgerige ethiek B: Ethiek en morele argumentatie
Kennis van en inzicht verkrijgt in verschillende meta-ethische visies op de rechtvaardiging van morele oordelen;
Eveneens van de belangrijkste normatief-ethische theorieën;
Kennis van en inzicht verkrijgt in de aard en de structuur van moreel argumenteren;
Leert zelfstandig een morele argumentatie te ontwikkelen over een praktisch vraagstuk.
inhoud
Morele argumentatie is een praktijk waarin men enerzijds zoekt naar een geldig en waar antwoord op de vraag wat in een gegeven situatie goed c.q. juist is om te doen en anderzijds een eenmaal 'gevonden' antwoord rechtvaardigt ten overstaan van anderen. Voorafgaande aan de inleiding en oefening in die praktijk krijg je een overzicht van de belangrijkste meta-ethische theorieën over de rechtvaardigbaarheid van morele oordelen en van de belangrijkste normatief-ethische theorieën (Aristoteles, Kant, Hume) over wat goed en juist is om te doen.
literatuur
Anne Thomson, Critical Reasoning in Ethics. A Practical Introduction, London/New York (Routledge) 1999. ISBN paperback 0-415-17185-7, aangevuld met enkele artikelen;
Aanbevolen:
James Rachels, The Elements of Moral Philosophy, Boston etc. (McGraw Hill College) 1999 (third edition) en reader;
Tom L. Beauchamp & James M. Childress, Principles of Biomedical Ethics, Oxford (Oxford University Press) 2001 (fifth edition);
Tom L. Beauchamp, Philosophical Ethics, Boston (McGraw-Hill Higher Education) 2001 (third edition)
toetsing
schriftelijk tentamen en werkstuk in de vorm van een morele argumentatie over een praktisch onderwerp.
Dit college wordt gegeven in het studiejaar 2007-2008.
doel
Inzicht geven in
de verschillende betekenissen van de vraag naar identiteit: als de vraag naar het wezenlijke van de mens, naar de karakterisering van een individu, de (re)identificatie van een individu;
de verhouding tussen identiteit en morele identiteit;
de verhouding tussen identiteit en integriteit.
inhoud
In de ethiek gaat het doorgaans om de vraag wat goed en juist handelen is, en wat een goed en waardevol leven is. In dit college staat echter niet de vraag naar de morele kwaliteit van handelingen centraal, maar de morele actor of het morele subject die/dat die handelingen verricht of moet verrichten. Mensen zijn niet 'van nature' moreel; er zijn ook amorele, immorele en moreel perverse mensen. Wat is echter een morele actor/moreel subject/morele persoon? Over welke vermogens en vaardigheden moet iemand kunnen beschikken om een moreel persoon te kunnen heten? Hoe (on)partijdig moet/mag een moreel persoon zijn? Welke plaats nemen morele waarden en principes in binnen iemands identiteit? Wat voegt (morele) integriteit toe aan een moreel persoon zijn? We bespreken zowel het werk van psychologen als Mead en Harré als dat van filosofen als Harry Frankfurt, Charles Taylor, Marya Schechtman en Bernard Williams.
literatuur
Teksten van bovengenoemde auteurs.
Aanbevolen:
Albert W. Musschenga, Wouter van Haaften, Ben Spiecker & Marc Slors (eds), Personal and Moral Identity, Dordrecht (Kluwer) 2002;
Bert Musschenga, Integriteit: eenheid en heelheid van de persoon, Utrecht (lemma) 2004;
Zie verder de studiehandleiding.
toetsing
Schriftelijk tentamen en werkstuk.
voorkennisvak
150007 : Inleiding wijsgerige ethiek
naam
College, Domein III: Wetenschapsfilosofie A: de wetenschappen: ontwikkeling, praktijk en kennis
code
155206
docent
dr. H.W. de Regt (kamer 13A-35, tel. (020) 59 86681, e-mail hw.de_regt@ph.vu.nl)
studiepunten
6
periode
4
doel
Deze cursus bouwt voort op het college Inleiding Wetenschapsfilosofie, en heeft als doel om verdieping en verbreding van je kennis en inzicht met betrekking tot filosofische vragen over de aard van wetenschap te bewerkstelligen. Daarbij gaan we eerst in op de praktijk en de historische ontwikkeling van wetenschap, terwijl in het tweede deel een aantal belangrijken filosofische interpretaties van structuur en inhoud van wetenschappelijke kennis aan de orde komen. Hoewel het accent op de natuurwetenschappen ligt, zal ook ruim aandacht besteed worden aan de filosofie van de menswetenschappen.
inhoud
De volgende onderwerpen komen achtereenvolgens aan de orde:
De filosofie van Popper, Kuhn en Lakatos;
Wetenschap als lokale praktijk;
Het wetenschappelijk experimenteren;
Realisme: epistemologisch en ontologisch;
Verklaren in natuur- en menswetenschappen;
Wetenschap, waarden en objectiviteit.
werkwijze
Gecombineerd werk- en hoorcollege. Per week zijn er 2x2 contacturen, en komen steeds twee verschillende perspectieven op het te behandelen onderwerp aan de orde. Voorafgaand aan ieder college moet je de bijbehorende literatuur bestuderen, en tijdens de colleges worden opdrachten over deze literatuur gegeven.
literatuur
Teksten van Kuhn, Popper, Laudan, Longino, Radder, Rouse, Salmon e.a. Zie voor volledige literatuurlijst de studiehandleiding op Blackboard.
toetsing
Schriftelijk tentamen over collegestof en literatuur.
voorkennisvak
150006 : Inleiding wetenschapsfilosofie
naam
College, domein III: Wetenschapsfilosofie B, verklaring en begrip in de wetenschappen
code
155207
docent
dr. H.W. de Regt (kamer 13A-35, tel. (020) 59 86681, e-mail hw.de_regt@ph.vu.nl)
studiepunten
6
periode
Dit college wordt gegeven in het studiejaar 2007-2008.
doel
In dit college maak je kennis met de belangrijkste posities die in het filosofisch debat omtrent wetenschappelijke verklaring worden ingenomen. Dit debat gaat over een centraal thema in de huidige wetenschapsfilosofie: de vraag naar criteria voor een goede wetenschappelijke verklaring. Je verwerft inzicht in de meest recente discussies op dit gebied, maar ook in de geschiedenis van het debat en de bredere filosofische context ervan.
inhoud
Het college begint met het klassieke model van wetenschappelijke verklaring, dat vanaf 1948 is ontwikkeld door Carl Hempel. Daarna bespreken we de kritiek die op deze opvatting gegeven is en de alternatieven die ervoor aangedragen zijn. Onder meer komen aan de orde:
het causale model (Salmon);
het unificatiemodel (Kitcher);
het pragmatische model (Van Fraassen).
Naast deze algemene modellen van wetenschappelijke verklaring zullen we ook aandacht besteden aan de vraag of in verschillende wetenschappen verschillende typen van verklaring gebruikt worden, in het bijzonder de vraag naar verklaring in de menswetenschappen.
werkwijze
Gecombineerd hoor- en werkcollege met veel ruimte voor discussie. Tijdens het college worden (voornamelijk primaire) teksten besproken, die je van tevoren bestudeerd moet hebben.
literatuur
Teksten van Hempel, Salmon, Friedman, Kitscher, Van Fraassen, De Regt en Dieks e.a. Zie voor volledige literatuurlijst de studiehandleiding.
toetsing
Mondeling tentamen naar aanleiding van een kort paper over een thema uit de te bestuderen literatuur.
voorkennisvak
150006 : Inleiding wetenschapsfilosofie
subject
College, Domein III: Filosofie van organisatie en management B: Approaches to Business Ethics
A discussion of the major approaches to business ethics.
content
Business ethics is a field between ethics and economics that must draw resources of both disciplines. The course will discuss major approaches to business ethics by Elaine Sternberg, Richard Salomon, Thomas Donaldson and others.
The course is held in English.
Dit college wordt gegeven in studiejaar 2007-2008.
doel
In het kader van de vraag naar de betekenis van filosofie voor vakdisciplines is het doel van de cursus het verwerven van inzicht in de betekenis van het 'realisme' (de opvatting dat de werkelijkheid onafhankelijk van het denken bestaat) voor het denken over organisaties en management.
inhoud
In het actuele management- en organisatiedenken speelt de filosofische positie van het realisme een belangrijke rol. Men wil zich met het realisme afzetten tegen dominante alternatieve posities zoals het sociaal constructivisme en het postmodernisme. Heeft het realisme uitzicht op succes?
De cursus wordt verdeeld in drie clusters: in een eerste cluster proberen we een beeld te krijgen van de invloed die het realisme heeft in het hedendaagse denken over management en organisatie; vervolgens is het de bedoeling een helder en duidelijk begrip van het realisme als een filosofische stroming te ontwikkelen; tenslotte zullen de grenzen en mogelijkheden van het realisme voor het denken over management en organisatie worden geëxploreerd.
werkwijze
Combinatie van hoor- en werkcollege. Bespreking van respectievelijk discussie over teksten en gemaakte opdrachten.
literatuur
Een reader komt samen met de studiehandleiding beschikbaar via Blackboard.
toetsing
Actieve deelname aan de bijeenkomsten; uitvoeren van opdrachten; huiswerktentamen.
naam
College, domein III: Ethiek in wetenschap als bedrijf
code
155406
docenten
dr. H. van Diest (kamer 13A-29, tel. (020) 59 86692, e-mail h.van_diest@ph.vu.nl); prof.dr. A.W. Musschenga (kamer 15A-40, tel. (020) 59 85672, e-mail aw.musschenga@ph.vu.nl); prof.dr. H. Radder (kamer 13A-32, tel. (020) 59 86689, e-mail h.radder@ph.vu.nl)
studiepunten
6
periode
5
doel
Het verwerven van kennis en inzicht ten aanzien van de 'ondernemende' universiteit, de invloed van commercie op wetenschappelijke kennis en methodes, en de verantwoordelijkheid en integriteit van wetenschappers in een kenniseconomie.
inhoud
In dit college wordt het wetenschapsbedrijf en de productie van wetenschappelijke kennis in een kenniseconomie geanalyseerd vanuit de perspectieven van de filosofie van organisatie en management, de wetenschapsfilosofie en de ethiek. Wanneer een universiteit gezien gaat worden als een bedrijf en wetenschappelijk onderzoek als een productieproces waarvan kennis het product is, dan zullen dit bedrijf en proces ook de bijbehorende karakteristieken van management, organisatie en onderneming gaan vertonen. De kernvragen van dit college zijn dan: welke karakteristieken zijn dit en hoe moeten we dit beoordelen? Vanuit de filosofie van management en organisatie dringt zich de vraag op naar de aard van de sociale verhoudingen en organisatie in een 'ondernemende' wetenschap. Centrale vragen vanuit de wetenschapsfilosofie zijn: zijn de bestaande filosofische opvattingen over wetenschappelijke kennis en de wetenschappelijke methode adequaat voor wetenschap in een bedrijfsmatige context? Hoe verhouden epistemische en maatschappelijk-economische normen zich in de context van een ondernemende wetenschap? Vanuit de ethiek wordt de vraag gesteld naar de integriteit en de verantwoordelijkheid van wetenschappers, bestuurders en adere betrokkenen bij een ondernemende wetenschap.
Het thema wordt behandeld aan de hand van actuele sociaalfilosofische, wetenschapsfilosofische en ethische teksten, waarin zowel pregnante voorbeelden als grondige filosofische analyses en evaluaties aan de orde komen.
literatuur
Een aantal centrale teksten over de problematiek. Zie verder de studiehandleiding.
toetsing
Actieve deelname aan de colleges; uitvoeren van opdrachten; een afsluitend paper over de collegestof.
voorkennis
De inleidende onderdelen in de wetenschapsfilosofie (150006) en de ethiek (150007).
dit college wordt gegeven in het studiejaar 2007-2008.
doel
Inzicht krijgen in het proces van modernisering en in de wederzijdse beïnvloeding tussen modernisering en economie, modernisering en wetenschap en modernisering en ethiek.
inhoud
Max Weber en vele denkers na hem zien rationalisering en de functionele differentiatie van de samenleving in verschillende 'eigenwettelijke' maatschappelijke sferen als belangrijkste ontwikkelingen binnen het proces van modernisering. Denkers als Anthony Giddens en Ulrich Beck breiden de moderniseringstheorie uit met hun begrip van 'reflexive modernisation'. Bij Weber is rationalisering ook het dominant worden van een bepaald type, de instrumentele rationaliteit. Na enkele inleidende colleges over modernisering en haar deelprocessen komen de volgende vragen aan de orde. Hoe verhouden zicht de rationaliteiten van de sferen van het economische, wetenschappelijke en sociale handelen? Wat is de rol van wetenschap en techniek bij de modernisering? Wat is de invloed van de modernisering op wetenschap en techniek? Zijn we wel ooit modern geweest? Wat is de rol van economie en bedrijfsleven bij de modernisering? Wat is de invloed van de modernisering op economie en bedrijfsleven? Moet de modernisering van de samenleving ook tot modernisering van de moraal leiden? Welke ethische theorie past daarbij?
literatuur
Teksten van Beck, Giddens, Habermas, Latour, Weber, Radder.