drs. J. Linssen (e-mail j.linssen@phil.kun.nl); dr. H. van Diest (kamer 13A-29, tel. (020) 59 86692, e-mail h.van_diest@ph.vu.nl)
studiepunten
6
doel
Inzicht in de fundamentele aspecten van samenwerking binnen organisaties. Om effectief te kunnen zijn is het nodig dat bedrijven en andere organisatie zich ervan vergewissen dat individuen hun handelingen coördineren, onder andere door middel van gezamenlijke projecten, gemeenschappelijk begrip en kennis. Het komt echter zelden voor dat organisaties systematisch reflecteren op de aard van deze coördinatie of op de sociale mogelijkheidsvoorwaarden ervan. Het doel van deze cursus is om dit juist wel te doen, waarbij de reflectie wordt ondersteund door onderzoek binnen de sociale epistemologie, taalfilosofie, handelingstheorie, psychologie van het morele, filosofie van sociale praktijken en organisatietheorie.
inhoud
In deze cursus wordt in het bijzonder aandacht gegeven aan vier aspecten van de handelingscoördinatie:
Het perspectief van de individuele acteur binnen organisaties (vaak vergeten in management en organisatietheorie;
De niet elemineerbare contingentie, onderbepaaldheid en dus improvisatie in handelingscoördinatie;
Het probleem van de onvoorziene neveneffecten (de grenzen van de intentionaliteit en gestuurde coördinatie; en
De relatie tussen de individuele capaciteiten nodig voor handelingscoördinatie (communicative vaardigheden, motiverende kracht, karaktereigenschappen, vermogen om meerdere rollen te integreren) en de sociale/culturele/institutionele mogelijkheidsvoorwaarden voor coöordinatie (o.a. communicatie-patronen, bedrijfscultuur, vertrouwen -- maar ook de culturele determinanten van de "relevantie" van kennis en van wat "geldige redenen" wordt beschouwd.
Deze thema's worden ingeleid door de docenten tijdens de eerste bijeenkomst en in de volgende verder ontwikkeld.
werkwijze
Combinatie van hoorcollege en werkcollege. Colleges: donderdagavond, 19-22uur, tweede semester, 3e periode. Locatie UU
literatuur
(tekstenbundel): teksten van diversen auteurs, vanuit zowel de organisatietheorie als ook de wijsbegeerte, en zowel de analytische als de continentale filosofische tradities.
toetsing
De toetsing betreft:
eindwerkstuk (circa 2000 worden), waarin de stelling paper wordt verder uitgewerkt, deels op basis van de feedback tijdens het presenteren (2/3 van de eindcijfer);
tentamen (1/3 van de eindcijfer), mogelijkerwijze in twee kleine tentamen verdeeld (een peer helft van de cursus). Zonder een voldoend voor de tentamen wordt de cursus niet gehaald.
naam
Cursus C: Ethiek in Economie en Bedrijf (EEB)
code
164002
docenten
mr.drs. R.J.G. Claassen (e-mail rutger.claassen@phil.uu.nl); dr. M. Becker (e-mail m.becker@phil.ru.nl)
studiepunten
6
periode
zie rooster achterin deze gids.
doel
Inzicht in de samenhang van ethiek & economie en ethiek & bedrijf vanuit de perspectief van verschillende ethische theorieën.
inhoud
In het eerste deel van de cursus staat de bedrijfsethiek centraal. Daarbij worden de volgende onderwerpen behandeld: inleiding in normatieve theorieën van bedrijfsethiek (o.a. stakeholderstheorie), een excursie naar de betekenis van het concept verantwoordelijkheid, en tenslotte vraagstukken van integriteit en organisatiecultuur. De tweede helft van de cursus zal besteed worden aan het thema `ethiek en economie¿. Na een introductie in de economische ethiek komen aan bod de homo economicus, de relatie tussen morele verplichting en economie in verschillende normatieve theorieën en de morele grenzen aan de markt.
Leerdoel is dat de student kan beoordelen hoe door verschillende ethische theorieën over economisch relevante vragen gedacht wordt, en dat hij/zij centrale morele en maatschappelijke kwesties in verband met de rol van bedrijven tegen de achtergrond van ethische theorieën kan plaatsen.
werkwijze
combinatie van hoor- en werkcollege, discussie en casusbesprekingen. Colleges: woensdagavond 19.00-22.00, eerste semester, eerste periode, locatie UU.
literatuur
reader met teksten uit de economische ethiek en de bedrijfsethiek.
toetsing
deelnemers schrijven een paper over een onderwerp uit de cursus naar keuze.
naam
Cursus E: Wijsgerige lezing van klassieke teksten op het gebied van M&O
code
164004
docenten
dr. F. Schipper (kamer 13A-32, tel. (020) 59 86689, e-mail f.schipper@ph.vu.nl); dr. B. Kee (kamer 13A-29, tel. (020) 59 86692, e-mail b.kee@ph.vu.nl)
studiepunten
6
doel
Fundamenteel inzicht in de geschiedenis van het denken over M&O, alsmede vaardigheid in wijsgerige lezing van niet-filosofische teksten.
inhoud
Het op filosofische wijze lezen van klassieke teksten uit de management en organisatieliteratuur. Een tekst is klassiek wanneer deze bepalend is geweest voor het veld M&O en nog steeds te denken geeft. De filosofische wijze van lezen richt zich o.a. op het verkennen van:
de manier waarop de onderwerpen worden gethematiseerd;
de kernbegrippen die worden gebruikt;
de kenmerkende demarcaties waarop de tekst is gebaseerd;
het soort van kennis dat wordt gezocht;
de verhouding van theorie en praktijk;
de plaats van management in de samenleving.
Bij dit alles gaat het uiteindelijk om inzicht in en, zo mogelijk, evaluatie van de uitgangspunten waarop de betreffende tekst is gebaseerd.
werkwijze
Per bijeenkomst staat een tekst centraal. Iedere deelnemer bereidt zich goed voor d.m.v. het schrijven een kort werkstuk (memo). Deze worden uiterlijk een dag voor de bijeenkomst naar de docenten ge-emailed. Een of twee deelnemers houden een presentatie. Daarna volgt bespreking. Per bijeenkomst wordt er een verslag gemaakt. Per maand is er een bijeenkomst gedurende het gehele jaar. Vier dinsdagavonden 19.00u-22.00u per semester.
literatuur
Er zullen in ieder geval teksten worden besproken uit de reeks van de volgende auteurs:
Taylor, Weber, Fayol, Mayo, Barnard, Ford, Parker Follett, Vickers, Simon, Selznick, Drucker, Mintzberg.
Daarnaast is er ondersteunende secundaire literatuur over de geschiedenis van het management-en organisatiedenken
toetsing
Omvat de volgende aspekten:
de per bijeenkomst gemaakte memo's. Deze worden door de docent van commentaar voorzien en beoordeeld;
de presentatie.
naam
Cursus F: Methodieken van filosoferen in de praktijk
code
164005
docent
drs. E. Boers (e-mail hetnieuwetrivium@wxs.nl)
studiepunten
6
periode
Woensdagavond van 19.00u.- 22.00u, eerste semester, tweede periode, locatie VU.
doel
Het leren werken met enkele methodieken van filosoferen in de organisatiepraktijk.
inhoud
Aan de hand van het boek 'Vrije Ruimte, filosoferen in organisaties', en met name de praktijkwijzers in het laatste hoofdstuk, zullen de deelnemers vertrouwd raken met verschillende manieren om wijsgerige gesprekken te begeleiden in organisaties. Tussen de bijeenkomsten door worden de deelnemers geacht de geïntroduceerde methodieken met collega-studenten te oefenen.
literatuur
Iedere deelnemer dient in het bezit te zijn van het handboek:
Vrije Ruimte, filosoferen in organisaties, Jos Kessels, Erik Boers, Pieter Mostert (Boom, Amsterdam, 2002, ISBN 90 5352827 X).
Als achtergrondliteratuur wordt iedereen verondersteld bekend te zijn met:
Pierre Hadot: Filosofie als een manier van leven (Ambo, Amsterdam, 2003, ISBN 90 263 1822 7);
Otto Duintjer: Onuitputtelijk is de waarheid (Damon, Budel, 2002, ISBN 90 5573 285 0);
Wierdsma en Swieringa: Lerend organiseren; als meer van hetzelfde niet helpt (Tweede druk, Stenfert Kroese, Groningen, 2002, ISBN 90 207 3099 1).
toetsing
In het eindgesprek wordt elke deelnemer beoordeeld op:
de aanwezigheid tijdens de bijeenkomsten;
het uitvoeren van de opdrachten tijdens en tussen de bijeenkomsten;
Vanwege de actieve werkwijze en onderlinge wisselwerking is een minimum van acht deelnemers vereist.
naam
Literatuurstudie Wetenschapsfilosofie van een wetenschapsgebied
code
165000
coördinator
dr. H.W. de Regt (Docent is afhankelijk van de gekozen specialisatie.)
studiepunten
6
periode
5
doel
Het verdiepen en verbreden van kennis en inzicht aangaande de filosofische thema's die in de colleges aan de orde geweest zijn.
inhoud
In overleg met de docent en in aansluiting op de varianten en het gevolgde programma van de student kan gekozen worden uit een aantal literatuurpakketten. Neem daarover contact op met bovengenoemde coördinator.
literatuur
Literatuurpakketten afhankelijk van het thema binnen de variant.
naam
Werkstuk Wetenschapsfilosofie van een wetenschapsgebied
code
165001
coördinator
dr. H.W. de Regt (Docent is afhankelijk van de gekozen specialisatie.)
studiepunten
3
periode
6
doel
Het verwerven van vaardigheid in het schriftelijk behandelen en uitwerken van een thema op het gebied van de wetenschapsfilosofie van een wetenschapsgebied.
inhoud
In overleg met de coördinator wordt een onderwerp (probleemstelling, te behandelen literatuur, opzet, tijdsplanning) vastgesteld. Het onderwerp dient aan te sluiten bij het wetenschapsgebied van de student.
toetsing
werkstuk ongeveer 10.000 woorden.
naam
Literatuurstudie Wijsbegeerte van een wetenschapsgebied
code
165002
coördinator
dr. E. Koster (Docent is afhankelijk van de gekozen specialisatie.)
studiepunten
15
periode
2, 3 en 4
doel
Het op masterniveau verdiepen en verbreden van kennis en inzicht aangaande de filosofische thema's die in de colleges aan de orde zijn geweest, met oog op de specialisatierichting en scriptie.
inhoud
In overleg met de docent en in aansluiting op de belangstelling en het gevolgde programma van de student kan gekozen worden uit een aantal literatuurpakketten.
literatuur
Literatuurpakketten over specifieke thema's zijn verkrijgbaar bij de docenten.
naam
Scriptie Wijsbegeerte van een wetenschapsgebied
code
165003
coördinator
dr. E. Koster (Scriptiebegeleider is afhankelijk van de gekozen specialisatie.)
studiepunten
24
periode
4, 5 en 6
doel
De student leert zelfstandig filosofisch onderzoek te verrichten in relatie tot de vakwetenschap en kan dit onderzoek schriftelijk en mondeling presenteren en verdedigen.
inhoud
In overleg met de scriptiebegeleider en in aansluiting bij de literatuurstudie wordt een onderwerp vastgesteld.
literatuur
Afhankelijk van de keuze van het scriptie-onderwerp.
toetsing
scriptie en mondeling examen.
naam
WWG I: Capita selecta taalfilosofie: Denken over taal: van Aristoteles naar Ricoeur, Grice and Davidson
code
165004
docent
prof.dr. W.R. de Jong (kamer 13A-37, tel. (020) 59 86682, e-mail wr.de_jong@ph.vu.nl)
studiepunten
6
periode
1
doel
Inzicht in belangrijke benaderingen, opvattingen en onderscheidingen die naar voren komen in het hedendaagse denken over taal en taalgebruik. De rol van woorden (namen), zinnen en teksten. Taal als systeem en het onderscheid tussen syntaxix, semantiek en pragmatiek. Noties als betekenis, verwijzing en representatie. Het inzicht dat deze onderscheidingen, noties en theorieën niet los staan van oudere opvattingen over taal als representatie die o.a. tot op Aristoteles teruggaan.
inhoud
Na een korte kennismaking met het Aristotelische taalmodel en de scholastieke leer van de triplex oratio wordt iets meer uitvoerig stilgestaan bij enkele vroeg-moderne benaderingen van taal als representatie (Port-Royal, Locke). De hoofdmoot van dit college vormt evenwel een bespreking van hedendaagse opvattingen over taal en taalgebruik. De aandacht gaat uit naar enerzijds Ricoeur die in een vooral hermeneutische benadering de notie van tekst centraal stelt en anderzijds de analytisch georiënteerde taalfilosofie. Ter voorbereiding op de bespreking van een aantal opstellen van Ricoeur wordt enige aandacht gegeven aan de ideeën van Ferdinand de Saussure (de vader van de structuralistische linguïstiek) en de opvattingen van Roman Jakobson over de uiteenlopende functies van taal.
Voor wat betreft de analytische taalfilosofie komen aan de orde Austin's taaldadentheorie, Searle's opvattingen over betekenis, verwijzing en taalgebruik, Grice over conversationele implicaturen en tenslotte Davidson over metaforen.
toetsing
Mondeling tentamen over verplichte literatuur en collegestof en een paper op masterniveau.
In het debat rond de multiculturele samenleving wordt regelmatig gesproken over de waardigheid van het individu als één van de centrale waarden van het Westen. Daarbij gaat men er nog al eens vanuit dat het om een eenduidige en onproblematische waarde zou gaan die wij sinds de Verlichting aanhangen. Dat is een misvatting. Het idee van het 'zelf' is veel ouder dan de Verlichting en heeft uitdrukkelijk een religieuze herkomst. Bovendien is zij allerminst problematisch, zeker wanneer zij absoluut wordt gesteld en losraakt van haar religieuze en culturele achtergrond. Op het college zal je in deze problematiek worden ingeleid aan de hand van het boek Sources of the Selfvan Charles Taylor, dat inmiddel een klassieker is geworden met betrekking tot deze problematiek.
Enerzijds ziet Taylor kansen in de opkomende subjectiviteit van de moderniteit, anderzijds wijst hij uitdrukkelijk op de gevaren en keerzijden daarvan. Het is de bedoeling dat je Sources of the Self in zijn geheel leest en in ieder geval de onderwerpen die op college worden behandeld goed kent. Studenten moeten verslagen maken van het college die tevens gebruikt worden als onderdeel van de tentamenstof.
inhoud
'Wie zijn wij?' Deze vraag naar onszelf - wij post- of transmoderne westerlingen - vormt de leiddraad van dit domeincollege. Uitgaande van de vraag zullen we ons richten op Charles Taylors Sources of the Self waarin hij een fascinerende interpretatie geeft van de moderniteit en de ontwikkeling van de subjectiviteit daarbinnen. Het blijft niettemin de vraag in hoeverre Taylors duiding ver genoeg gaat of dat er in zijn werk iets ongedacht is gebleven. Wij zullen ons daarbij concentreren op de vraag wat voor begrip van geschiedenis Taylor (impliciet) hanteert in zijn doordenking van de moderniteit, om van daaruit licht te werpen op zijn ambivalente verhouding daartoe.
Gezien de omvang van Sources of the Self is het niet mogelijk de gehele tekst op het college door te nemen. Niettemin zal een aanzienklijk deel van de tekst integraal worden behandeld in de vorm van een hoorcollege. Daarbij zal de tekst niet alleen toegelicht, maar ook bekritiseerd worden vanuit de genoemde vraagstelling. De belangrijkste thema's van het boek zullen aan de orde worden gesteld zoals Taylors opvatting van de identiteit van het zelf van de moderniteit, de affirmatie van de alledaagsheid en de innerlijke conflicten van de moderniteit. Bij de (kritische) bespreking van Taylors analyses zal worden teruggegrepen op denkers als Plato, Aristoteles en Hegel. Als achtergrondliteratuur voor mijn eigen positie gebruik ik op het college voornamelijk Tijd van Onbehagen, waarnaar regelmatig zal worden teruggverwezen.
literatuur
Charles Taylor, Sources of the Self, Harvard University;
Achtergrond: Ad Verbrugge, Tijd van onbehagen, Sun 2004.
toetsing
Schriftelijk tentamen. Voorwaarde voor het tentamen is een goedgekeurd protocol.